Het begin van de eeuwige vreugde
Catechismusprediking van Ds. J.W. Tunderman (1904-1942)
 

ZONDAG 48: DE TWEEDE BEDE

Openbaring 19:11-21

11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. 12 En zijn ogen waren een vuurvlam en op zijn hoofd waren vele kronen en Hij droeg een geschreven naam, die niemand weet dan Hijzelf. 13 En Hij was bekleed met een kleed, dat in bloed geverfd was, en zijn naam is genoemd: het Woord Gods. 14 En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. 15 En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan. En Hijzelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hijzelf treedt de persbak van de wijn der gramschap van de toorn Gods, des Almachtigen. 16 En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Here der heren.

17 En ik zag een engel staan op de zon en hij riep met luider stem en zeide tot alle vogels, die in het midden des hemels vlogen: Komt, verzamelt u tot de grote maaltijd Gods, 18 om te eten het vlees van koningen en het vlees van oversten over duizend en het vlees van sterken en het vlees van paarden en van hen, die daarop zitten, en het vlees van allen, vrijen en slaven, kleinen en groten.
19 En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger. 20  En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt. 21 En de overigen werden gedood met het zwaard, dat kwam uit de mond van Hem, die op het paard zat, en al de vogels werden verzadigd van hun vlees.
 

Zondag 48
Wat is de tweede bede?
Uw koninkrijk kome.
Dat wil zeggen:
Regeer ons zo door uw Woord en Geest, dat wij ons steeds meer aan U onderwerpen;
bewaar en vermeerder uw kerk;
verbreek de werken van de duivel en alle macht die tegen U opstaat; verijdel ook alle boze plannen die tegen uw heilig Woord bedacht worden;
totdat de volmaaktheid van uw rijk komt, waarin U alles zult zijn in allen. 


 

De preek van Ds. J.W. Tunderman over zondag 48

Wanneer wij bidden om de heiliging van Gods naam dan is deze bede een waarachtig gebed en geen abstracte wens zonder betekenis voor ons leven.

Want deze bede kan slechts tot God worden opgezonden door hen, die erkennen een roeping te hebben ten opzichte van de heiliging van Gods Naam.

Wie van de roeping niet weet, zal dit gebed uitspreken als een kleurloze wens, maar die weet niet van smeken om Gods hulp bij het gehoorzaam vervullen van de roeping en in de worsteling voor de heiliging van Gods Naam in het hele leven; die weet ook niet van de brandende begeerte naar de verhoring en staat er met zijn hart en leven buiten.

Gods Naam moet geheiligd worden, maar we hebben een roeping. Want we werden geroepen om profetisch die Naam te belijden als en zegen voor ons leven en voor het leven van de hele wereld, om die Naam groot te maken en de lof van die Naam te vertellen.

En alleen hij, die weet, dat hij telkens die profetische roeping verzaakt door zijn ontrouw en traagheid, leert deze bede echt te bidden. Want dan alleen stort zich in dit gebed het hart uit en wordt deze bede verdiept. Dan bidden wij dit niet elke dag in dezelfde toon, maar wordt deze bede soms uit de beroering van het hart tot God opgezonden, soms bijna uit geschreid.

Alleen wie gehoorzaam is ingegaan tot het vervullen van de roeping, kan bidden om de heiliging van Gods Naam.

Ten aanzien van de tweede bede is het niet anders. Ook deze is geen wens, zodat wij er zelf buiten staan. Wij denken bij dit gebed zo vaak uitsluitend aan de bekering van de heidenen aan het andere eind van de wereld. En natuurlijk, ook aan de einde van de aarde moet Gods koninkrijk komen en zo bidden wij hier om het tot geloof komen van de heidenen.

Maar wie alleen daaraan denkt, heeft in deze bede zich nog nooit voor God neergeworpen. Alleen wie van de roeping weet, van de roeping ten opzichte van Gods Koninkrijk, gaat dit gebed verstaan en leert het bidden.

Want zoals we ten aanzien van de heiliging van Gods Naam een profetische roeping hebben, zo hebben wij ten opzichte van Gods Koninkrijk een koninklijke roeping.

En daar het werk van de koningen bestaat in het oefenen van gerechtigheid, zo hebben wij hier de roeping om gerechtigheid te oefenen en wel daarin, dat wij partij kiezen voor de zaak van de HERE en tegen het satanische werk van de boze.

En wie weet, dat hij telkens nalaat om gerechtigheid te oefenen, weet van zijn schuld en zwakheid, van zijn verzaken van het Koninkrijk Gods. Uit die nood leren we bidden: uw koninkrijk kome. Leer ons gerechtigheid oefenen en partij kiezen als uw koningen en leer ons strijden in de worsteling om uw koninkrijk en de erkenning van uw heerschappij over het leven door de scepter van Uw Woord. Leer ons strijden onder Uw heerschappij.

Ook deze bede is geen wens, maar een smeking in de Naam van de Here Jezus. En zij is een gelovig ingaan tot de volheid van Christus' koninklijke gerechtigheid.

Ik spreek u dan van het gebed om de openbaring van Christus' kracht in het oefenen van gerechtigheid en wij zien die gerechtigheid in de onderwerping van het leven, aan Zijn heerschappij, in de bewaring en vermeerdering van de kerk, in het weerstaan en overwinnen van de Satan en in het komen van de volkomenheid van het Rijk.

Wij horen dus eerst van de onderwerping van het leven aan de heerschappij van Christus.

Wanneer wij spreken over het Koninkrijk van God betekent dit, dat Christus Koning is over al wat God gemaakt heeft.

Want de schepping is door onze zonde weggezonken onder de vloek van God. Gods gerechtigheid, die eerst een zegen voor de wereld was, verkeerde in een vloek. Die gerechtigheid bleef. Het Koninkrijk werd niet te niet gedaan. Er werd geen kruimeltje grond aan de heerschappij van God onttrokken.

Maar deze gerechtigheid van God betekende een openbaring van de toorn van God over de wereld.

En toch is die wereld onder de openbaring van Gods rechtvaardige toorn niet te gronde gegaan. Want God heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard in de toorn, die Hij uitstortte over Jezus Christus aan het kruis. En daarin heeft de wereld een ontkoming gevonden.

In dat ondergaan van Christus onder de toorn van God is de wereld gered. Want in het kruis van Christus is, - zoals onze belijdenis het zegt-, niet slechts Gods gerechtigheid geopenbaard, maar ook Zijn genade, namelijk over de wereld, die in die Christus behouden werd.

Zo dankt heel de wereld haar bestaan en leven aan de Christus.

En God heeft Christus verheven tot Koning over die geredde wereld. Hij heeft Hem door de opstanding en de hemelvaart gerechtvaardigd, dat is: in het gelijk gesteld, tegenover degenen die Hem gedood hebben aan het kruis. Zo werd Gods gerechtigheid geopenbaard in de verhoging van Jezus Christus.

En Christus zit nu op de troon van de wereld. Hij troont daar als de Koning van de koningen, boven alle machten en overheden.

Hij heerst daar als de rechtvaardige Koning in gerechtigheid, in die gerechtigheid, die nu niet meer een vloek voor het leven, maar een zegen geworden is. Zijn Woord is de scepter waarmee Hij Zijn regiment uitoefent. Onder die scepter moet alles buigen.

En daarom wordt de komst van Gods koninkrijk allereerst daarin geopenbaard, dat het leven onderworpen wordt aan de heerschappij van het Woord van de genade en zich buigt onder de Verhoogde Christus.

Dat Woord van de heerschappij wordt gepredikt door de kerk. Maar de kracht van dat Woord is niet beperkt tot het leven van de kerk. De hele wereld is door de scepter van dat Woord aangeraakt, omdat de hele wereld in Christus een Koning van de zegenende gerechtigheid van God ontving.

Daarom is het Koninkrijk van God ruimer dan de kerk. Want dat Koninkrijk toont overal Zijn kracht, waar de klank van het Woord gehoord wordt. Het Woord is nooit zonder kracht. Waar het Woord wordt gehoord, daar werkt de Geest. Het Koninkrijk van God wordt zelfs daar geopenbaard, waar aan het Woord weerstand wordt geboden en de gehoorzaamheid aan Christus' heerschappij geweigerd wordt, zoals we straks nog afzonderlijk zullen horen.

Door dat Woord oefent Christus Zijn zegenende gerechtigheid uit. Hij is die rechtvaardige Koning, Die al Gods volk zal richten in rechtmatigheid, zoals we in de psalm van Christus zingen.

Aan die zegenende gerechtigheid moet het leven onderworpen worden. Want zij is reddende genade over het Leven van de wereld.

Hierin is nu de koninklijke roeping van de gelovigen om in de Naam van de Here Jezus Christus gerechtigheid te oefenen, om dienstbaar te zijn aan de onderwerping van het leven aan Zijn heerschappij en partij te kiezen voor Zijn zaak.

Wij moeten gerechtigheid oefenen door partij te kiezen in de worsteling die de wereld beweegt door de eeuwen heen. Wij moeten strijden, opdat de hoogheid van de Christus erkend wordt en het leven overal gericht wordt door het Woord.

Zo komt het Koninkrijk van God tot ons met een roeping. Want dat Koninkrijk moet komen in de wetenschap en in de maatschappij, in het leven van overheid en volk en de regering van het land, in het volle nationale leven, in het leven van bedrijf en op economisch terrein, in de geldwereld en op de beurs, en in de internationale verhoudingen tussen de volken onderling. Het klinkt haast als een bespotting, als ik dit nu zeg. Maar Christus raakt ook dat internationale leven van de volken aan door de scepter van Zijn Woord en Zijn heerschappij dient zich aan ook voor de tronen van de machthebbers. Zij worden geroepen, dat ze niet door ontketening van geweld en het oefenen van onrecht en tirannie, maar door gerechtigheid zullen heersen, door de gerechtigheid van Jezus Christus.

Die gerechtigheid alleen is de redding van het leven van de volken. Want gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is de schandvlek van de natiën.

Daarin moet het Koninkrijk van God komen. En het komt, al buldert er een hele wereld tegen in, en al staan de leiders van de natiën tegen dat Koninkrijk te vloeken en te zwetsen.

Het Koninkrijk komt, omdat de Koning van Gods gerechtigheid de troon van de wereld beklom en Hij Zijn heerschappij tot de overwinning brengt.

Maar dat Koninkrijk komt niet, zoals de regen komt. Het komt door degenen die de Koning belijden en daarin koninklijke gerechtigheid oefenen op de aarde. Het komt door de gehoorzaamheid van Gods gewillig volk, dat zichzelf en zijn hele leven aan die gerechtigheid onderwerpt en nu ook de roeping verstaat om van die heerschappij van Jezus Christus te spreken en te getuigen.

Als wij zwijgen, dan zullen de stenen haast spreken, maar dan zullen ze spreken om ons te veroordelen, want het Koninkrijk Gods komt in de wereld, maar het komt allereerst met een roeping tot al degenen die van Christus zijn.

Wij kunnen de stroom niet keren en het met de hand niet tegenhouden. Want als wij over dit of dat stuk van het leven weigeren gerechtigheid uit te oefenen, dan zal God dat stuk van het leven dompelen in zo grote nood, dat we door de nood gedreven om de gerechtigheid van Christus zullen gaan kermen. Onttrek maar het economische leven aan het Koninkrijk, dan zal de nood nog groter worden, totdat je ook daar om Christus' gerechtigheid gaat roepen en het Koninkrijk gaat belijden. En dan vallen de boeien weg en wordt het leven vrijgemaakt en gered.

Wij hebben een roeping om het gewillige volk van Christus te zijn, om dienstbaar gesteld te worden aan het komen van Zijn heerschappij met ons hele hart en al onze wijsheid en kracht en talent.

Er is hier een koninklijke roeping. En wie deze roeping heeft gehoord en haar volgde, weet ook van de verzaking. Het Koninkrijk Gods moet komen, heel ver weg op Java en Soemba, maar het moet ook komen door uw gehoorzaamheid. Jij moet gerechtigheid oefenen door de Koning te belijden, door zelf koninklijk te strijden en u als een koning van God te gedragen in heel de worsteling van het leven.

Wie de roeping verstond en van de verzaking weet, leert dit gebed bidden. Want die spelt die woorden niet maar na, maar zijn hart schreeuwt in dit gebed tot God omhoog: Uw Koninkrijk kome.

Dan is dit gebed een roep tot de Christus-Koning in de hemel, dan is het een smeken om de openbaring van Zijn kracht in onze zwakheid, opdat wij door Zijn Woord en Geest gerechtigheid mogen oefenen en daarin Zijn Koninkrijk komt op de aarde.

En dan gaan wij biddende tot die gerechtigheid van Christus in, in het vaste weten, dat Hij onze gebeden hoort en dat het Koninkrijk zal komen en dat Hij ons de kracht schenkt om in de vernieuwde toewijding van heel ons leven aan Zijn rijk de strijd weer te strijden, daar waar wij de strijd nalieten en de roeping verzaakten. Zo is dit de adem van de strijders voor het Koninkrijk. Wie niet strijdt en in die strijd ook niet de nederlagen beleeft, weet van dit bidden niet.

En dan bidden wij om de bewaring en de vermeerdering van de kerk.

Waar de kerk wordt geplant, daar komt het Koninkrijk. De kerk is niet het Koninkrijk. Het Koninkrijk is meer dan de kerk. Maar waar de kerk niet is, daar is geen plaats voor het Koninkrijk, Want de kerk is het leger, dat de banier van het Koninkrijk uitdraagt in alle bewegingen van de mensen, in heel de worsteling van de geschiedenis.

En daarom bidden wij, dat de kerk mag uitgaan in de volle wapenrusting van God en dat ze alles mag trotseren en door alle brandingen heen mag breken om de banier over alle hoogten en diepten te dragen en ze te planten in het leven.

Dat gebed heeft in deze 20e eeuw een bijzondere diepte, omdat in zo menig opzicht de kerk zich haar eer liet ontroven en ze bereid was door te gaan onder het juk van een wetenschap, waarin de Christus niet werd erkend en zich een ideaal van menselijke vroomheid liet opdringen, waarin de hoogheid van de Christus over Zijn kerk niet werd erkend.

Ze heeft in zo menig land de glorie van het Woord laten bedekken door menselijke wijsheid; ze heeft het zelfs koel toegelaten, dat de Christus geloochend werd als de Zoon van God, ze heeft zichzelf ook een positie laten aanwijzen en ze liet van zich een genootschap voor de beoefening van menselijke vroomheid maken.

Jij hebt er de hand niet in gehad? Jij bent lid van een kerk, die vrij werd? Nu, verhef u dan niet in jezelf en weet dat onze kerk ook uit die zonde werd uitgehaald door de hand van Jezus Christus, Die gerechtigheid geoefend heeft in afscheiding en doleantie.

Onze kerk werd vrijgemaakt. Och, dat ze nu ook volkomen vrij was. Maar dan staan we niet los van de zonde van de wereldkerk, die zich telkens verkocht om haar Meester te verloochenen.

En daarom bidden wij om vrijmaking van de kerk uit de knellende banden van gedachten en idealen van mensen, waarin de Christus niet is.

Daarom bidden wij, dat de kerk weer trouw mag zijn aan haar eigen belijdenis en dat ze weer overal in de wereld de tucht leert hanteren, om daarin ambtelijke gerechtigheid te oefenen en dat ze in de bediening van Woord en Sacrament de oorlog van de HERE weer voert in de eerste liefde, zoals God dat verordend heeft voor Zijn Koninkrijk.

En dat ze zo in stand gehouden zal worden als de gemeenschap van de Heilige Geest, vervuld met kracht en liefde om de roeping te volbrengen, om geheel uit de Heiland te leven in de gemeenschap met Hem.

En waar de kerk zo staat als een pilaar en vastigheid van de waarheid, daar wordt ze bewaard en vermeerderd en daar komt het Koninkrijk, omdat dan het licht van het getuigenis van de kerk uitstraalt over het leven en Zijn gerechtigheid wordt verkondigd en de harten geneigd worden om de bedoelingen Gods te verstaan, om in Zijn wil in te leven, om één met Hem te zijn, om te zoeken wat Hij zoekt en te begeren wat Hij begeert, om het leven te richten op Hem.

En als dan zo de kerk de waarheid over de wereld uitroept, tegen alle leugengedachten, waarin de volkeren gevangen zitten, als ze dan zo het Woord van God predikt tegen alle valsheid, waaronder de duizenden betoverd zijn, dan golft en beweegt het in de wereld. En dan is de kerk niet bezig om hier of daar een kruimeltje grond te verdedigen, maar dan is in de geschiedenis aan haar het initiatief en dan is zij in de aanval.

Dan zal het wel bruisen en koken in het leven, want dan wordt het rijk van de boze te gronde gericht en dan worden de diepste krachten van het satanisch woelen in de wereld losgemaakt om de prediking van Christus' Koninkrijk tegen te staan.

En wetende van dat aangolven van de satanische bewegingen bidden wij tot de Koning van Gods gerechtigheid in de hemel ook om de verstoring van alle werken van de duivel en alle heerschappij welke zich tegen Hem verheft en alle boze raadslagen, die tegen Gods heilig Woord bedacht worden.

De Schrift zegt ons dat tegen het Koninkrijk van Christus zich overal het rijk van de boze verheft, en dat overal de overste van deze wereld de Christus-Koning tegenstaat.

Er is eigenlijk geen rijk van de boze, De Schrift noemt de duivel in het boek van de Openbaringen Apollyon. Dat is verderver. Hij kan alleen maar verderven. Daarom

kan hij geen rijk stichten. Wat hij bereiken kan is niet meer dan een conglomeraat, een tijdelijke opeenhoping van machten die zich tegen de Christus stellen.

En hij kan ook niet de overste van deze wereld zijn in deze zin, dat hij werkelijk de wereld als een wettig heer in handen heeft. Want Christus is de overste over alle dingen. De duivel kan zich slechts tijdelijk aan het hoofd stellen van allen die in deze wereld het Koninkrijk van Christus willen tegenstaan. Zo heeft hij tijdelijk een verbinding weten te leggen tussen Kajaphas, Herodus en Pontius Pilatus, tussen de paus en de keizer, tussen communist en nationalist om telkens in de wereld een samenhoping van antichristelijke machten op te werpen tegen het werk van Jezus Christus in de wereld.

Maar hij is ook daarin Apollyon, verderver.

Hij weet niets te bouwen, maar alleen te breken. Hij verderft het leven. Hij is telkens in de verwoesting. Hij richt oorlogen op de aarde aan. Maar dat is zijn eigenlijke werk niet, want hij heeft niets aan doden. De levenden moet hij hebben, om levende mensen levend te verderven, om ze te verleiden, om in hun hart een bedoelen en begeren te wekken tegen Gods bedoelen en begeren in.

En zo werkt hij tegen de Christus met boeken en geschriften. Straks houdt het geweld weer op en dan wordt het vrede onder de volkeren en dan wordt er geen schot meer gelost. Maar dan gaat deze strijd verder zonder ophouden en zullen alle machten zich samenhopen, de machten van kapitaal en arbeid, van wetenschap en cultuur, van overheden en volkeren.

Tegen die ophoping bidden wij : verstoor de werken van de duivel. Werp dat steeds weer uit elkaar. Breek Babylon. En dan weten we van de verhoring. Het is verschrikkelijk als God de aarde beweegt als de machten ineenstorten en als tronen omvergestoten worden. Maar daarin is Jezus Christus, Die gerechtigheid oefent op de aarde, gerechtigheid tegen alle satanische samenhopingen. Die telkens weer de machten van iedereen tijd verbreekt van oude regiemen en nieuwe heersers totdat straks het laatste Babylon verbroken wordt en de laatste samenhoping van historische machten uiteengeslagen wordt door de adem uit de mond van Christus.

Om die gerechtigheidsoefening bidden wij dagelijks in ons gebed. En dan zullen wij met Christus gerechtigheid oefenen, want dan zullen wij de engelen, dat zijn de duivelen, oordelen, Want wij leven onder de belofte, die ons van Christus gegeven is: en de God van de vrede zal de Satan haast onder uw voeten verpletteren.

Wie het werken van de satan ziet, bidt om de openbaring van die gerechtigheid, bidt dan ook om het komen van de volmaaktheid van Gods Rijk.

Het Koninkrijk Gods is komende in de wereld.

Het leven wordt aan Zijn heerschappij onderworpen. Wij weten niet hoe dat gebeurd. Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat, zegt Christus tot Zijn discipelen, want het is binnen in u. Dat wil niet zeggen, dat het inwendig in de harten van de discipelen komt. Wie zo het Koninkrijk als iets inwendigs-verborgens opvat heeft het in zijn heerlijkheid nog niet gezien.

Christus zegt, dat het in de kring van die discipelen is, onder dat volk, dat Hem kent en aanbidt als de Koning. In het leven van Gods volk komt het Koninkrijk. Het komt over de breedte van de aarde. Alle volkeren van de wereld zullen een rest mogen toebrengen. Het Koninkrijk komt daarin dat in alle windstreken van de wereld en onder alle kleuren en rassen aanbidders van de Christus gevonden zullen worden.

Maar het komt ook daarin, dat het hoe langer hoe dieper in het leven inwerkt. Daar is een eeuwenlange geschiedenis voor nodig. De wereld moet aanrijpen voor het einde en alle schatten moeten tot ontwikkeling worden gebracht, alles wat in de aarde zit aan krachten en mogelijkheden moet er worden uitgehaald. En dat wordt alles voor de dag gebracht in de worsteling van de mensheid, in de onderwerping van de aarde en het doorzoeken van de wereld, in het tot cultuur brengen van alle rijkdommen. Die ontwikkeling is niet het Koninkrijk. Maar zoals die cultivering van de aarde komt het Koninkrijk. De eer en de heerlijkheid van de volkeren wordt ingedragen in het nieuwe Jeruzalem.

Want steeds als daar weer schatten opgegraven worden uit de wereld van God en nieuwe mogelijkheden worden ontdekt, zijn de belijders geroepen om uit te roepen, dat Christus van dat alles de Koning is. Daarin worden de diepten van de wereld voor het Koninkrijk geopend en oefenen wij gerechtigheid in het partij kiezen voor de Koning en Heerser op de troon. Totdat alles komt tot de volheid. En om die volheid bidden wij. Zo roepen wij om de laatste openbaring van Christus' gerechtigheid in onze laatste begeerte: Kom, Here Jezus, ja kom spoedig.

AMEN