Het begin van de eeuwige vreugde
Catechismusprediking van Ds. J.W. Tunderman (1904-1942)
 

ZONDAG 19: CHRISTUS HEERLIJKHEID EN WEDERKOMST 

Hebreeën 2:1-9

6 Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven. 2 Want indien het woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen, 3hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd, 4 terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de Heilige Geest toe te delen naar zijn wil.

5 Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen. 6 Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende:
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet?
7 Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld,
met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond,
8 alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen.
Want bij dit: alle dingen (hem) onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn: 9 maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond.

Zondag 19
Waarom wordt eraan toegevoegd: en zit aan de rechterhand van God?
Christus is opgevaren naar de hemel om Zich daar te bewijzen als het Hoofd van zijn christelijke kerk, door wie de Vader alle dingen regeert.
Wat is voor ons de waarde van deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus?
Ten eerste giet Hij door zijn Heilige Geest in ons, zijn leden, de hemelse gaven uit.
Ten tweede beschermt en bewaart Hij ons met zijn macht tegen alle vijanden.
Welke troost schenkt u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden?
Dat ik in alle droefheid en vervolging met opgeheven hoofd juist Hem als Rechter uit de hemel verwacht, die Zich eerst om mij voor Gods rechterstoel gesteld en heel de vloek van mij weggenomen heeft.
Hij zal dan al zijn en mijn vijanden aan de eeuwige ondergang overgeven, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich nemen in de hemelse blijdschap en heerlijkheid..


 

De preek van Ds. J.W. Tunderman over zondag 19

Wij doen in deze Zondag belijdenis van Christus' heerlijkheid aan de rechterhand van de Vader en van Zijn wederkomst om te oordelen de levenden en de doden.

Wij belijden daarin de verhoging van Christus, zoals die reeds volledig Zijn deel is in Zijn heerschappij over alle dingen en het volle einde van Zijn verhoging, straks in Zijn toekomst.

In het eerste belijden wij, dat Christus onze Koning is, de Koning, Die Zijn leven heeft gegeven voor de zonden van de wereld, die al haar schuld heeft weggedaan in Zijn bloed en haar gereinigd aan de Vader voorgesteld, Die nu ook alle heerschappij over haar verworven heeft en zo als Koning eeuwig regeert in Zijn heerlijkheid.

Dat Koningschap van Christus hebben we hoog in ons vaandel staan. Dat drijft ons toch de wereld in om van dat Koningschap belijdenis te doen en het hele leven te roepen tot gehoorzaamheid aan Hem, Die in Zijn sterven en opstaan de dood van de hele wereld overwon en haar het eeuwige leven schonk.

Dit is de zenuw van onze christelijke strijd.

Wij hebben ons christelijke leven gevormd en georganiseerd, niet om als christelijke groep ook ons deel op te eisen, niet om ook onze aanspraken te doen gelden, niet om wat baantjes te hebben en over een aantal posten te beschikken, om er ook wat van onze mannen in te duwen en zo wat zeteltjes te bezetten.

Ik zeg niet, dat dit er niet vaak in geweest is, maar dat was dan uit de duivel en niet uit Christus. Dat vloeide niet uit de belijdenis van Zondag 19 voort, maar was er rechtstreeks mee in tegenspraak. Dat was dan in ons even vleselijk en werelds als in iedere andere groep.

Wij zijn uitgegaan om onze Koning te belijden. En wij hebben onze krachten verdeeld. De één had hier een taak en de ander vond daar zijn roeping. En overal droegen we de zelfde boodschap uit, dat Christus Koning is en dat alle dingen aan Hem zijn onderworpen, dat bij alle vraagstukken alleen door de Geest van Zijn wijsheid de oplossing te vinden is. Dat hebben we geroepen voor het oor van de overheden, politieke leiders en groepen, economen en sociologen, pedagogen en onderwijzers, ook tot de wetenschappelijke onderzoekers van alle faculteiten zonder uitzondering.

En toch hebben wij dit alles nog slechts maar half toegepast. Ons hart is vaak zo ver van het Koningschap van Christus, dat we wel met de mond belijden.

Want wij zien zo vaak het koninkrijk van Christus beperkt tot de sfeer van de bijzondere genade. Daar is Christus dan Koning en belijden wij Zijn Koningschap. Die sfeer zien we dan vaak als een boog getrokken over het leven heen. Maar daar beneden is dan het leven van de natuur. Daar heersen de natuurmachten en de krachten van de geschiedenis. Zo onttrekken wij telkens het gewone leven aan de heerschappij van Christus. En stemt dat niet overeen met onze beleving van elke dag?

Wie kan tegen de machten van de natuur op? En hoe zouden we daar het Koningschap van Christus moeten belijden? Hoe zouden we ook daar heersen? Ik kan nog geen el aan mijn lengte toevoegen. En ik ervaar toch elke dag, dat ik in de natuur voor wetten sta die ik onmogelijk weerstaan kan. Is het leven van de natuur niet een stroom, een bruisende vloed en wat ben ik meer dan het blad van een boom, dat door de stroom wordt meegezogen?

En wie naar het mensenleven ziet, ontwaart daar de geweldige krachten van de geschiedenis. Tronen worden verbrijzeld en andere worden opgericht. Vorsten, volken, culturen komen op en gaan weer ten onder. Wie zal de historie kunnen bedwingen? Wie zal de machten kunnen beheersen? De leiders van de wereldbewegingen sidderen vaak zelf voor de machten, die ze opriepen. Is de kerk niet een notedop in de oceaan van de geschiedenis? Hoe zullen wij hier dan met Christus heersen?

De Schrift predikt het ons echter anders. De sfeer van de genade is niet een kring, die zo boven het gewone leven uitzweeft en de bodem van de werkelijkheid niet raakt.

Zeker, de Schrift spreekt van de natuurlijke dingen, die met de genade in strijd zijn. Maar ze zegt het ons altijd zo: de natuur, dat is het hele leven, al wat leeft en niet leeft in de wereld, de gehele schepping, die uit Gods hand voortkwam en het mensenleven, dat in die wereld tot ontwikkeling kwam.

Die natuur is verdorven tot in de wortel toe. Christus is in de wereld gekomen. God heeft in Hem Zijn verbond geopenbaard. Dat was het werk van de genade. In die genade heeft God de hele natuur weer opgevangen in Zijn liefde. Want in het offer van Christus is de wereld weer aan God geheiligd. In dat bloed gewenteld is ze Gode weer aangenaam. Zo kan God het leven weer zegenen en vrijmaken. Zo werd de wereld door genade verlost.

En nu is er in de hele wereld geen vierkante centimeter, die door Christus niet werd vrijgekocht met Zijn bloed en waarover Hij nu niet de heerschappij uitoefent in Zijn heerlijkheid. De wereld is in haar geheel gered door de heerschappij van de genade, die nu in de hand van Christus is.

Slechts in de mensenwereld wordt de overwinning van Christus' genade in Zijn verhoging en de heerlijk van Zijn koninklijke heerschappij ontkend en weersproken.

Er is aan de ene kant het erkennen van de overwinning van de genade door de werking van de Geest en de gebondenheid aan het Woord in het leven van de Zijnen. In die erkenning komt de genade ook in het mensenleven tot heerschappij. Daar wordt de scepter over het leven vrijwillig en met vreugde in de hand van Christus gelegd. Zo belijden wij de Christus als de Koning van ons leven.

Aan de andere wordt die genade door een deel van de mensheid verworpen. Daar wil men teruggrijpen naar het natuurlijke leven, zoals het zonder Christus is geweest en zonder Hem eeuwig bezwijken zal onder het komende oordeel. Daar verwacht men een beter leven door de natuurlijke krachten en mogelijkheden te ontplooien, door de schatten, die in de aarde verborgen liggen op te graven, door de krachten, die nog sluimeren in de volkeren, op te wekken en door een mystieke verbinding aan de loop van het leven te verbinden. Daar vergoddelijkt men de natuur en daar verwacht men alle heil van datgene wat niet onder de genade ligt.

Zo staat het in de wereld van de mens tegenover elkaar: het rijk van Christus, waarin de genade en de liefde van God tot overwinning kwam in de volle erkenning van Gods verbond. En het rijk van de duisternis, dat wil volharden in de verwerping van die genade en de redding van Christus niet begeert.

Er is een enorme spanning in de worsteling tussen de macht van de genade en de macht van de natuur, die de genade verwerpt. Het staat tegenover elkaar in een scherpe tegenstelling, in een strijd, waarin beide partijen begrijpen, dat het gaat om de totale ondergang van één van beide, een ondergang waarin niets gespaard zal blijven.

En elke andere tegenstelling, die mensen van mensen scheidt, zal in die spanning verdwijnen. Alles wordt in die worsteling overbrugd en de onbegaanbaarste wegen worden gebaand. Hier wordt aan beide zijden, in de wereld en in de kerk, elke tegenstelling overwonnen: die tussen karakters en botsende belangen, de aanleg en de ontwikkeling, de overtuiging en de inzichten, tussen volk en volk, ras en ras. En die samensmelting aan beide zijden zal beslag krijgen naarmate het leven van de mensheid zich steeds meer gaar concentreren rondom twee brandpunten: de belijdenis van Christus en de verwerping daarvan.

En nu is de troost van Zondag 19 dat boven alles wat hierboven opgesomd is, Christus als Koning uitgestegen is om de troon te beklimmen.

Hij is dagelijks bezig om de gehele wereld en al wat er in is voor te bereiden tot de dag van Zijn wederkomst.

Dit heft de zogenaamde tegenstelling op tussen natuur en genade, alsof de kring van de genade slechts iets zwevends is boven het natuurlijke terrein.

En dit doet de echte tegenstelling uitkomen die er is tussen links en rechts, die tegenstelling die niet beperkt is tussen dit of dat, maar het hele leven tot in zijn diepste aspecten doorsnijdt.

Christus is Koning over het niet-menselijke leven. Niemand moet denken en spreken alsof hier de natuurmachten de heerschappij hebben. Er is wel een wet voor het leven van de natuur. Maar die wet is in de Christus hersteld en zij wordt nu door Hem gehandhaafd.

En Christus is Koning over het gehele leven van de mens, over Zijn volk en over de vijand, die Zijn volk tegenstaat, over de kerk, die voor haar Koning boog en over de wereld, die Hem die eer weigert.

Van die Koningsheerlijkheid moeten de Zijnen getuigen. Dat mag in een organisatorisch verband, maar wordt nooit afhankelijk van bepaalde organisaties. Ook al zouden alle christelijke instituten in de wereld onmogelijk gemaakt worden, dan is daar nog steeds je roeping om te getuigen. Het is voor jou onmogelijk mee te werken aan een staatkunde of een maatschappelijke actie, een volksbeweging, een wetenschap of wat dan ook, waarin die heerschappij van Christus niet volledig wordt erkend. Hier mag je je wapens nooit neerleggen. Want het gaat hier immers om de totale ondergang: of het rijk van Christus, of het rijk van de duisternis. Je kunt beter verdrukking lijden dan dat je de Heiland verloochent.

Die hoofdgedachte wordt verder uitgewerkt in de tweede vraag en het antwoord daarop van deze Zondag.

Wat is voor ons de waarde van deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus? Ten eerste giet Hij door Zijn Heilige Geest in ons, zijn leden, de hemelse gaven uit. Ten tweede beschermt en bewaart Hij ons met Zijn macht tegen alle vijanden.

Je hoort hier weer twee dingen: Christus is Koning van Zijn volk en Hij heerst over al zijn vijanden. De waarde hiervan is, dat je leert dat Hij in de Zijnen Zijn hemelse gaven uitgiet en dat Hij de vijand bedwingt.

Het doel van het zitten aan de rechterhand van God ligt hierin dat Hij kerk en wereld beide klaar maakt voor de wederkomst. Christus is in de hemel. Hij is verhoogd. Maar wij hebben een levende band met Hem. Wij zijn niet achtergebleven soldaten in een vreemd land, in de steek gelaten door hun generaal. Maar we staan in een wereld, die het eigendom van Christus werd en wij leven in Zijn dagelijkse gemeenschap. Hij stort op ons Zijn gaven uit. Hij is onze Koning. En wij zijn koningen met Hem. Nu al, maar wel alleen in het geloof.

Van mijzelf ben ik een slaaf en een speelbal van de krachten die in de wereld werken. In ons eigen leven zijn onbeheersbare natuurkrachten opgehoopt. Dat alles is verdorven. Het voert heerschappij over ons. We worden onderdrukt door ons eigen bloed. We worden meegenomen door de storm die raast in ons bloed.

In Christus mag je weer heersen. Niet op een manier dat je met een trotse nek de machten uitdaagt. Maar je overwint door het geloof en door het gebed. Zo beklim je de troon in het leven. Zo is een vader koning in zijn gezin, door Christus en Zijn herstellende genade. En de zakenman deelt niet in de heerschappij van Christus, als hij meegesleept wordt door de geest die zich van handel en commercie meester gemaakt heeft, maar als hij de scepter van Christus ontvangt en daarin het leven bevrijdend aanraakt. Zo heerst ook de kerk van Christus, omdat ze het Woord van God brengt in de wereld. Niet in haar ligt de heerschappij, maar in het Woord, dat ze draagt. En ze is niet de koningin van de aarde. Wee de kerk, die zich als koningin gedraagt. Haar parels zullen kapot getrapt worden en al haar sieraden door het slijk gehaald. Zo is Jeruzalem vergaan door de woorden van Jeremia, omdat het wilde heersen over het leven zonder de genade van het verbond. Maar in Christus komt de kerk tot heerschappij. Alles wat ze nodig heeft in haar worsteling, ontvangt ze als gave uit de hand van Christus.

Wie gelooft heerst ook in de vernedering. Een gelovige is een koning ook al wordt hij uitgeworpen. Een gelovige wordt met goud bekroond in de smaad en met schatten beladen, ook in de beroving en wie gelooft tast naar de overvloed van Gods gaven, ook daar waar hem alles ontbreekt.

Zo stort Christus Zijn gaven in ons, Zijn leden, overvloedig uit. Alles wat de bruid nodig heeft, zal ze ontvangen. Zo wordt ze klaargemaakt voor de wederkomst van de Bruidegom.

En dan is het ook Christus, Die ons tegen alle vijanden beschermt en bewaart. Dat wil niet zeggen dat u de wimpers niet verschroeien zult in de gloed. Christus is onze Koning en Hij regeert over ons in liefde en zachtmoedigheid. Maar als we het nodig hebben pakt Hij ons ook hard aan. En dan drukt Zijn hand soms zwaar op Zijn kerk, opdat ze zich van haar zonden bekeert. Christus laat dan soms ook de vijand toeslaan.

Maar in dat alles is Hij het, Die ons beschermt en bewaart. Het woeden van de vijand moet zelfs dienen om Zijn bruid klaar te maken en haar te brengen tot het volle einde van haar loop.

Daarin brengt Hij ook de wereld van de vijand tot haar bestemming. Hij laat toe de Zijnen te verdrukken. Daarin zijn de Nero's, de Alva's, de Stalins instrumenten in de hand van Christus. Maar ze daarin dienen ze Hem niet, maar weerstaan Hem, evenals het doel van Nebukadnezar niet lag in het voltrekken van Gods gericht over Jeruzalem, maar hij wilde juist de heerschappij van de Here over de Zijnen te niet doen.

Verwonder je niet, dat het zo moet van eeuw tot eeuw. Zo moet de toorn van God volgemaakt worden, bewaard tot de dag van de toorn. De maat moet worden gevuld. Daarin wordt de wereld rijp voor het gericht.

En daartoe dient nu alles wat het ongeloof bereikt en tot stand brengt. Wij denken vaak aan de moeite van de worsteling van de kerk tegen de wereld. Wat een zware strijd heeft de kerk in de wereld. Maar vergeet toch niet: wat een zware strijd heeft de wereld tegen de kerk. Wat kost dat een inspanning van alle krachten en hoe moet alles worden geconcentreerd om de heerschappij van Christus tegen te staan. Het is voor het ongeloof niet eenvoudig om de kerk te bestrijden. Dat vergt de uiterste inspanning. Daartoe moet alles tot het hoogste toerenaantal opgevoerd worden, alle wetenschap en kennis, alle techniek en beheersing worden daarvoor in dienst gesteld. De kerk worstelt soms in haar eigen bloed, maar het is voor de wereld ook een strijd van leven op dood, want het is een worsteling tegen de heerschappij van de Christus, een worsteling, die ondanks alle inspanning toch zonder hoop is, want Christus heeft reeds de wereld overwonnen.

En dan is de worsteling van de kerk nooit zonder hoop, maar ze weet zich steeds gedragen door de volle zekerheid van de eindoverwinning. Christus is nu verhoogd. Maar de laatste fase van zijn verhoging moet nog komen. Daarom is de kerk nog in de verdrukking, omdat haar Heiland nog niet de volle glorie verworven heeft. Hij moet nog terugkomen op de wolken van de hemel. Dat zal het volle einde zijn van Zijn verhoging. En als dan de Heiland van de kerk ten volle verheerlijkt wordt, dan zal ze ook ten volle in Zijn glans en heerlijkheid delen. Dan zal het uitgesloten zijn dat er een kerk op aarde vertrapt en geschonden wordt.

Wij verwachten Christus als een Rechter uit de hemel, Die al Zijn en mijn vijanden aan de eeuwige ondergang zal overgeven, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich nemen zal in de hemelse blijdschap en heerlijkheid.

Je schrikt er bijna van om het zo te zeggen: Hij zal al Zijn en mijn vijanden aan de eeuwige ondergang zal overgeven. Maar je zegt dit toch in het geloof.

Je weet toch wel wie je vijanden zijn? Zou ik niet haten die U haten, ja ik haat ze, tot vijanden zijn ze mij. Wie niet zo haat, heeft ook niet lief. In Christus kun je liefhebben, maar in Christus kun je ook haten. Uw persoonlijke vijand moet je liefhebben. De vijand van God moet je haten. Dat wil zeggen als de vijandschap hem volkomen vervult, als er geen dwaling meer in zijn strijd tegen de Christus is. En dan kun je dit nog slechts op het niveau van geloof. Zeg niet: dit is Oud-testamentisch, want dan zou je de Bijbel in tweeën scheuren. En dan heb je ook het boek Openbaringen niet gelezen, waar je horen kunt van Christus' ogen, die branden als een vuur.

Met die Christus hebben wij gemeenschap en alleen in die gemeenschap kun je hier je belijdenis verstaan.

Die vijandschap wordt alleen door de liefde van God gewekt. Je moet hier bij die volgroeide vijandschap niet denken aan de socialist die, door anderen verleid, de kerk de schuld geeft van maatschappelijk leed. Als je je ten volle geeft in de liefde van Christus, dan wekt dat de echte vijandschap. Want dan wordt Christus in u openbaar. En dan staat het duidelijk tegenover elkaar: Christus in jou en de verwerping van Zijn liefde en genade tegenover u.

Daarin dat Christus' genade volkomen heerschappij over ons verkrijgt, wordt het oordeel bespoedigd. Straks komt Christus. En dan brengt Hij het proces tot een beslissing. Daarin ook zal de genade triomferen. Want dan gaat de genade heersen tot in eeuwigheid.

Van die dag zegt de Belijdenis in artikel 37 dat wij haar verwachten met sterk verlangen.

Jij ook?

AMEN