Het begin van de eeuwige vreugde
Catechismusprediking van Ds. J.W. Tunderman (1904-1942)
 

ZONDAG 20: DE HEILIGE GEEST

1 Korintiërs 2:6-16

6 Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat, 7 maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. 8 En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben.
9 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. 10 Want óns heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. 11 Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. 12 Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. 13 Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken. 14 Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is. 15 Maar de geestelijke mens beoordeelt alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld. 16 Want wie kent de zin des Heren, dat hij Hem zou voorlichten? Maar wij hebben de zin van Christus.

Zondag 20
Wat gelooft u van de Heilige Geest?
Ten eerste dat Hij samen met de Vader en de Zoon echt en eeuwig God is.
Ten tweede dat Hij ook mij gegeven is, om mij door waar geloof aan Christus en al zijn weldaden deel te geven, mij te troosten en eeuwig bij mij te blijven.


 

De preek van Ds. J.W. Tunderman over zondag 20

Wij doen in deze Zondag belijdenis van ons geloof in God de Heilige Geest.

Hiermee gaan wij spreken over het derde deel van ons christelijk belijden: van God de Heilige Geest en onze heiliging.

Van dat opschrift moeten we ons goed rekenschap geven. Onze heiliging is helemaal aan de Heilige Geest gebonden. Ze is Zijn werk in onze harten en ons leven. Daarin zijn we van de Geest afhankelijk zoals het schepsel afhankelijk is van God. Wij staan hier voor een absoluut oppermachtig welbehagen. Hij schept ons tot nieuwe mensen. Niet dat al het oude in één klap verdwijnt. Je houdt ook als je tot bekering bent gekomen je oude karakter en je oude aard. Maar de wortel van het leven werd een andere. Jezus Christus is de grond van je nieuwe bestaan. Hij leeft in ons en wij leven in Hem. Omdat de wortel een andere geworden, daarom wordt ons leven van binnen uit vernieuwd. En dat alles door de Heilige Geest, Die ons gegeven is.

Zo is onze heiliging helemaal aan de Heilige Geest gebonden. Maar dat betekent niet, dat nu ook de Heilige Geest helemaal aan onze heiliging gebonden is en dat Zijn werk daarin opgaat. Wij spreken soms alsof de Heilige Geest voor het eerst op de Pinksterdag naar voren kwam en alsof zijn werk straks met de wederkomst van Christus afgelopen zal zijn. Hierdoor komt het werk van de Heilige Geest in onze gedachten wel een beetje in de lucht te hangen. En het heeft dan alle schijn alsof ook Zijn werk in onze heiliging geen verbanden heeft naar voren en naar achteren; naar voren in onze schepping naar het beeld van God en naar achteren in de volmaaktheid, die op de nieuwe aarde ons deel zal zijn.

Het lijkt dan wel alsof de Heilige Geest slechts tijdelijk in de bedeling van het Nieuwe Verbond Zijn werk verricht. En het heeft er alles van alsof ook onze heiliging niet meer is dan een intermezzo, iets dat geen verband houdt met onze oorspronkelijke roeping in het paradijs en met onze uiteindelijke bestemming in de eeuwige heerlijkheid.

Toch is dit niet Bijbels. Hierin zou de heerlijkheid van God te kort gedaan worden, die immers vanaf het begin van de schepping aan tot in alle eeuwigheid haar volle glorie vindt in onze gemeenschap met God.

Om de heerlijkheid van de Geest te aanschouwen moet je de aandacht niet slecht richten op Zijn werk in onze heiliging, maar letten op datgene wat aan het werk voorafging en op datgene wat gaat volgen. God verheerlijkt zich in de gemeenschap die wij met Hem hebben. Daartoe heeft Hij de wereld geschapen en dat is de vaste grond van al zijn werken.

De zelfverheerlijking van God -hiermee ben ik gekomen bij het eerste punt dat de Catechismus noemt. Wat gelooft van de Heilige Geest? Ten eerste dat Hij samen met de Vader en de Zoon echt en eeuwig God is.

De kerk heeft in aansluiting op de Schrift het steeds zo beleden, dat de Zoon van de Vader uitgaat en de Geest van de Vader en de Zoon. Dat zijn geen formules zonder betekenis voor het leven, zoals te zien is in de Grieks Katholieke kerk, waar dit anders wordt beleden.

De Geest is een wederzijdse gemeenschap tussen de Vader en de Zoon. De Vader heeft de Zoon lief en de Zoon de Vader. En de Vader eert de Zoon gelijk ook de Zoon de Vader. Er is een gemeenschap van liefde en eer. En die gemeenschap is meer dan een elkaar ontmoeten. De Geest, in Wie deze gemeenschap is, is een Persoon. Hij is te samen met de Vader en de Zoon echt en eeuwig God.

Veel meer kan hiervan niet gezegd worden, omdat de Bijbel ons hierover niet meer meedeelt. Dit moet u niet verbazen. Het moet eerder onze verwondering wekken, dat God ons, schepselen, iets van deze gemeenschap van liefde en eer heeft meegedeeld, ons daarin heeft willen trekken in de kring van de gemeenschap tussen Vader, Zoon en Heilige Geest. Dat Hij ons bewustzijn daarop heeft willen richten en openstellen om ons het geheim van Zijn liefde bekend te maken.

Dit is niet abstract, als het maar gezegd wordt zoals de Bijbel het zelf zegt. Want aan die liefde tussen de Vader en de Zoon, gelijk die in de Persoon van de Geest eeuwig zeker is, danken wij ons hele bestaan. Uit die liefde zijn wij geboren. Want de Vader heeft de Zoon willen eren en liefde bewijzen in de schepping van de wereld. En de Zoon heeft in die schepping de Vader willen huldigen en verheerlijken. God heeft de wereld niet geschapen om er daarna van buitenaf Zijn liefde te openbaren. Maar de wereld is in haar oorsprong door de liefde gedragen. Omdat God liefhad, schiep Hij de wereld. Omdat de Vader de Zoon liefhad en de zoon de Vader. De zelfliefde van God kun je niet begrijpen als je er niet aan denkt dat God een Drieënig God is. Gods zelfliefde heeft in geen enkel opzicht enige schijn van overeenkomst met de zondige zelfliefde van ons. Het is steeds zo, dat de liefde uitgaat van de Vader tot de zoon en van de Zoon tot de Vader.

In die liefde ligt dus de grond van jouw bestaan. In jou heeft de Vader de zoon willen eren en de Zoon de Vader. Daar is ons leven in zijn vroegste oorsprong op gericht. En buiten die liefde van God, als grondslag van heel je bestaan, is er voor jou geen leven mogelijk.

Daarom heeft God ons hele leven op Zijn gemeenschap gericht. Dat is het werk van de Zoon. De Vader schiep hemel en aarde. Hij schiep ook de mens, maar Hij schiep dat alles door het Woord, door de eeuwige Zoon als het eeuwige Woord van God. Onze gemeenschap met God is niet na de schepping van buitenaf tot ons gekomen. Je bent van de grond af zo gebouwd dat je met God gemeenschap zou hebben. Wij zijn in het verbond met God geschapen. De God van het verbond was er voor de aarde gegrondvest werd en de hemelen neerzonken op hun pilaren.

Zo zijn wij geschapen door het eeuwige woord van God en van het begin af aan betekent dit Woord gemeenschap met God.

En dan is het de Geest, Die reeds in die schepping Zijn werk doet. Hij is het, Die het leven van de wereld tot die gemeenschap wekt. Dat wekken van de Geest is eveneens aan ons bestaan vooraf gegaan. De Geest van God zweefde op de wateren, voordat er iets in de wereld tot leven kwam. Zo zijn hemel en aarde uit de Geest van God geboren. God de Geest is naast de Vader en de Zoon Schepper van hemel en aarde.

En dan bloeit daar een paradijs, door de Geest tot het leven in de gemeenschap met God gewekt. En dan is daar een mens, van wie het leven door de liefde van God wordt gedragen. Zo schept de Geest ons tot gemeenschap met God, opdat in die gemeenschap de liefde en de eer van God zichzelf verheerlijken zouden.

Al het leven is door de Geest gewekt. Denk hier niet alleen aan het echte leven uit de Heilige Geest. Want dat leven uit de Geest hangt niet in de lucht. Het is de grondslag van het hele natuurlijke leven. Zo bloeien de bloesems open door de Heilige Geest en zo rijpen de vruchten door de Heilige Geest. Zo groeit het graan op de velden en zo is de Geest Die er de levenskracht aan verbindt, Die door voedsel ons onderhoudt en sterkt. Zo is de hele aarde van Zijn heerlijkheid vol.

En dan dient dit alles de gemeenschap van de liefde. Dat alles is de grondslag van Gods verbond. Dat staat niet buiten Gods genade als een natuurlijk en neutraal gebied. God heeft alles op zijn verbond gericht. Daarin moest Hem door alle schepselen de hulde worden toegebracht. En zo is de Geest, Die de schepping kroont in de ontsluiting van de verbondsgemeenschap, die gemeenschap, die er al was voordat wij er iets van wisten, maar die dan in ons bewustzijn wordt opgewekt, zodat mensentongen gaan spreken van de liefde en de eer van God en mensenharten verrukt door de ontvouwing van het eeuwig welbehagen. Zo is de oorspronkelijke roeping van ons een roeping door de Heilige Geest.

Ik sprak nu alsof er geen zonde in de wereld gekomen is. En ik mag ook zo spreken, omdat er eenmaal geen zonde in de wereld was. De zonde is niet aan alle dingen voorafgegaan. Eerst was er Gods verbond en gemeenschap. En daarna is de zonde in de wereld gekomen. Daardoor werd het verbond verbroken en de gemeenschap te niet gedaan. Het is met geen mensenwoorden te zeggen in wat voor een toestand de wereld door de zonde gekomen is. Ze is geboren in de gemeenschap met God en van de fundamenten af aan op die gemeenschap gericht en toch is de wereld nu buiten die gemeenschap gestoten.

De Geest heeft het leven tot die gemeenschap gewekt en toch is ons leven tot in de wortel toe verworden en vervreemd van God. Wij begrijpen niet hoe onmogelijk het echte ons geworden is, omdat de staat waarin wij terecht gekomen zijn ons zo gewoon is. Wij stellen het menselijk leven vaak zo zelfstandig en los van God, alsof een mens zo het leven heeft. Maar onze aanleg van het leven is in z'n geheel op de gemeenschap van God gericht en toch is dat afgebroken.

Wat belijd jij van de Heilige Geest? Dat Hij samen met de Vader en de Zoon echt en eeuwig God is.

Het is de Geest, Die in de dood van de zonde nieuw leven wekt. Dat gebeurt niet los van het werk van de Vader en de Zoon in onze verlossing. Van de Vader is het begin. Uit Hem is het verkiezend welbehagen. En de Zoon legt in Zijn offer de grondslag voor het werk van de verzoening. Van Hem gaat ook opnieuw het Woord van Gods liefde uit. Maar het is de Geest, Die ons leven gebracht heeft onder de adem van het Woord, Hij is het, Die in het Woord aanwezig is, Zich over ons uitstrekt en ons het leven inblaast zoals de profeet Elisa bij het kind van de Sunamitische deed.

Zo schept de Geest ons tot nieuwe mensen. Hij herschept ons uit de dood van de zonden tot nieuwe schepselen van God.

En nu trekt ik eerst de lijn door. Die gemeenschap van de Geest is een eeuwige gemeenschap. Onze heiliging is slechts de tijdelijke vorm van die gemeenschap. Het werk van de Geest is met de wederkomst van Christus niet vervuld. Wij worden straks geen zelfstandige mensen, die ook zonder de Geest van God in de heerlijkheid kunnen leven. Door de Geest zullen wij het eeuwige leven hebben. En in de Geest zullen we eeuwig blijven. De Geest trekt zich niet terug als het Koninkrijk overgegeven zal worden aan de Vader en de Christus zijn tijdelijke heerschappij, die Hij na Zijn overwinning ontving om deze door te zetten, weer in handen van de Vader zal leggen. De Geest leidt ons tot onze uiteindelijke bestemming. En onze uiteindelijke bestemming is dat wij onze oorspronkelijke roeping vervullen, nu dieper geworteld in de eeuwige gemeenschap van Gods liefde dan in het eerste paradijs het geval was.

De Geest zet ons daar niet op een plaats om het dan verder aan ons over te laten. Hij wekt het nieuwe leven, maar leidt het ook en Hij blijft het leiden. Daar zal dan de glans van de Geest op ons gelaat stralen. En daar zal Zijn werk in het leven van de Zijnen in volle duidelijkheid worden uitgestald. Daar zal Hij ons eeuwig leiden, zodat alles wat we doen, gedaan zal zijn in de ongebroken gemeenschap van liefde en eer van God.

Zo sprak ik over het werk van de Geest in onze schepping en in de oorspronkelijke roeping en in onze eeuwige bestemming. Daarin zie je God de Heilige Geest, Die van de Vader en de Zoon eeuwig uitgaat. Die ook uitgaat om de nieuwe mensheid eeuwig te leiden en iedere gave te ontplooien en de krachten op te wekken om zo ons leven te ontvouwen tot de volle versiering en glorie, ons toebedeeld in de verkiezing van God en ons geschonken opdat daarin de Vader de Zoon en de Zoon de Vader zou huldigen en eren. Zo kun je ook de heiliging verstaan.

Die Geest is ook mij gegeven, om mij door waar geloof aan Christus en al zijn weldaden deel te geven, mij te troosten en eeuwig bij mij te blijven.

Wij moeten de verbanden naar voren en naar achteren verstaan, anders lijkt de heiliging wel stukwerk. Dan zie je er de scheppende kracht van de Geest niet in en dan kun je de werken van God niet aanbidden. Onze heiliging is meer dan dat ons leven veranderd wordt naar het evenbeeld van Christus. Als we het zo maar zagen, dan stond het steeds voor ons in het grote verband.

Maar wij denken bij onze heiliging zo vaak alleen aan de overwinning van een zonde of het breken van de macht van het kwaad. Het werk van de Geest schijnt dan bijna uiteen te vallen in losse momenten. Maar de Geest brengt de vaste lijn in ons leven.

Je wordt vandaag tot je eeuwige bestemming geleid. En nu al wekt de Geest die gaven in je, waarin je je eeuwig voor God zult vertonen. Bekijk je het van jouw kant, dan ontdek je het gebrokene. Telkens weer is er de nederlaag. En telkens verlies je het in je geestelijke worsteling. Maar in het geloof weet je, dat de Geest echt en eeuwig God is en dat Zijn werk in jou toch ongebroken is. In de eeuwige heerlijkheid zal Hij in jouw leven uitwerken wat Hij er nu al wekt. Daarom is je inspanning geheiligd, want daarin verwerf je parels, die straks je eerkroon zullen sieren. En zo is de Geest ook in ons verdriet zeer dicht bij ons, want daarin wordt gezuiverd. De bijl gaat er misschien wel scherp over heen, maar je wordt gevormd tot een beeld, waarin in God genoegen schept. Wat God u heeft toebedeeld in Zijn eeuwige heerlijkheid, dat wordt in dit leven door de Geest in u gewekt.

Want het is de Geest, Die ons met Christus verbindt. Hij geeft ons deel aan Christus en al zijn weldaden. Hij plant ons in Christus en doet de wortel van ons leven rust vinden in de Middelaar, zodat we niet heen en weer geslagen worden, maar in Christus de eeuwige vastheid van ons leven gevonden hebben. Wij worden door de Geest in Christus ingelijfd. Wij worden lidmaten van de Here Jezus Christus, met het Hoofd verbonden en door ons Hoofd geregeerd.

Zo wordt hier op aarde de nieuwe gemeenschap met God toch werkelijkheid. Je weet jezelf opgenomen in de gemeenschap van de liefde en eer tussen de Vader en de Zoon. En je weet jezelf eeuwig in die gemeenschap ingevoegd door de Heilige Geest, Die sterker is dan alle weerstanden, omdat Hij echt en eeuwig God is. Zo vast de schepping staat, zo onwankelbaar is ook de herschepping.

En zo wordt dan die eeuwige gemeenschap met God beleefd. In je vreugde ben je dan dicht bij God en in je verdriet blijf je bij Hem. Ik zal in Uw tent verkeren en ik zal mij stellen onder de schaduw van uw vleugelen. U hebt mij overdekt en U bent mij tot heil geworden. U bent mij overdag tot een licht en U bent 's nachts bij mij. U omgeeft mij van achteren en van voren en Uw hand is mij. Word ik wakker, dan ben ik nog bij U.

En dan geeft de Geest ons deel aan Christus en al Zijn weldaden. Wij worden vernieuwd naar het beeld van Christus. In jouw leven spiegelt zich op een eigen manier de liefde van de Vader tot Christus af. Je wordt een volmaakt voorbeeld van die liefde.

En dan is het de Geest, Die ons troost.

Breek toch ook die troost niet uiteen in ogenblikken van vertroosting. Deze troost is er elke dag, want ook deze troost heeft verbanden naar voren en achteren. De troost wordt niet slechts genoten in ogenblikken van bijzondere droefheid. Wat wordt het werk van de Geest schraal als daaraan alleen gedacht moest worden. Dit is de gave van God de Heilige Geest: wij zijn getrooste mensen. Wij staan 's morgens getroost op en gaan getroost aan het werk. Wij zijn getroost, ook als we ons niet bewust op die vertroosting richten. Want we leven in de troost en we ademen in de troost. De troost is de sfeer, waarin we ons bestaan hebben. En als dan een tegenslag mij treft of verdriet de zon van het geluk verduistert, dan overkomt me dat toch in de sfeer van de vertroosting. En dan heffen we het hoofd weer op: niets kan mij scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus, onze Here.

Want door de troost staat ons leven gericht op de eeuwige bestemming. Ik kom toch tot het doel, dat God in Zijn schepping van mijn leven voor ogen heeft gehad. En ik zal toch een eeuwige kroon ontvangen. God slijpt vandaag de juwelen al.

Dit is de vertroosting van de Heilige Geest:

Wij heffen het hoofd omhoog en zullen de eerkroon ontvangen.

AMEN