Het begin van de eeuwige vreugde
Catechismusprediking van Ds. J.W. Tunderman (1904-1942)
 

ZONDAG 14: HET WONDER VAN CHRISTUS' GEBOORTE

Filippenzen 2:1-11

1 Indien er dan enig beroep (op u gedaan mag worden) in Christus, indien er enige bemoediging is der liefde, indien er enige gemeenschap is des geestes, indien er enige ontferming en barmhartigheid is, 2 maakt (dan) mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn, één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven, 3 zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, 4 maar ieder (lette) ook op dat van anderen. 5 Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, 6 die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, 7 maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. 8 En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. 9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, 10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, 11 en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!

Zondag 14
Wat belijdt u met de woorden: die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria?
De eeuwige Zoon van God, die echt en eeuwig God is en blijft, heeft door de werking van de Heilige Geest echte menselijke natuur aangenomen uit het vlees en bloed van de maagd Maria, om het ware zaad van David te zijn, zijn broeders in alles gelijk, maar zonder zonde.
Wat is voor u de waarde van de heilige ontvangenis en geboorte van Christus?
Zo is Hij onze Middelaar, die met zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt.


 

De preek van Ds. J.W. Tunderman over zondag 14

Er zijn in deze dagen veel mensen, die de werkelijkheid van het leven niet kunnen aanvaarden. Dat wat er gebeurd is en nog iedere dag gebeurt is zo vreemd ten opzichte van de gedachten, die ze zichzelf gevormd hebben en de idealen, die ze hebben gekoesterd, dat ze deze werkelijkheid van vandaag afwijzen. Is dit nu een droom, wat we beleven? Of is het ideaal steeds een droom geweest? Het levensideaal botst tegen de levenswerkelijkheid. Dit is een niet te dragen spanning.

De één laat dan zijn levensideaal los en laat de stroom van de werkelijkheid weerloos en willoos over zich komen. En de ander houdt zijn levensideaal vast, maar weigert de werkelijkheid te aanvaarden. Dit is een boze droom, die straks voorbij is. En dan komt het weer tot opbouw. De wereld moet verbeterd worden. Het moet komen tot een restauratie van het leven.

Je begrijpt wel, dat in deze twee levenshoudingen de mens in het middelpunt staat.. Wie zo de dingen van het leven overlegt denkt vanuit de mens. Houdt hij het levensideaal vast, dan beklaagt hij de mens als een slachtoffer van zijn eigen lot, als één, die het beter verdiend heeft en toch worstelt langs donkere wegen naar het licht van een betere wereld. Aanvaardt hij de levenswerkelijkheid met loslating van gekoesterde idealen, dan scheldt hij de mens uit voor een beest en neemt hij de toevlucht achter de pantsers van een grimmig cynisme.

Dit zijn de spanningen van het humanisme. Het humanisme verwacht de verlossing van het leven van de kant van de mensen, van de goddelijke mens van de beschaving en stelt deze beschavingsmens teleur, dan neemt de verbrijzelde hoogmoed wraak over de ondervonden teleurstelling en de grievende ontgoocheling in een bittere haat tegen het menselijke leven zelf.

Wie gevangen zit in de werking van deze beide polen van levensideaal en levenswerkelijkheid staat op een tweesprong. Straks als de dingen hun loop genomen hebben en de nieuwe wegen van het leven zich gaan aftekenen in het bewustzijn van de mensen, dan zal de vraag beslist worden, welke richting de geslagen mens kiezen zal.

Je leeft natuurlijk mee in de geestelijke worsteling, die zich in het geweld van deze wereld steeds meer verscherpt. Natuurlijk leef je mee, omdat je geroepen bent te letten op de tekenen van de tijd en om de geesten te verstaan in hun woelen en werken.

Maar dit moet je dan vasthouden, dat het christelijk geloof geheel vreemd staat tegenover de spanning tussen levensideaal en levenswerkelijkheid en dat de vraag of wij de werkelijkheid van het leven wel kunnen aanvaarden voor ons geen vraag is.

Je moet het niet vreemd vinden, dat ik het geloof in de Christus tegenover al deze levensspanningen stel. Het christelijk geloof heeft zijn spanningen, maar het heeft zijn eigen spanningen. Iedere keer wordt de spanning, die het ongeloof kent verward met de spanning van het geloof. En zo hecht zich ook iedere keer de valse spanning tussen levensideaal en levenswerkelijkheid zich in het hart van christenen.

Wij hebben het Woord van God, dat niet spreekt over een levensideaal in een barre wereld. Ons wordt verkondigd, dat Jezus Christus, de Zoon van God, in de wereld gekomen is en Zich voor eeuwig met deze levenswerkelijkheid heeft verbonden. Dat moet ons beheersen. En alles wat we horen staat met het werk van Christus in verband. En heel deze levenswerkelijkheid wordt door Christus geleid. Wij hebben geen levensideaal, dat we, al of niet gehavend, hoog moeten houden, maar wij hebben de levende Koning in de hemel: de mens Christus Jezus.

Wij zijn geroepen om te belijden, dat de Zoon van God mens geworden is door Zijn geboorte in Bethlehem.

Dat is het wonder, dat door de kerk aanbeden wordt. Dit gaat het menselijk verstand te boven. En dit kan geen mens doorgronden. Hiervan kan de kerk slechts getuigenis geven in een loflied. God is mens geworden: een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij rust op Zijn schouder en men noemt Hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.

Toch is deze menswordeng van de Zoon van God niet in strijd met het gezonde verstand. God gaat in de herschepping van hemel en aarde niet tegen Zijn eigen schepping in. Hij brengt in de herschepping de schepping tot haar vervulling. De menswording van de Zoon van God vloeit niet uit de schepping voort. Het is een wonder, dat het is gebeurd. Voor de Oosterse kerk is de geboorte van Christus een natuurgebeuren. Zoals in de lente het leven uit de dood van de natuur te voorschijn breekt, zo is de Zoon van God als mens op aarde geboren. Dat ligt in de schepping opgesloten. De Westerse kerk hield zich steeds aan de Schrift. Christus is mens geworden om onze zonde. Die menswording lag niet vanzelf in de schepping opgesloten, zodat bij de ontvouwing van de heerlijkheid van de schepping het ogenblik van de menswording van de Zoon Gods vanzelf moest aanbreken.

Het is een wonder en wel een wonder van de liefde van God voor een verloren en ontaarde wereld. Reddend is Christus in het mensengeslacht neergedaald toen Hij ontvangen werd van de Heilige Geest in de schoot van Maria. Dat kan niet vergeleken worden met het zaad dat in de aarde valt en door de aarde wordt omsloten om straks uit te spruiten en open te bloeien.

Je kunt het met geen ding op aarde vergelijken en je kunt in de hele wereld geen parallel aanwijzen. Hier vindt het profetische woord zijn vervulling: Ik schep wat nieuws op de aarde.

De geboorte van Christus was niet een moment in de zelfontvouwing van de schepping. Hier wordt een nieuw begin gemaakt. Een oude en verdorven wereld wordt vernieuwd en herschapen tot een wereld van God.

Maar het was niet in strijd met het gezonde verstand. Want de aarde en het mensenleven waren vanaf het begin aangelegd op de gemeenschap met God. Want de wereld is uit de gemeenschap van de Geest. En door de Geest werd ze weer teruggeleid tot God. Daartoe is de wereld geschapen en dit is het doel van het leven van de mensen, dat er gemeenschap geoefend wordt tussen de Schepper en Zijn schepsel.

De zondeval heeft de vervreemding gebracht. Hoe is de schepping ontaard. Hoe zijn wij ontaard. Wat is ons leven verdorven. Wij liggen weggeslagen in de breuk met God. En in die breuk met God is alle licht gedoofd en alle leven ondergegeaan. Daartoe heeft God de wereld niet geschapen, dat ze Hem niet zou kennen en van Zijn Geest niet vervuld zou zijn.

De wereld krimpt weg. Alle glans is vergaan. En de schuld drukt ons neer. De aarde was bestemd om een hemel te worden, om in de hemel te worden opgenomen, om gezet te worden in de glans van de troon. En zonder Christus wordt ze een hel.

In die wereld is Christus ingegaan door Zijn geboorte in Bethlehem. Hij is ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. Hij is op wonderlijke wijze geboren. God schiep wat nieuws op de aarde. Hij brak met de natuurlijke manier. Een maagd is zwanger geworden en zij baarde een Zoon.

God droeg Zijn eigen Zoon in onze bloedsgemeenschap. Van boven af daalde Hij neer. Hij werd ingeënt in ons geslacht. Hij is de Zoon van God en Hij wordt echt mens, ons in alles gelijk. Ten volle is Hij God, de Here, de Allerhoogste. En ten volle is Hij mens, schepsel, maaksel van God. Hij staat boven de wet van Zijn God en Hij buigt toch onder die wet. Hij is goddelijk soeverein en Hij wordt onderdaan.

Wij moeten Hem aanbidden. En Hij werd ons toch volkomen gelijk. Wij zeggen tegen Hem: Here God en toch noemen wij Hem onze Broeder.

Hij is niet een tussenwezen, tussen God en de mensen, geen half-God en geen God-mens. Hij is God in ongerepte majesteit. En Hij werd mens van vlees en bloed, onderworpen aan de wet en gesteld onder de wil van de Vader. Johannes noemt Hem het eeuwige Woord en toch kwam Hij in de wereld van de tijd als een tijdelijk schepsel, eindig, beperkt en begrensd.

Die gemeenschap van de Schepper en het schepsel in de Persoon van de Here Jezus Christus is een wonder. Er is geen mogelijkheid om dat wonder te benaderen. Je kunt het niet in begrijpbare stukjes uit elkaar halen. Wij hebben één Christus en deze Christus is God en mens.

In deze menswording van de Here Jezus Christus is nu onze gemeenschap met God voor eeuwig vastgelegd. Want de gemeenschap van het verbond met God wordt helemaal door Hem en Hem alleen beheerst. Hij is daarin onze Middelaar. Je moet het niet voorstellen alsof Christus tussen God en ons kwam staan en daarin alleen onze Middelaar is.

Wie het zo alleen ziet, ziet Christus toch weer als een tussenwezen tussen God en mens. Hij staat niet tussen God en Mens in. Hij is God en Mens tegelijk en zo vervult Hij het Middelaarsambt.

Het is Zijn werk ons met de Vader te verzoenen. Daarin ontsluit Hij de gemeenschap tussen God en de mensen. Wat eens het doel van de schepping was, wordt in de herschepping tot vervulling gebracht.

Dat is de nieuwe levenswerkelijkheid, die door Christus ontsloten is door Zijn geboorte in Bethlehem.

Hij verzoent ons met God. Hij verzoent ons door ons volkomen met Zich en Zich volkomen met ons te verenigen. Wij belijden immers, dat Hij onze Middelaar is en met Zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben voor Gods aangezicht bedekt.

Hij geeft Zichzelf als Middelaar. Ons oude leven wordt door Hem te niet gedaan. Zoals wij zonder Hem waren, zo wordt ons bestaan opgeheven. Ons leven is nu een leven met Christus, een leven dat één is met Hem, zodat Zijn leven ons vervult en wij belijden: ik leef niet meer, Christus leeft in mij.

Christus' geboorte geloven is altijd een leven in deze éénwording met Hem. En die staat buiten de genade van Zijn Middelaarschap. Anders dan de eenheid van God en mens in de Persoon van Jezus Christus, kan wel een voorbeeld gegeven van onze eenheid met Christus. De Schrift gaat ons daarin voor. Wie Christus waarachtig gelooft, is een plant met Hem, een rank van de wijnstok. Dit is te begrijpen: de wijnstok leeft in de ranken.

En alles wat niet uit die levensgemeenschap met Christus is, dat is uit de duivel en dat ligt onder het oordeel. Iedere voorstelling van ons denken, die niet volkomen uit Christus is, die niet uit Hem als de Wortel opkomt, is verdorven. En iedere gevoelsbeweging, waarin Christus niet kan zijn, dat is de beweging van de ongerechtigheid. En iedere ontroering, die niet van Hem vervuld is, is veroordeeld. God heeft ons Zijn Zoon gegeven, opdat wij volkomen één met Hem zouden zijn en Hij met ons. Maar Hij heeft Zijn Zoon ons niet gegeven, opdat wij Hem en Zijn gemeenschap zouden verontreinigen.

Daartegen heb je te worstelen, opdat Christus' gemeenschap in al je gedachten en gevoelens en daden overwint en heel je bestaan gedragen wordt door de Wortel uit Wie je herboren bent en het leven ontving.

Dat wil niet zeggen, dat we, ook als wij in de gemeenschap met Christus leven, niet dikwijls struikelen. Christus leeft wel in ons, maar de zonde werkt ook nog in ons. Er zijn nog overgebleven zwakheden. Het punt waarop het aankomt ligt ergens anders. God wil ons de zonden, die wij zo nu en dan uit zwakheid bedrijven graag vergeven. Daarom schonk Hij ons immers de Christus. Die bedekt onze schuld en zonde met Zijn heiligheid en onschuld. En die Christus bedekt ons elke dag opnieuw. Dat is geen feit voor een ogenblik. Dat is de dagelijkse barmhartigheid van onze Hogepriester.

Maar hier komt het op aan, en dit alleen is de geboorte van Christus geloven: dat je Hem als de nieuwe wortel van je leven ten volle aanvaardt en alles wat niet uit die wortel opkomt als zonde veroordeeld weet. Wij zijn in zonde ontvangen en geboren. Onze geboorte staat in de schaduw van de zondeval. Onze oude oorsprong is uit een zondig geslacht. Alles wat uit die oude oorsprong is, dat is zonde, het vuile en het beschaafde, het grove en het verfijnde, de gedachte, die je misschien geen mens wenst te zeggen en jouw trots, die je maar al te graag zien laat.

Wie echt gelooft, dat Chriustus in Bethlehem geboren werd om als God en mens onze Middelaar te zijn, die verstaat, dat alles wat uit die eerste geboorte is, wat we meekregen in ons bloed en wat vanzelf opkomt in ons bewustzijn behoort tot de wereld van de ongerechtigheid, die verdoemd wordt, omdat ze nu reeds veroordeeld is.

Dan leeft Christus in ons. En dan wordt Zijn leven in ons steeds krachtiger. Want dan zijn we van ons oude fundament afgeschoven en in Christus overgezet. En dan overwin je door Zijn kracht, zodat je gedachten, je gevoelens, je ontroeringen al meer door de Christus worden beheerst en uit Zijn leven worden gevoed en gewekt.

Wie zo staat weet niet van de humanistische spanning tussen levensideaal en levenswerkelijkheid, omdat hij zijn eigen natuurlijke aanleg niet tot een ideaal boetseert, maar de ontaarding van zijn levensoorsprong als zonde en afval belijdt. Want in deze zin heeft de gelovige geen levensidealen. Dit idealisme is uit het vlees.

En waar dit idealisme dan wegvalt en neergehamerd wordt onder het Woord van de genade, daar is de spanning tussen een dergelijk ideaal en de werkelijkheid om ons heen vanzelf weggevallen. Versta mij goed. Ik zeg niet, dat we niet telkens in die spanning terugzinken. Telkens zijn deze moderne spanningen in ons hart, telkens namelijk als wij het geloof in de Here Jezus Christus verwarren met een of ander ideaal.

Maar in het geloof weten we het anders. De levenswerkelijkheid om ons heen is moeilijk te verstaan. Dit is dan de zegen van het geloof aangaande de geboorte van Jezus Christus in Bethlehem. Zie deze wereld maar aan en laat de ontroering van het leven maar diep in je ziel doordringen: dit is nu de wereld waarin Christus verscheen als de Zoon van God en de Zoon des mensen. Hij werd geboren onder de Keizer Augustus, in een onderworpen wereld van slavenvolkeren. Hij werd in doeken gewikkeld en neergelegd in de kribbe. En Hij heeft in die geboorte deze levenswerkelijkheid ten volle aanvaard en tegelijk ten volle veroordeeld.

En nu is de vraag of ik deze levenswerkelijkheid wel aanvaarden kan geen vraag meer. Jezus heeft haar aanvaard en veroordeeld en tegelijk haar behouden en gered door de weg van de gemeenschap met God te openen. Nu is er geen ideaal meer, waarmee is de levenswerkelijkheid wil restaureren. In Christus ligt het begin van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En dat nieuwe begin kennen we in het geloof.

Dit is geen daad van de menselijke geest. En ik kan daar niet naast gaan staan. Dit is de herschepping van het leven van de wereld en van ons leven gewerkt door onze God.

Tot dat begin gaan we telkens terug. De levenswerkelijkheid is benauwend. Maar we weten van een nieuw begin. God schiep wat nieuws op de aarde. Want in Christus is de wereld in beginsel reeds vernieuwd. Het was daar in Bethlehem een schepping van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Tot dat begin gaan we terug als de werkelijkheid van de wereld om ons heen voor ons benauwend wordt. En tot dat begin gaan we terug als de werkelijkheid van eigen leven in aanraking komt met de zonde. De overgebleven zwakheden zijn niet gering. Het gaat soms boven het hoofd. Het kan soms zijn alsof ons leven zich weer opnieuw ombuigt naar de afgrond van de zonde. En hoe zal ik dan weer komen tot inkeer? Zal ik mezelf verbeteren? Zal ik proberen mij op te trekken aan idealen? Ach, ik heb het reeds verloren, voor ik begon.

Hier is Christus, waar telkens weer het nieuwe begin ligt. In het geloof grijp je dit aan. En dan kun je weer opnieuw beginnen. Er is een 'vernieuwd-worden' van dag tot dag. Dagelijks sta je weer op dit fundament van Gods genade in Christus Jezus. En dagelijks weet je dan: het oude is voorbijgegaan, ziet, het is allemaal nieuw geworden.

Ik zeg niet, dat er dan geen spanningen zijn. Ik zei al, dat het geloof zijn eigen spanningen kent. Hier is dan de spanning van het geloof in Christus: het vlees begeert andere dingen dan de Geest en de Geest begeert andere dingen dan het vlees. Deze dingen staan tegenover elkaar.

Ik leef niet meer, Christus leeft in mij. Maar in mij leeft zoveel, dat niet uit Christus is. Er is nog zoveel valse spanning in ons hart. En dan kunnen we de levenswerkelijkheid niet aan. En dan wijzen we haar in hoogmoed af. We nemen dan onze medeverantwoordelijkheid niet op ons.

Wie gelooft neemt de medeverantwoordelijkheid van deze ellendige levenswerkelijkheid op zich. Uit deze ontaarde werkelijkheid ontsprong ook mijn leven. Dit heb ik niet in hoogmoed af te wijzen en ik heb niet te zeggen:'Dat wil ik niet!'

Maar tegelijk straalt dan de vreugde in Christus daarover uit. Ik heb ten volle medeverantwoordelijkheid en ik mag met niet afzijdig houden. Maar Christus is deze werkelijkheid verlossend ingegaan en Hij heeft ook mij uit deze nood en dood verlost.

En dan zien wij naar Christus in de hemel.

Daar is Hij, die ons vlees en bloed heeft aangenomen. Deze wereld is de Zijne. Ik weet niet hoe het moet, en welke diepten doorwaad moeten worden. Maar Christus weet het. Hij is de wijze Koning van de gehele aarde, de Koning der eeuwen. Hij regeert in eeuwigheid.

Vol verwachting zien we dan naar Hem op

Hij is ten volle bezig voor de wederoprichting van alle dingen. Israël riep om de komst van Christus, Zijn eerste komst. Wij roepen door de Geest om Zijn tweede komst, wij roepen in de spanning van het geloof om te mogen zien het verheerlijkt Hoofd Jezus Christus, God en mens, komende op de wolken.

AMEN