Preek door ds. J.W.Tunderman

gehouden te Helpman

op 11 juni 1939

Voorbereiding en Dankzegging

Tekst:
Rom. 7:4
Rom. 8:10 en 11

74 : 2
Rom. 7 : 1 - 6
Rom. 7 : 4

103:3,6,7
25:4,5

Rom. 8:1-4
136:4
34:11

Rom. 8:5-11
105:24
79:7

Rom. 8:12-17
Gez. 5:1
Gez. 9:7

Rom. 8:18-25
130:3
9:18

Rom. 8:26-30
65:2
41:7

132:6
2 Cor.4:13-18
32:1 en 6

Ef.2:1-10
100:2 en 3

Ef.2:11-22
89:1

Rom.8:10 en 11

98:2,3 en 4
85:1
Tekstlezing:

Rom.7:4

4:Zo, mijn broeders, bent u ook door het lichaam van Christus gedood met betrekking tot de wet, opdat u aan een Ander zou toebehoren,namelijk aan Hem Die uit de doden opgewekt is, opdat wij vrucht zouden dragen voor God.
(Herziene Statenvertaling, 2010)

Helpman
11-6-39

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Onze tekst spreekt van een daad van God. Wij horen hier van het almachtige werk van Zijn genade en liefde in Christus Jezus. Gods daden zijn altijd wonderen. Zijn spreken is scheppen. Zijn Woord is majesteit. Zijn werk is nooit ten dele, maar altijd volkomen. God is in Christus niet bezig om iets aan ons leven te verbeteren of te veranderen. Hij maakt ons leven nieuw.

Hij doet niet een enkele lichtstraal doorbreken in de duisternis en Hij schenkt ons niet een enkele druppel vertroosting. Hij doet de stromen uitbreken. Hij doet het water uit de rotsen springen. Hij schept rivieren in de woestijn. Hij maakt de wildernis tot een paradijs.

Zijn werk is altijd reddend. Het brengt volkomen uitkomst. God zet ons uit de dood in het leven, uit de nacht in de volle dag. Hij heft ons uit de afgrond op de hoogten van de verlossing. Hij draagt ons uit de uiterste nood in de uiterste vreugde. Hij doet wat bij de mensen onmogelijk is. Hij werkt de dingen, die buiten de horizont van onze verwachtingen gelegen zijn. Hij doet wat in geen mensenhart is opgeklommen.

Zo werkt God in Christus Jezus en zo werkt Hij alleen. En alleen in het geloof weten wij, dat onze God een God van wonderen is en dat Hij alle dingen nieuw maakt. Hij brengt het ongeziene en ongehoorde en nooit-vermoede tot stand.

Daarom wordt ons ook in deze tekst ongehoorde genade verkondigd. Een wonder van liefde en genade wordt ons hier geopenbaard. Wij zijn dood voor de wet en leven in Christus Jezus. Wij zijn niet het eigendom van de dood, maar Die ons bezit is onze Heere Jezus Christus, Die uit de doden is opgestaan.

Met een voorbeeld uit de wet van Mozes wordt dit wonder van ongehoorde genade ons voor ogen gesteld. De vrouw is aan haar man verbonden zo lang hij leeft. Zij is hem eigen en tot een volkomen bezit. En de vrouw, die zich aan een ander geeft en iemand anders eigendom wordt, terwijl haar man de adem nog heeft, is een overspeelster en moet volgens de wet van Mozes gestenigd worden.

Maar als de man gestorven is, dan zijn de banden losgemaakt. En als de vrouw zich dan geven wil aan een andere man, dan is dat geen echtbreuk. De dood heft de rechten van de man op. Zoals een vrouw is onderworpen aan de man en hem eigen is, zo zijn wij aan de wet van God onderworpen.

Wij staan niet boven de wet, zodat wij over die wet kunnen oordelen en beschikken. Maar wij staan onder de wet, wij met geheel ons leven, zodat we niets hebben of zijn of tot stand brengen en vergaderen wat niet aan de wet is onderworpen.

De wet Gods is ons gegeven als een zegen over ons leven. Maar omdat we tegen de wet zijn ingegaan is de wet ons een vijand geworden, een vloek, een verderf. Want de wet veroordeelt ons leven. In ons werkt de zonde, in ons vlees en bloed, in al onze begeerten en overleggingen, in al onze vermogens en krachten, in alles wat we doen, denken, verzinnen, bedoelen en begeren, zodat de wet Gods over ons gesteld is om heel het resultaat van ons leven te doen uitkomen als zonde voor God, als een werk der ongerechtigheid, dat roept om het oordeel. Zo houdt de wet gericht over ons zolang we leven en als we gestorven zijn, dan komt het oordeel.

Deze heerschappij van de wet over ons is geen verleden tijd, het is geen werkelijkheid, waarmee we kunnen afrekenen. Wij zijn de wet onderworpen zolang we in het leven zijn. Als we gestorven zijn, dan houdt de wet over ons op, dan jaagt ze ons niet meer op, dan heeft ze haar doel bereikt, dan wordt ze vervuld in het oordeel van God over onze zonden.

Zo maakt alleen onze dood ons vrij van dat zwepend geweld van de wet, van die opstuwende kracht, die ons heen drijft naar het verderf. Alleen onze dood maakt ons los, zodat we onder de wet uitkomen gelijk aan vrouw alleen vrij wordt door de dood van haar man.

Maar in het geloof belijden wij de ongehoorde genade, die ons in Christus Jezus verkondigd werd. Die vrijmakende dood is reeds over ons gekomen. Voor God zijn we met Christus gestorven. Wij werden met Hem gedood aan het kruis. Wij zijn voor God als mensen, die al gestorven zijn. Wij werden door de dood weggerukt uit het leven, dat door de wet overheerst wordt. De dood van Christus wordt ons ten volle toegerekend. Wij leven nog en toch zijn wij gestorven, omdat God het zegt in Zijn genade.

Dat is de ontferming van God, die ons bereid is in het verbroken worden van Christus' lichaam aan het kruis. Hij heeft ons uit het machtsbereik van de vloek van de wet uitgedragen en Hij heeft ons gezet onder de hand van Jezus Christus, die reeds opgewekt is uit de dood, die Hij onder de wet geleden heeft.

Wij zijn nu niet onderworpen aan een wet van God, die ons en ons hele leven vervloekt en verderft en ten dode drijft, die ons geselt en zweept en beukt en jaagt naar het gericht van God over de zonde. Wij zijn geworden van een Ander, namelijk van Hem, Die uit de doden opgewekt is, Die nu eeuwig met ons leven zal in de gunst en de liefde van God, Jezus Christus, Die Zijn eigen lichaam heeft overgegeven om verbroken te worden onder de vloek van de wet.

Wij zijn Zijn eigendom en Hem tot een volkomen bezit geworden, zoals een vrouw haar man volkomen eigen is, opdat wij voor God vruchten zouden dragen, opdat wij in nieuwheid van het leven zouden wandelen.

Dit is de daad van Gods genade. Dit is het werk van Zijn majesteit. Dit is een gedragen worden uit de diepten van de dood in het eeuwige leven. Dit is een overgezet worden uit het ene uiterste in het andere. Dit is een wonder. Dit is herschepping. Ik ben een nieuw schepsel geworden in Christus Jezus.

En deze ongehoorde genade wordt ons weer verzegeld in dit avondmaal. Laat ons dan eten en drinken, wetende door het geloof van de genade waardoor wij nieuwgeboren kinderkens werden.

Amen.



Tekstlezing:

Rom. 8 : 10 en 11

10Als Christus echter in u is, dan is het lichaam wel dood vanwege de zonde, maar de geest is leven vanwege de gerechtigheid.
11En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont.
(Herziene Statenvertaling, 2010)

Helpman
11-6-39
DANKZEGGING

Gemeente van onzen Heere Jezus Christus,

In dit avondmaal heeft God ons weer de vernieuwing van ons leven verzegeld. Christus' lichaam werd verbroken om onze zonden en het werd ons vandaag in het gebroken brood weer voor oogen gesteld, dat God ons uit genade de gerechtigheid toerekent, die Christus door Zijn dood ons verworven heeft.

Wij zijn met Hem gestorven aan het kruis van Golgotha. Wij zijn nu dood voor de wet, zodat die geen kracht meer over ons leven heeft. En God heeft ons van onder de vloek van de wet weggehaald, opdat wij nu als van de dood vrijgemaakte kinderen van God het eigendom zouden zijn van Hem, Die uit de doden is opgewekt: Christus Jezus onze Heer.

Dat is de vernieuwing van ons leven. Wij zijn overgezet uit de diepten van de dood in de volheid van het leven met Hem. En door die gemeenschap met Hem wordt ons leven vernieuwd van dag tot dag en is ons door de beloften van God het uitzicht geopend op de volkomen overwinning en vrijmaking, op de volmaaktheid, die ons geschonken zal worden op de nieuwe aarde.

Het gaat met de gemeente naar de vervulling van het heil in Christus, naar de volheid, waarin niet gemist zal worden, naar de zaligheid, die volkomen zal zijn, als ook de haren van ons hoofd zullen fonkelen in het licht van verlossing en vrijmaking en iedere atoom van ons mensenbestaan, iedere ader van ons leven en iedere zenuw van ons lichaam doorstraald zal worden van de glorie van Christus.

Christus is vandaag in onze kerk bezig geweest aan de nieuwe opbouw van het leven, opdat wij in onze zwakheid op Hem zouden zien. Want dit avondmaal is ons toebereid midden in de strijd van het geloof. Wij zijn nu nog onvolmaakt. De Schrift zegt ons in deze tekst, dat het lichaam dood is om der zonde wil.

Met die uitdrukking ons lichaam wordt aangeduid ons hele bestaan in de tijd. Wij moeten hier niet denken aan armen en benen, maar aan ons bestaan als hele mensen met armen en benen, met hoofd en voeten, met krachten en gaven, met mogelijkheden en talenten, met wil en neiging, gevoel, begeerte, zoals wij hier op aarde een plaats hebben om te arbeiden en te leven, om te streven en te strijden en een naam hebben en betekenis.

Dat alles wordt hier aangeduid als ons lichaam. Dat wil zeggen: heel ons bestaan in deze tijdelijke werkelijkheid wordt hier gezien onder het aspect van ons lichaam. En van dat lichaam wordt gezegd, dat het dood is om der zonde wil. Dat is hier niet in eigenlijke zin bedoeld. Wij zijn niet dood, maar wij leven. En de hartstocht naar leven brandt in ons. Wij hijgen iedere dag naar leven. Iedere gevoelsbeweging in ons schreeuwt om leven.

Maar met al de levensdriften in ons zijn wij toch mensen, wier leven gezien kan worden onder het aspect van het lichaam. En dat wil zeggen: onder het aspect van de dood. Want onze schoonheid, die ons is gegeven vergaat, de jeugd verflenst, de krachten vergaan, de geest wordt gebroken, de levensmoed vloeit weg, ziekten en zwakheden verwoesten ons lichaam. Straks liggen we te schokken in ademnood.

En dan komt de dood over ons, de dood, die we elke dag ontmoeten, soms van heel dichtbij en die toch voor ons, juist omdat we levende mensen zijn, een diepe verborgenheid voor ons is. En als dan dat duister geheim van de dood over ons daalt, dan zijn we als de bloemen op het land, dan zijn wij weggenomen uit onze plaats. Ons lichaam is ten dode opgeschreven en omdat het zo bezien kan worden onder het aspect van de dood, daarom zegt Paulus, dat het lichaam wel dood is door de zonde.

Maar dit heeft nog een diepere betekenis. Ons hele bestaan in deze tijdelijke werkelijkheid kan gezien worden onder de aanblik van de dood. Maar al wat we doen uit de krachten van dat tijdelijke leven dat is ook dood. Met dat tijdelijk bestaan zijn wij ingeworteld in het geslacht van de mensen, hebben wij banden met de eerste Adam, zijn we uit hem voortgekomen, hebben we onze krachten, eigenschappen, hebbelijkheden, driften, gedachten, idealen uit hem. Onze levenstotaliteit is uit hem, wij zoals we denken, spreken, handelen uit onszelf, zoals dat broeit in ons brein en brandt in de ziel.

Het lichaam is dood om der zonde wil. Al wat ik doe uit de krachten die mij als geschapen mens eigen zijn, is niets dan het werken van de dood. En dat doodswerk is werkelijkheid. Het gaat hier niet om onze afkomst uit een verloren mensengeslacht, het gaat niet om dingen die voorbij zijn.

Dat is vandaag nog het teken, waardoor mijn leven getekend wordt als dood om der zonde wil, dat staat in mijn leven afgedrukt en ingeperst. Maar als het lichaam dood is om der zonde wil, dan weten wij tegelijk, dat de geest leven is om der gerechtigheid wil.

Deze geest, waarvan hier sprake is, kan niet de Heilige Geest van God zijn. Het is de geest van de mens, die in Christus werd ingeplant. Het gaat hier over iets, dat in ons is. Ik ga nu niet na, wat de Schrift bedoelt als ze van de geest van de mensen spreekt. Dit staat vast, dat we hier niet moeten denken aan de bekende tegenstelling tussen geest en stof, omdat de Schrift over deze tegenstelling niet spreekt.

De geest is hier een aanduiding voor het beginsel van het nieuwe leven, dat door de genade van Christus in ons wordt gewerkt. Het hart is nieuw geworden door de kracht van God. Ik kan dat niet onder duidelijke woorden brengen omdat we hier staan aan de grens van de dingen die gezegd kunnen worden.

Ik kan het alleen zo zeggen: ik zelf lig in Christus verankerd, ik zelf ben door genade vernieuwd. God gaf mij een ander hart. Mijn geest werd overwonnen door Gods Geest. En zo is mijn geest geworden tot een levende geest. Het lichaam is dood om der zonde wil, maar de geest is leven om der gerechtigheid wil.

En zoals door de doodstaat van het lichaam een geheel aspect van ons leven werd aangeduid, zo is het ook met de levende geest, die uit genade werd herboren. De geest, die levend werd, is niet iets verborgen diep in de geheimen van een gesloten ziel. Dit leven van de geest, die herboren werd, wordt openbaar in het hele bestaan.

Al wat ik doe uit de krachten, die ik heb ontvangen uit de levensvolheid van het mensengeslacht is het werken van de dood. En telkens heeft dat werken van de dood de overmacht over ons. Dan werken we de dood door onze woorden en handelingen en levensgewoonten. Dat bedoelt Paulus als hij zegt: Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk verkocht onder de zonde. En de werking van de dood door de zonde is zo machtig, dat, als ik het goede wil doen, het kwade mij bijligt.

Maar dwars tegen die werking van de dood in, komt het leven uit Jezus Christus openbaar. Want ik heb een vermaak in de wet van God naar de innerlijke mens. En zo werk ik door de genade van God het leven, zo leef ik en werk ik als een levend gemaakte door de Heilige Geest.

En even werkelijk als ik door mijn woorden en handelingen bezig ben de dood te werken, in huis en in arbeid, in roeping en ambt, even werkelijk ben ik bezig het leven te werken door de Geest van God, Die in ons woont, door Christus in ons.

Het leven uit Jezus Christus is niet een ideaal, dat toch onbereikbaar is, het is niet een illusie die toch ongrijpbaar is. Wij mogen niet neerzitten maar wij zijn geroepen medearbeiders van Jezus Christus, wij zijn geroepen tot de nieuwe opbouw van het leven.

Het is geen ideaal, waarnaar we grijpen, maar het is de werkelijkheid van Gods genade in ons leven. Het leven is openbaar geworden in Christus Jezus. U moet dit geloven, want in het geloof werkt u als levende lidmaten van Jezus Christus het leven, is uw woord een levend woord en uw daad een levende daad van het geloof, leeft en werkt en worstelt Christus in u naar de volkomen vrijmaking van uw leven.

Dit leven van de geest is wel een leven in de strijd. Het is zuchten en juichen, worstelen en triomferen, het is telkens de nederlaag lijden en toch weer overwinnen. Wij liggen onder en we worden toch weer op de voeten gezet. Wij struikelen en worden opgericht. Wij sterven en wij leven.

Maar in die strijd van het geloof weten wij van de volkomen vernieuwing en verlossing door Jezus Christus. En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont.

Hier wordt gesproken over de opstanding uit de doden. Het lichaam is dood om der zonde wil. Straks moeten wij sterven en begraven worden. En dan worden wij in ons hele bestaan in deze werkelijkheid gebroken als een kruik aan de bron.

Maar de doden worden weer levend gemaakt. God wekt ons op, zoals Hij Christus heeft opgewekt. Die opstanding wordt gezien als een werk van de Geest. De Geest is het, Die levend maakt. Zoals de Geest eenmaal broedde op de wateren, zo liggen de graven der gelovigen onder de adem van de Geest. De Geest zal blazen en ze zullen opstaan als levend gemaakten. En dan zullen onze sterfelijke lichamen levend zijn om in volmaaktheid eeuwig te leven.

Dat is de verlossing, die wij verwachten in het geloof. En dit is niet een toekomstbeeld, waarin idealen tot uitdrukking zijn gebracht, idealen, die hier onbereikbaar zijn. Gods Woord predikt ons geen idealen, maar het verkondigt ons de genade in Christus Jezus, het spreekt ons van de werkelijkheid van de verlossing.

Zoals ons hele leven gezien kan worden onder de aanblik van de dood, zodat de Schrift zelfs spreken kan van onze dode lichamen, zo staan wij ook elke dag onder het aspect van de opstanding en van de volmaaktheid.

De Geest, Die Jezus uit de dood heeft opgewekt, de Geest, Die straks onze sterfelijke lichamen levend maken zal, Die Geest, Die de levendmakende Geest van Christus is, woont nu in ons. Hij is het, Die nu de dood van ons lichaam overwint, zodat wij niet meer de dood dienen, maar het leven werken. Wij zijn tot de volmaaktheid geroepen en wij mogen hier leven en arbeiden als mensen, die tot de volkomen heerlijkheid geroepen zijn.

U komt verder in uw leven, indien u uit Christus leeft. U wordt van dag tot dag vernieuwd en u grijpt hier in de tijd naar het eeuwige leven. En hoe meer u verstaat dat u geroepen bent tot de volkomenheid en de volmaaktheid, tot het leven uit de Heilige Geest, des te meer krijgt u moeite met uw leven, zoals het is, en wordt u door het woord der genade onrustig gemaakt, niet om te wankelen in het geloof, want die onrust is uit de duivel, maar om altijd weer uw leven te stellen onder het licht van de opstanding van Christus en het werk van de Geest en de volmaaktheid, die komen zal.

En dan raakt u soms verlegen met u zelf, want dat ziet u de werking van de dood in uw leven, het ongeloof en de zonde. Dan verstaat u dat er nog zoveel onverloste brokstukken in uw leven zijn. En dan roepen we om voortgaande verlossing en vrijmaking. Maar dan gaan we tegelijk met open ogen zien de ruimte, waarin de HEERE ons brengen wil. En dan wordt u door Gods Geest geleid om al meer te worden vrijgemaakt in de dagelijkse praktijk van het leven van de zonde en de dood, van de macht van het vlees en de heerschappij der ongerechtigheid.

Indien het bij u, broeders en zusters, altijd bij het oude blijft en indien u in de praktijk van het levens niet al meer geleid en vervuld wordt door de Heilige Geest en vernieuwd en verlost van datgene, wat vanzelf uit uw leven omhoog komt, dan roept het Woord van God u tot bekering van zonden.

Maar indien u gelooft geroepen te zijn tot de volmaaktheid, dan is dit avondmaal u weer tot een versterking van het geloof in de strijd. Christus is weer bezig geweest om door Zijn sacrament ons leven te vernieuwen en vrij te maken om het te richten op de hemelse heerlijkheid.

En dan is dit de blijdschap van ons geloof in de worsteling: Wij zijn tot heerlijkheid geroepen. En Christus is ons tot een volkomen verlossing. Alles wat in ons leven nu niet uit Hem is, wordt door Hem weggebrand, zodat wij gereinigd worden om in een nieuw leven te wandelen en te leven door die Geest, Die Christus uit de doden heeft opgewekt.

En dan wordt in onze harten gewerkt de begeerte om volkomen heilig te zijn. Mijn ziel is begerig en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven van de HEERE; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot de levende God.

Maar tegelijk vervult dan de blijdschap van het geloof ons hart en ons leven. Wij worden vrijgemaakt van alle zonden. Zij gaan van kracht tot kracht: een ieder van hen zal voor God verschijnen in Sion.

Amen.