Het begin van de eeuwige vreugde
Catechismusprediking van Ds. J.W. Tunderman (1904-1942)
 

ZONDAG 29: HET HEILIG AVONDMAAL II

Lucas 22:7-30

7 De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het Pascha moest geslacht worden. 8 En Hij zond Petrus en Johannes uit, zeggende: Gaat heen, maakt het Pascha voor ons gereed, opdat wij het kunnen eten. 9En zij zeiden tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij het gereed maken? 10 Hij zeide tot hen: Zie, wanneer gij de stad inkomt, zal u een man tegenkomen, die een kruik water draagt. Volgt hem in het huis, dat hij binnengaat, 11 en zegt dan tot de heer van dat huis: De Meester zegt u: Waar is het vertrek, waar ik met mijn discipelen het Pascha kan eten? 12 En hij zal u een grote bovenzaal wijzen, van alles voorzien: maakt het daar gereed. 13 En zij gingen heen en vonden het zoals Hij hun gezegd had, en zij maakten het Pascha gereed.

14 En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen met Hem. 15 En Hij zeide tot hen: Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd. 16 Want Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods. 17 En Hij nam een beker op, sprak de dankzegging uit en zeide: Neemt deze en laat hem bij u rondgaan. 18 Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet van de vrucht van de wijstok drinken, voordat het Koninkrijk Gods gekomen is. 19 En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt, doet dit tot mijn gedachtenis. 20 Evenzo de beker, na de maaltijd zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.
21 Doch zie, de hand van hem, die Mij verraadt, is met Mij aan de tafel. 22 Want de Zoon des mensen gaat wel heen, naar hetgeen beschikt is, doch wee die mens, door wie Hij verraden wordt! 23 En zij begonnen er onder elkander over te twisten, wie van hen het wel zijn kon, die dat zou doen.

24 Er ontstond ook onenigheid onder hen over de vraag, wie van hen als de eerste moest gelden. 25 Hij zeide tot hen: De koningen der volken voeren heerschappij over hen en hun machthebbers worden weldoeners genoemd. 26 Doch gij niet alzo, maar de eerste onder u worde als de jongste en de leider als de dienaar. 27 Want wie is de eerste: die aanligt, of die dient? Is het niet, die aanligt? Maar Ik ben in uw midden als dienaar. 28 Gij zijt het, die steeds bij Mij gebleven zijt in mijn verzoekingen. 29 En Ik beschik u het Koninkrijk, gelijk mijn Vader het Mij beschikt heeft, 30 opdat gij aan mijn tafel eet en drinkt in mijn Koninkrijk. En gij zult zitten op tronen om de twaalf stammen Israëls te richten..

Zondag 29
Worden dan brood en wijn veranderd in het eigen lichaam en bloed van Christus?
Nee, het is bij het avondmaal net als bij de doop.
Bij de doop wordt het water niet veranderd in het bloed van Christus en de doop is ook niet de afwassing van de zonden zelf, maar alleen een door God gegeven teken en waarborg ervan.
Zo wordt ook het brood bij het avondmaal niet veranderd in het eigen lichaam van Christus. Maar het brood wordt het lichaam van Christus genoemd, overeenkomstig de aard van de sacramenten en de manier waarop de Heilige Geest hierover spreekt.
Waarom noemt Christus dan het brood zijn lichaam, en de beker zijn bloed, of het nieuwe verbond in zijn bloed, en spreekt Paulus van een gemeenschap met het lichaam en het bloed van Christus?
Christus zegt dat niet zonder dringende reden.
Want Hij wil ons daarmee leren, dat zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed de echte spijs en drank zijn, waardoor onze ziel, tot het eeuwige leven gevoed wordt, evenals brood en wijn ons tijdelijk leven onderhouden.
Maar vooral wil Hij ons door deze zichtbare tekenen en panden ervan verzekeren:
ten eerste dat wij door de werking van de Heilige Geest even werkelijk deel krijgen aan zijn echte lichaam en bloed, als wij deze heilige tekenen met de lichamelijke mond tot zijn gedachtenis ontvangen;
ten tweede dat heel zijn lijden en gehoorzaamheid zo zeker ons deel zijn, alsof wij in eigen persoon voor onze zonden alles geleden en onze schuld aan God voldaan hadden.


 

De preek van Ds. J.W. Tunderman over zondag 29

Wij hebben het ook in deze Zondag over het Avondmaal van de Here. Daarin wordt de belijdenis van Zondag 28 voortgezet en verdiept. Wij krijgen nu bij deze Zondag in het bijzonder te spreken over het verband tussen het teken en dat wat het betekent bij het heilig Avondmaal.

In de twee tekenen van brood en wijn wordt ons het lichaam en bloed van de Heer voorgesteld. Omdat het lichaam en bloed van Jezus onderscheiden wordt, wordt die genade ons in twee tekenen voor ogen gesteld. Het is de zichtbare prediking van het offer van Christus.

Daarbij wordt het brood voor onze ogen gebroken en de wijn vergoten. Alles spreekt hier van het geweldadige sterven van onze Here Jezus Christus. En dat sterven wordt ons gepredikt als een verzoenend sterven. Het is borgtochtelijk en plaats bekledend.

In dat gedachtenis-vieren van het verzoenend sterven van Christus hebben wij gemeenschap met het verbroken lichaam en vergoten bloed. Wij zijn met Christus verenigd in Zijn sterven. Wij zijn in Zijn dood ingegaan. Wij buigen ons in het geloof en het bloed van de verzoening daalt op ons neer, zoals Israël in de woestijn het uitgesprenkelde bloed van de verzoening ontving uit de hand van Mozes.

Daarin ontsloot zich de troost en de rijkdom van het Avondmaal. En daarbij werd ons verkondigd, dat het Avondmaal tegelijk de tafel van de gemeenschap met de verheerlijkte Christus in de hemel. Wij zijn bij Hem ingelijfd. En van die inlijving is het Avondmaal het Sacrament. Zo zijn wij leden van Zijn lichaam en is Hij ons Hoofd.

Toch is de vorige keer een bepaald punt achterwege gebleven en dat is het punt, dat nu onze aandacht vraagt. Wanneer wij belijden, dat het Avondmaal het Sacrament van de verzoening aan het kruis is, ja, dat wij daarin gemeenschap hebben met het gebroken lichaam en vergoten bloed van onze Here Jezus Christus, wanneer wij nog verder gaan belijden, dat het Avondmaal ons ook bindt aan het verheerlijkte lichaam van Christus in de hemel, dan hebben we het over iets, dat afwezig is.

Het lichaam van Christus is aan het kruis gebroken en Zijn bloed heeft op Golgotha gevloeid. En het nu verheerlijkte lichaam van Christus is in de hemel en wij zijn op aarde. Je ziet niets van dat lichaam en dat bloed. Je ziet slechts brood en wijn. Je ziet niet meer dan de tekenen, die heenwijzen naar de betekende zaak. En nu moeten we het verband tussen die beide dingen belijden.

Want alleen door die band is het Avondmaal Avondmaal. Op dat verband komt het aan. Want alleen omdat er verband is tussen de tekenen, die op onze Avondmaalstafel liggen en het lichaam en bloed van Christus, wordt ons geloof versterkt. Als dat verband er niet zou zijn, dan was het Avondmaal slechts een zinvolle handeling, een veelzeggend symbool, maar geen sacrament, geen waarborg, geen kenteken van Gods genade.

En dat moet van te voren vaststaan, dat jij of ik of wie dan ook niet in staat is een werkelijk verband te leggen tussen dat teken en die betekende zaak. Het Avondmaal is immers het Avondmaal van Jezus Christus. Geen mens die het in de hand kan nemen. Het Avondmaal kan wel door mensen worden bediend en gebruikt, maar als er een werkelijk verband is tussen het brood en de wijn en het lichaam en bloed van de Here, dan is er in het Avondmaal iets, dat onze kracht en bevoegdheid te boven gaat.

Alleen Christus Zelf kan het Avondmaal tot Avondmaal maken. Je moet niet zeggen, dat dit voor eens en voor altijd gebeurd is toen Christus het Avondmaal instelde. Want dan is het nog niet genoeg tot je doorgedrongen, dat niet het Avondmaalsbrood in het algemeen, maar het stukje wat je in je hand neemt en die slok wijn in je mond je de gemeenschap met het lichaam en bloed van de Here ontsluit. Ieder Avondmaal weer moet dat verband, waarover ik sprak, gelegd worden. En dat kan geen mens. Dat kan allen Christus.

En daarom heeft de kerk van alle eeuwen zich de vraag gesteld: Hoe is Christus aan het Avondmaal aanwezig?

Daarbij heeft de kerk de tegenwoordigheid van Christus vaak in de tekenen zelf gezocht. Ziet niet de Roomse Kerk in het brood zelf het lichaam van Christus werkelijk aanwezig? Hier werd het teken tot de betekende zaak gemaakt. Aan de andere kant hebben velen in het teken niet meer willen zien dan alleen een herinnering. Daar werd het teken als teken veracht. Met die Avondmaalsopvattingen hebben we nog steeds te strijden, ook in onze eigen gemeente. De één meent in het Avondmaal iets magisch te moeten zien en de ander gaat naar het Avondmaal zonder de gespannen verwachting van het geloof.

Onze Catechismus staat van die laatste houding wel het verst. Hij drukt zich in Zondag 28 zo sterk uit, dat in Zondag 29 gevraagd wordt: Worden dan brood en wijn veranderd in het eigen lichaam en bloed van Christus?

Zo hoog wordt door de belijdenis het teken gehouden, dat het vanzelf tot deze vraag komt. Ik wees je al op de betekenis van het Avondmaalsbrood en de Avondmaalswijn. Twee tekenen worden je aangereikt, brood en wijn, omdat het lichaam en het bloed van Christus te onderscheiden is. En het brood wordt verbroken en de wijn vergoten. Alles wat zichtbaar is spreekt ons van de dood van Christus.

En Christus heeft niet voor niets brood en wijn als tekenen gekozen en ingesteld. Het brood komt uit het graan, dat op de akkers is gegroeid. Maar iedere halm spreekt van de dood, waarin het zaad eerst is ondergegaan. Indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, draagt het geen vrucht. Zo is het graan uit de dood van de graankorrel omhooggekomen. En als het dan gewonnen is, dan wordt het verpletterd en vermalen, stuk gewreven en verbrijzeld tussen de maalstenen.

En de wijn komt van de druiven. De wijstok wordt gesnoeid en gesneden door het scherpe mes. Alleen waar gesnoeid wordt kunnen vruchten verwacht worden. En dan worden de druiven van de wijnstok losgesneden. Ze worden uitgedrukt en stukgeperst en de wijn vloeit uit de vrucht, als bloed uit een lichaam.

Zo spreekt alles in deze tekenen van sterven en verbrijzeld worden. Die tekenen heeft Christus gegrepen toen Hij met Zijn discipelen het laatste Avondmaal vierde en die tekenen stelde Hij tot een eeuwige gedachtenis.

Maar daarmee is slechts gesproken over datgene wat aan de Avondmaalsviering voorafgaat. De viering zelf spant de aandacht van de gemeente op de tekenen. Wij hebben de vorige keer in het begin iets gezegd van het verband tussen het teken en de betekende zaak. Wij spraken van een "zo zeker als dit, zo zeker ook dat". Zo zeker is zijn lichaam voor mij aan het kruis geofferd en Zijn bloed voor mij vergoten, als ik met de ogen zie dat het brood des Heren voor mij gebroken en de beker mij gegeven wordt.

Zo zijn we aan de tekenen gebonden.

Maar de tekenen geven ons de genade niet. Christus is niet in het brood gevaren en de wijn wordt niet veranderd in het bloed van Christus. Daarom moeten wij niet alleen op de tekenen van brood en wijn blijven zien. Maar waar is dan Christus en hoe deelt Hij ons Zijn genade aan de Avondmaalstafel toe als Zijn genade niet in het teken opgesloten is?

Hoe is dan het verband tussen het zichtbare teken en de onzichtbare zaak, waar de tekenen ons heen wijzen?

Dit kan alleen verstaan worden als we erkennen dat de tekenen gehouden moeten worden voor tekenen van het verbond. De kerk van deze tijd verstaat het verbond niet. Als ze het verstond, dan zou haar leven anders zijn dan nu. Velen denken steeds aan iets uitwendigs, iets aan de buitenkant wanneer ze van het verbond horen spreken. Zij houden het verbond voor iets waar het hart buiten staat. Ze willen achter het verbond doordringen en menen daar pas het echte leven met God te kunnen raken.

Of ons hart nu buiten het verbond staat of niet, dat is iets van minder belang. Misschien sta je er met je hart wel buiten en leef je in je denken en doen buiten het verbond van de Here. Dat is in eerste instantie van minder belang. Maar allereerst komt het hier op aan: de Here is in het verbond en Hij heeft Zijn volk in dat verbond binnengehaald.

Daaraan kan al ons tegenstribbelen niets veranderen. Van stap tot stap zal God Zijn kerk weer terugleiden to de erkenning van het verbond, die helaas verloren is gegaan. Vele ogen zullen nog geopend moeten worden, voor ze de heerlijkheid van het verbond gaan zien. Anderen zullen misschien blijvend weigeren de waarheid hierin te belijden. Maar deze zullend dan op de duur buiten Gods kerk komen te staan. Zij zullen verloren gaan, zij en hun kinderen.

God is in het verbond met Zijn volk. Een andere gemeenschap dan die van het verbond is eenvoudig weg niet denkbaar. Alles wat daarbuiten gesproken en gedacht wordt over gemeenschap met God is eigenwillige fantasie. Daarin is het waarachtige leven niet, hoe men zich ook op het woord "levend" beroemt.

Wie dit erkent, verstaat ook het verband tussen het teken van het Avondmaal en dat wat het betekent. Het Avondmaal is de tafel van het verbond, God heeft Zich verbonden met ons. Daarin schonk Hij ons Zijn volle genade. En Hij heeft beloofd eeuwig onze God en Vader te zijn.. Daarom eist de Here ook geloof. Want dit is de enige weg waarin wij de Here kunnen ontmoeten. De Here komt tot ons met Zijn genade en die genade kan slechts in geloof aangegrepen worden. Vandaar dat de ies van het geloof zo dringend is. Geloof toch het Woord van God. En buig voor de eis van de Heer. In die eis verbergt zich Zijn barmhartigheid. In het geloof valt jouw leven aan de Here ten deel.

Genade en geloof horen bij elkaar als water en een dorstig mens. De genade zoekt het geloof en het geloof wordt gewekt door de genade. De genade is als de zon, die de bloemknoppen lokt zich te openen. Zo lokt de genade ons tot geloof, tot de opening van ons hart in overgave.

Nu moet Gods genade ook in het Avondmaal gezien worden. Versta Gods verbond en versta ook het Avondmaal. Christus heeft het ingesteld. En wij moeten de dood van de Heer verkondigen totdat Hij komt. Daarom zijn de tekenen op de Avondmaalstafel niet alleen maar tekenen. Christus heeft ons beloofd, dat Hij zo zeker als wij het brood nemen en de beker aan de lippen zetten en drinken, Hij ons Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken geeft. Als je deze belofte er niet achter ziet, dan is het enkel en alleen bijgelovigheid wanneer je aan het Avondmaal van de Heer gaat. Je moet het dan wel van de tekenen verwachten. Maar zie toch op Christus. Het Avondmaal is de tafel van Gods verbond. Zo echt als het verbond zelf is, zo echt heeft Christus Zich verbonden telkens opnieuw aan iedere Avondmaalstafel die in de gemeente wordt bereid, het verband te leggen tussen het teken en dat wat het betekent.

Christus is aan de Avondmaalstafel aanwezig. Hoe is Hij daar dan aanwezig? Hoe is Hij dan hier in de kerk als de tafel gedekt staat? Hij is hier door de werking van Zijn Heilige Geest. Hij heeft beloofd tot in eeuwigheid aan de tafel van de gemeente tegenwoordig te zijn door de Geest. Het Woord van de belofte wordt bij iedere Avondmaalsviering herhaald. Aan dat Woord moet je je vasthouden. Want in dat Woord komt Christus om Zich met Zijn genade aan het brood en de wijn te verbinden. Niet, dat Hij Zelf in dat brood komt. Want Hij is in de hemel. En niet dat Hij Zijn Geest in de wijn uitstort. Maar brood en wijn zijn de tekenen dat Christus Zich opieuw aan ons geeft, dat Hij de vrucht van Zijn lijden en sterven ons metterdaad opnieuw schenkt.

Versta dit wel. Daarmee maakt Christus niet ongedaan wat Hij in het verleden voor ons geweest is. Christus begint niet van voren af aan met ons. Hij bouwt Zijn gemeenschap. Hij legt steen op steen, opdat de tempel voltooid zal worden. Maar Hij geeft Zich aan het Avondmaal weer ten volle zoals een man en een vrouw zich telkens weer ten volle geven in de uitwisseling van de liefde.

Tot dit "opnieuw-Zich-geven" heeft Christus Zich verbonden in de instelling van het Avondmaal. Zoals Hij gesproken heeft en in de herhaling van Zijn belofte aan de Avondmaalstafel opnieuw sprekende tot ons komt, zo zal het ook gebeuren. Wat Christus in de instellingswoorden gezegd heeft, dat zal gebeuren. En zo zeker als het licht werd, toen God sprak: Er zij licht, zo zeker heb je in het eten en drinken gemeenschap met de Here, omdat de Here het gezegd heeft.

Je begrijpt wel, dat je dit alleen in het geloof kunt verstaan. Er wordt aan de Avondmaalstafel zoveel gekeken naar bijzondere indrukken en opmerkelijke gevoelens. Er wordt aan die tafel zo vaak gewacht op iets, wat de Here ons niet toegezegd heeft. Vandaar de vele teleurstellingen, die tamelijk veel mensen aan die tafel opgedaan hebben. En is men eenmaal teleurgesteld, dan sluit het hart zich toe en gaat men uit gewoonte of bijgelovigheid, gaat men zonder gespannen verwachting van het geloof en staat men op van de tafel met de gedachte niets ontvangen te hebben.

Zie nu toch de barmhartigheid van Christus' genade. En hoor de eis van het geloof. Wie gelooft, weet zo zeker als hij daar het brood ziet liggen, dat de Here op hem wacht aan de tafel en dat Hij Zich opieuw geeft. Jij hoeft niet op God te wachten in de vraag of Hij wel komt. Maar God wacht op jou en Hij neemt je aan als elledige zondaar. Daarom moet je komen in geloof. Want alleen in geloof kun je Zijn genade ontmoeten. En als je niet komt in dat geloof, dan geeft de Here Zich wel aan de Zijnen en sta je daar niet buiten. Maar dan is Gods genade voor jou als een stromende regenbui op de rotssteen. Het dringt niet tot je door wat God tegen je zegt: Jij bent van mij en Ik ben van jou.

Waar de harten in het geloof zo gespannen worden, daar wordt van de Avondmaalviering iets verwacht. Niet een bijzondere gevoelsbeweging en niet een schokkende beroering. Dit is immers zonder geloof van alle waarde ontbloot. Maar als je in het geloof gaat, verwacht je duizend keer meer dan een ontroering. Dan verwacht je Hem, Die jou zoekt. En je verwacht Hem niet tegen al je hoop in, maar je verwacht Hem in het geloofsvertrouwen: hier is Hij en Hij heeft mij verwacht. Ik zoek U, omdat U mij reeds hebt gezocht. En ik strek mijn handen tot U uit, omdat U mij aan deze tafel brengt. En ik berg mij in U, omdat U mij overschaduwt. U was hier voordat ik kwam. En ik hoor het U weer zeggen: neemt, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor jou verbroken is en: dit is het Nieuwe Verbond in Mijn bloed.

Zo heeft Christus Zich aan Zijn kerk verbonden. Zo vaak ze Avondmaal viert, is Hij met Zijn Geest in haar midden. Hij is altijd bij Zijn kerk, ook als het Woord bediend wordt. Maar als de Avondmaalstafel bereid is, dan wil Hij Zich anders geven dan in de prediking. En waar Hij zich zo geeft, daar geven wij ons aan Hem. Zo worden wij aan de tafel van het verbond opnieuw één met Jezus.

Waar vergeten wordt dat genade alleen in het geloof kan worden ontmoet en het geloof alleen door de genade kan worden gewekt, waar met andere woorden het gezicht op Gods verbond verloren gaat, daar wordt de Avondmaalstafel toegesloten. Hoe vaak heeft de kerk daarin gedwaald. Waar in het geloof niet naar die toegezegde genade wordt getast, daar tast men naar de tekenen van brood en wijn, daar wordt Christus niet in het geloof als aanwezig gezien, maar daar grijpt men de tekenen aan alsof die tekenen niet van Christus getuigen, maar alleen de genade op magische wijze in zich hebben. Daar dringt de Roomse gedachte zich op.

Of daar ontneemt men zich alle verwachtingen en neemt men zonder er bij na te denken het brood aan en zet men zonder geloofsverwachting de beker aan de lippen. Daar doen invloeden van Zwingli zich gelden.

Dit alles wordt door de Catechismus afgewezen en wij wijzen dat nu weer af. En wij zullen dat steeds bewuster moeten afwijzen, omdat dit alles een onderwaardering van het verbond is. En hoe meer je dit afwijst, des te meer gaan je ogen open en versta je Gods liefde in het Avondmaal van onze Here Jezus Christus.

Dan zullen wij ook gaan zien, dat wij veel te weinig Avondmaal vieren. En er is vanuit de gemeente veel aandrang om in moeilijke tijden zich vaker aan de tafel van de Heer te verenigen met de Heer. Dit is vroeger altijd zo geweest. Hoe vaak heeft de kerk van Rome het Avondmaal gevierd in de catacomben. En hoe vaak vertelt ons de geschiedenis van de reformatie van Avondmaalsbedieningen op zolders en kelders. Soms zelfs, zoals eens in Antwerpen, terwijl het vertrek werd verlicht door de vlammen van de brandstapels.

De Here driijft ons weer naar de Avondmaalstafel toe. Hoe meer we ons bekeren tot het verbond, des te grotere plaats gaat het Avondmaal innemen en met des te meer vreugde en des te grotere verwachting richt ons hart zich op dat feest van de Heer in Zijn kerk.

Hier wordt ook met klem ontkend, dat wie alles denkt ontvangen te hebben in het verbond van de Here, zich met uitwendige zaken tevreden stelt. Hoe meer van het verbond verstaan wordt, des te meer komt er een zoeken van de Avondmaalsgemeenschap. Dat we dat nog niet doen is het beste bewijs dat we slechts staan aan het begin van een opnieuw-erkennen van Gods genade in Zijn verbond. Hoe verder we met ons bewustzijn van het Avondmaal staan, zo veel verder staan we ook van het verbond met de Here. En hoe dichter we komen tot Zijn verbond, hoe dichter we ook naderen tot de Astafel. Gods verbond alleen kan ons genezen. Want Hij heeft Zich met ons verbonden. Hoe zouden we ons dan niet verenigen zo vaak als Hij Zich met ons verenigt aan Zijn tafel?

AMEN