Het begin van de eeuwige vreugde
Catechismusprediking van Ds. J.W. Tunderman (1904-1942)
 

ZONDAG 49: DE DERDE BEDE

1 Johannes 2:12-17

12 Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns naams wil. 13 Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen. Ik heb u geschreven, kinderen, want gij kent de Vader. 14 Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk en het woord Gods blijft in u en gij hebt de boze overwonnen. 15 Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. 16 Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. 17 En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.
 

Zondag 49
Wat is de derde bede?
Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
Dat wil zeggen:
Geef dat wij en alle mensen onze eigen wil verloochenen en uw wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn, zodat een ieder zijn taak waartoe hij geroepen is, even gewillig en trouw vervult als de engelen in de hemel doen. 


 

De preek van Ds. J.W. Tunderman over zondag 49

Nu wij belijdenis doen van de inhoud van de derde bede, worden wij gesteld tegenover de soevereiniteit van God.

Naar Zijn wil, dit is naar Zijn soeverein welbehagen, heeft God de hemel en de aarde geschapen. En Hij schiep ons naar Zijn beeld en gelijkenis. In die schepping naar het beeld Gods ligt ook opgesloten, dat God ons een eigenwil heeft geschonken, dat Hij een eigenwil in ons schiep. In die wil schonk God ons een zekere macht. Met de macht van onze wil zijn wij geroepen Hem te dienen.

Zo heeft God aan ieder mens een eigenwil geschonken. Maar God heeft die menselijke wil zo geschapen, dat hij niet in staat is op zichzelf te staan als iets helemaal onafhankelijks. Ik moet mij met de hele wilsmacht van mijn leven stellen onder de macht en de soevereiniteit van God. Dat zijn de grondbeginselen voor het wilsleven van de mensen. Aan die grondbeginselen, waarover ik straks verder spreken zal, kan door geen mens worden getornd.

Het verderf van de zonde openbaart zich ook hierin, dat men die grondbeginselen, die geen mens uit de voegen lichten kan, telkens weer opnieuw ontkent en tegenspreekt. Dat gebeurt, wanneer de eigenwil van de mens wordt gezien als iets dat gerechtigd is tot een zekere eigenmachtigheid. Dat is de valse soevereiniteitswaan van het individualisme. Waar dit hoogtij viert daar stelt ieder mens zich voor als een God. Daar is geen einde aan het eigenmachtig optreden, het doordrijven van eigenwil en het doen gelden van een soevereiniteitswaan. Het op de voorgrond zetten van de eigenwil van de mensen eindigt steeds in een halve of een hele chaos. Het gezinsleven wordt dan van zijn vastheid beroofd, de staat wordt een los verband zonder kracht, er is geen gezag meer in de sociale verhoudingen. Het gehele leven wordt een strijdspel van tegenstrijdige wilsmachten.

Tegenover deze bandeloosheid richt zich telkens een reactie. De grondbeginselen van God kunnen nooit te niet worden gedaan. Zo sterk als eerst verkondigd werd, dat de eigenwil van de mens als volkomen vrij moet worden beschouwd en dat iedereen soevereine rechten op zelfbeschikking heeft uit te oefenen, zo krachtig predikt men na de ondervonden teleurstelling en de gebondenheid en de beperktheid van de menselijken wil. Die wil wordt dan niet langer gezien als iets, dat vrij is in zichzelf en soevereine rechten kan laten gelden.

Tegenover de ongebondenheid van de eigenwil wordt dan de bovenpersoonlijke wil van de totaliteit gezet. De wil van het volk of van de staat heet dan soeverein of men kiest een van de andere verbanden, waarin het menselijk leven zich uitdrukt. De enige wil die dan u en mij nog gelaten wordt is de wil om zich geheel te stellen onder de wil van dat hogere verband, om zich aan die bovenpersoonlijke soevereiniteit over te geven en zich ter beschikking te stellen. Die overgave draagt steeds het karakter van een geloofsdaad. Men kan zich daaraan slechts overgeven zoals een schepsel zich aan de Schepper overgeeft.

Met deze soevereiniteitsopvatting zal de kerk het in de toekomst steeds meer te stellen krijgen. Natuurlijk, je moet je er helemaal op instellen, dat wij straks weer een eeuw van het individualisme krijgen. Maar de Bijbel zegt, dat aan die andere richting ten slotte de overwinning in de geschiedenis zal zijn. In de dagen die onmiddellijk aan de wederkomst van Christus voorafgaan, zal er zo'n allesopeisend machtsverband zijn, dat zichzelf soeverein stelt en geloof eist. Dat machtsverband wordt in de Bijbel Babel genoemd en de wil van Babel zal vlees en bloed aannemen in de figuur van de antichrist.

De Catechismus stelt hiertegenover, dat wij onze eigenwil verloochenen moeten. Natuurlijk, in die beide stromingen, waarover ik met u sprak, zit de eigenwil op de troon. Eigenwillig en eigenmachtig is de soevereiniteitswaan van die ene, afzonderlijke mens. Maar even eigenwillig en eigenmachtig is de mens, die zich aan een hogere wilsmacht overgeeft en de vereiste houding van geloofsgehoorzaamheid aanneemt.

Die eigenwil openbaart zich niet slechts in de genoemde twee richtingen, die de geschiedenis beheersen. Die eigenwil is een macht in het leven van ieder mens. Hij doet zich ook gelden in het leven van de gelovigen. Dat is onze wil door de zonde geworden: eigenwil, triomferend in de eigenmachtigheid.

Die eigenwil is volkomen boos en verdorven door de zonde. Daarvan zegt Paulus in de brief aan de Romeinen beschamende woorden. En het hele getuigenis van de Bijbel veroordeelt de eigenwil, zoals die ook in ons leven overgebleven is, richting geeft aan onze woorden, onze gedachten in bepaalde banen leidt en onze stemmingen beheerst. Telkens als wij in zonden vallen is het de eigenwil, die daarin triomfeert. En telkens hebben wij lust in een dergelijk triomferen.

Die eigenwil moet worden verloochent, opdat wij alleen de wil van God zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn. Ik denk hier weer aan Gods grondbeginsel voor het willen van de mensen. Niet de eigenwil is onze zonde, want God schiep die wil in ons. Maar die wil is bestemd om zich helemaal te stellen onder de soevereine wil van God. Ik moet helemaal met de macht van mijn leven de macht van de Here dienen en die macht is vrijmacht, volkomen soeverein welbehagen, de wil van de Schepper over het geschapene. De zonde nu is hierin gelegen, dat onze eigenwil zich laat gelden tegen Gods wil in en in de plaats van Gods wil. Die verdorven richting van de eigenwil moet worden verlocchent. Ik moet mijn wil helemaal stellen onder de wil van God. En dat is slechts mogelijk in het geloof.

De vraag kan worden gesteld hoe het voor ons mogelijk is de wil Gods te kennen. De wil van Gods, waarvan hier sprake is, is niet Zijn, voor ons ten dele, nog verborgen raad. De Raad van de Here is Zijn eeuwig voornemen. Dat voornemen is ons ten dele bekend. Wij weten nu wat Gods raad inhield voorzover deze nu reeds vervuld werd. Wanneer wij bidden: Uw wil geschiede dan denken wij niet aan de raad van de Here. Daar hoeft niet om gebeden te worden. Want de raad van de Here bestaat al eeuwig.

De wil van de Here, waarvan hier sprake is, is Zijn geopenbaarde Schepperswil. Die openbaring komt tot ons in de werken van Zijn handen en in de Bijbel. Door de zonde is de werkopenbaring van God, die we steeds de algemene openbaring noemen, voor ons niet meer te verstaan, tenzij wij verlicht worden door het Woord van God in de Bijbel.

De Bijbel spreekt slechts met weinig woorden van de wil van de mensen. Machtig spreekt de Bijbel over de wil van God. Die spreekt ons op elke bladzijde tegen. Overal waar Gods machtige soevereiniteit wordt bekend gemaakt, daar worden wij voor de wil Gods gesteld en dat is in alles wat Hij doet en zegt. God spreekt in iedere letter van de Bijbel als de volstrekt-Soevereine, bij Wie de volkeren geacht zijn als een druppel aan de emmer en als een stofje aan de weegschaal.

Die soevereiniteit van God treedt ons ook tegemoet in het Evangelie over de komst en het werk van Jezus Christus. Als ergens Gods volstrekte soevereiniteit geopenbaard is, dan is dat wel in het leven en sterven van onze Here Jezus. Hij heeft de wil van de Vader volbracht. Hij heeft in Gethsemané zich worstelend op de grond uitgestrekt om Gods wil te verstaan en te volbrengen. Eindeloos heeft Jezus Zich voor de Vader vernederd, Zich volkomen weggeworpen en geofferd. In Christus, Die worstelend Zich in Gethsemané overgeeft, kun je zien hoe hoog God verheven is boven de mensen. Daarin heeft Jezus ons een voorbeeld nagelaten. Hij is in Zijn bukken Zelf ons een voorbeeld geworden.

En dan openbaart God Zijn vrijmachtig welbehagen in het gebod, dat Hij ons doet prediken. De hele Bijbel is een uitdrukking van de Gods wil, ook daar waar niet uitdrukkelijk van Gods wil wordt gesproken. Want de Bijbel heeft over heel ons leven gezag en woord voor woord eist zij van ons geloof. Daarom kunnen wij ons onder Gods wil stellen, als wij ons onder het Woord stellen. God heeft in de Bijbel ons ook geopenbaard Zijn medelijden met onze zwakheden. Hij wijst ons als met de vinger de weg van Zijn welbehagen aan.

Niet dat wij voor elk geval Gods wil als het ware kant en klaar uit de Bijbel kunnen afleiden. Dat blijkt wel uit de Bijbel zelf. Paulus zegt, dat wij mogen erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene. Wij moeten graven in de Bijbel om de Gods wil te kennen. Het heeft Hem niet behaagd om ons de Bijbel als een wetboek in de hand te geven. Maar het is Gods wil, dat wij worstelend Zijn wil zoeken te verstaan. Daarom leert Hij ons ook het gebed: verberg uw geboden voor mij niet.

Maar voor wie zich geoefend hebben in de kennis van de waarheid is de Bijbel als een stem, die zonder ophouden tot hen spreekt: dit is de weg, wandelt daarin.

Om dit verstaan van de wil Gods uit de Bijbel bidden wij ook in deze derde bede. Het is een vragen leid mij in Uw waarheid, leer ijverig mij Uw wet betrachten. Op dit gebed geeft God hierin de verhoring, dat wij Hem zoeken bij dag en bij nacht.

Daaraan moet nog iets anders worden toegevoegd. Ik zei al, dat de Bijbel niet een wetboek is waaruit wij zonder moeite de wet van de Here kunnen afleiden. Je staat telkens voor de vraag wat de wil van de Here is. En de Bijbel geeft ons daarop niet steeds een rechtstreeks antwoord. Want de Bijbel leert ons ook, dat wij ook moeten wij ook Gods wil moeten leren kennen Zijn algemene openbaring. Zonder de Bijbel is die algemene openbaring een gesloten boek. Maar door de Bijbel verlicht gaat ook de door de zonde zo verduisterde wereld voor ons lichten. zodat wij de wil Gods leren kennen uit de geschapen werkelijkheid om ons heen.

In de moeilijkheden, die in onze kring de laatste jaren in toenemende mate ondervonden werden en door de huidige omstandigheden nog groter geworden zijn, wil God ons beter leren verstaan hoe wij Zijn wil leren kennen. Om voortgaande verlichting bidden wij ook hier: verberg Uw geboden voor mij niet. Doe ons toch Uw wil kennen.

Als wij voor de moeiten maar niet terugschrikken dan zal God ons nog veel meer licht doen opgaan en dan zullen wij Zijn wil beter leren kennen. Misschien zal het bij voortgaand onderzoek duidelijk worden, dat het kennen van Gods wil iets moeilijker is dan we ons wel eens hebben voorgesteld.

Daarover moet je je toch niet verbazen. Wij moeten onze eigenwil verloochenen, maar dat heeft niets te maken met het doden van eigenwil. Dat is niet Christelijk, maar boeddhistisch. In onze dagen zijn er mensen, die heel dicht bij het boeddhisme staan, mensen die het Christelijk geloof lasteren, zeggende, dat het Christendom zo iets als het doden van de eigenwil zou leren.

Dit wordt door de Bijbel niet geleerd. Niet omdat dit onwaardig zou zijn voor de mens, maar omdat dit onwaardig is voor de Schepper. Hij heeft ons een eigenwil geschonken, niet om die te doden, want ook geestelijke zelfmoord is een gruwel voor God.

Ik begon te zeggen, dat God dit grondbeginsel voor het wilsleven van de mensen gezet heeft, dat onze wil een eigenwil is en dat wij in die wil van God een zekere macht hebben ontvangen. Nu, die eigenwil moet onder de wil Gods worden gesteld en met mijn macht moet ik de macht van de Here dienen en verheerlijken. Deze volkomen onderwerping van geheel mijn wil aan de soevereiniteit van God, zoals die ons geopenbaard is, is niet een doden van de wil, maar een opvoeren van die wil tot een hoogte, waarvan degenen, die tegenwoordig het Christelijk geloof willen bestrijden, geen begrip hebben.

De zonde moet overwonnen worden, maar de wil moet niet worden beknot. Ons vlees moet wel worden gesnoeid, de kwade ranken moeten er worden uitgesneden, maar ons mens-zijn wordt niet verwoest. God eist van ons niet een willoos overgeven van ons leven aan de wil van God. Maar onze wil moet met de wil van de Vader worden verenigd. Ik moet zelf zeer beslist willen wat God wil. Mijn wil moet aan de wil van de Here gelijkvormig worden. In mijn wilsleven moet het evenbeeld van Christus worden hersteld. Gelijk Hij koninklijk-willend Zich in Gethsemané stelde onder de wil van de Vader, zo moet het ook in ons leven komen tot dat koninklijk met God meewillen. Daaronder wordt jouw wil niet gebroken, maar hersteld. Genade doet de natuur niet te niet, maar betekent juist de redding van de natuur. Zo komt Gods genade ons leven niet slopen. Er moet wel heel wat worden afgebroken. Wij moeten onze eigenwil verloochenen, dit is de valse richting, die ons willen oorspronkelijk ad door de zonde, nu helemaal overwinnen door de Heilige Geest. Zo moet je heel wat afbreken. Maar dan bouwen als Gods medearbeiders, dan positief bezig zijn om met heel de macht van uw leven u te stellen in dienst van Jezus Christus.

Zo is de wil van God voor ons niet iets vreemds, maar door het geloof wordt die wil u eigen, zodat die wil uw wil helemaal opvoert en leidt. Je hebt nog nooit zo sterk gewild dan nadat uw wil uit de boeien van de zonde werd losgemaakt. Zo zullen er ook straks in de hemel geen uitgebluste zielen voor God verschijnen. Daar zal het willen juist opvlammen tot een nooit gekende en nooit-vermoede helderheid en glans. Daar zal het zijn als een stem van vele wateren. De minste op de nieuwe aarde zal duizendmaal energieker willen dan de grootste wilsheld, die buiten Jezus Christus met een armzalige mensenwil tentoongesteld heeft.

Zo weten wij van onze roeping om onze wil helemaal te stellen onder Gods wil. Christus leert ons bidden om de voortgang van Gods werk in dit opzicht. Daarom kunnen wij bidden, wij wilszwakken, wilsverdorvenen, omdat Christus in Gethsemané ons niet alleen een voorbeeld heeft nagelaten, maar in Zijn eindeloze gehoorzaamheid de schuld heeft verzoend en onze wilsrebellie zowel als onze wilszwakheid voor Gods aangezicht heeft bedekt. In Hem hebben wij het volkomen herstel van onze wil. Want Hij voert onze wil, vernieuwd en geheiligd, tot de wil van de Vader op.

Zo bidden wij dan, dat een ieder zijn taak, waartoe hij geroepen is, even gewillig en trouw vervult als de engelen in de hemel doen. Het wordt hier wel heel nuchter gezegd. Je moet hier niet boven je macht grijpen. Je hebt je taak. Daar hebt je jouw macht te oefenen en u onder Gods macht te stellen. En daar komt dan het Koninkrijk in zijn volle heerlijkheid.. Tot de vereisten voor de overwinning behoort niet, dat je een gewichtige positie inneemt. Aan de eenvoudige geeft God de overwinning op het gebed, Wie morgen weer bidt voor het begin van zijn werk: laat mij dit werk gewillig voor U mogen doen, die zal overwinnen. De volheid van Gods genade ligt hier voor ons open. Wij zullen van genade leven en die genade maakt voor ons een kroon klaar. Wij hebben ons slechts in het geloof volkomen onder de wil van God te stellen.

Daarin zal het wel steeds meer spanning komen. De mensheid in haar grote meerderheid zal steeds verder van God afwijken, maar zij zal dat doen in een steeds beter verstaan van de grondbeginselen van het leven van de schepping. Daarover moet je je niet verbazen. Ook in het ongeloof is een ontplooiing van de mogelijkheden die met de val al gegeven waren. En ook die ontplooiing van het ongeloof zal voor een verbaasde mensenwereld de macht en de majesteit van God openbaren.

Zo zal de mensheid in haar afval van God en in haar steeds driester overtreden van Gods wet de grondbeginselen van het scheppingsleven steeds beter verstaan en van dat beter verstaan in haar ongelovigheid al meer getuigenis gaan geven. Want in haar afval zal de mensheid steeds meer afdalen tot de grondslagen van het leven. Wat eerst nog maar een greep was, dat zal eenmaal in het bewustzijn van de ongelovigen als met felle letters ingeschreven staan.

Nu, bereidt u voor op die verdieping van het ongeloof. Dit zal de mensheid dan in de toekomst steeds beter gaan verstaan, dat de wil van de mens niet geschikt is om op zichzelf te staan. Het ongeloof zal steeds meer geloof gaan eisen. Dit is niet tegenstrijdig. De roep om de leugen te geloven en de persoonlijke wil geheel te stellen onder de wil van de ongeloofsmacht zal al sterker worden gehoord.

Mag God daarentegen het gebed in Zijn kerk vermeerderen om Zijn wil te mogen volbrengen. Hij zal dat bidden verhoren. Naast de verdieping van het ongeloof zal het steeds meer komen tot een verdieping van het geloof in Christus Jezus. Wij zullen Hem steeds meer gaan geloven. En dat geloof zal steeds meer allesomvattend zijn. Uit jaloezie vanwege dat geloof in de kerk, zal de antichrist de gemeente vervolgen. Nu, laat ons dan elkaar in de gehoorzaamheid van het geloof tot jaloersheid verwekken. Daarin wordt de Naam van de Here geprezen en Zijn soevereiniteit alle eer en aanbidding toegebracht.

AMEN