Overdenking door ds. J.W.Tunderman

gehouden ter gelegenheid van

de geboorte van Prinses Beatrix

op 31 Januari 1938

Ps. 75 : 1

Schriftlezing:

Psalm 67 en Psalm 87

Psalm 67

De volken zullen God loven
671:Een psalm, een lied, voor de koorleider, bij snarenspel.
2God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aangezicht over ons lichten. Sela
3Dan zal men op de aarde Uw weg kennen, onder alle heidenvolken Uw heil.
4De volken zullen U, o God, loven; de volken zullen U loven, zij allen.
5De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat U de volken rechtvaardig zult oordelen; de natiën op de aarde zult U leiden. Sela
6De volken zullen U, o God, loven; de volken zullen U loven, zij allen.
7De aarde heeft haar opbrengst gegeven; God, onze God, zegent ons.
8God zegent ons en alle einden van de aarde zullen Hem vrezen.
(Herziene Statenvertaling, 2010)

Psalm 87

De heerlijkheid van Sion
87:1Een psalm, een lied van de zonen van Korach. Zijn fundament rust op de heilige bergen.
2De HEERE heeft de poorten van Sion lief boven alle woningen van Jakob.
3Zeer heerlijke dingen worden over u gesproken, stad van God! Sela
4Ik noem Rahab en Babel onder wie Mij kennen; zie, de Filistijn en de Tyriër, met de Cusjiet: die zijn daar geboren.
5Van Sion wordt gezegd: Man voor man is erin geboren. De Allerhoogste Zelf doet haar standhouden.
6De HEERE telt hen erbij, wanneer Hij de volken opschrijft, en zegt: Deze is daar geboren. Sela
7De zangers evenals zij die in reien dansen, zingen: Al mijn bronnen zijn in u!
(Herziene Statenvertaling, 2010)

Wij zijn hier samen gekomen om te danken. Er is blijdschap in ons vaderland omdat God aan ons Vorstenhuis een prinses heeft willen schenken. De klokken hebben de vreugden van ons volk over steden en dorpen uitgeluid. En die vreugde is ook in ons hart geschoten en zo brengt de blijdschap van de natie ons hier bij een. Want wij houden onze vreugde niet voor ons, maar wij leggen die als dank neer voor de voeten van de grote Koning.

Daarom hebben we met elkaar twee psalmen gelezen: Psalm 67 en Psalm 87. In die beide psalmen zit iets gemeenschappelijks. Ze grijpen in elkaar in en gaan in elkaar over. Het gaat in die beide psalmen over het leven van de volken van de aarde. In die eerste psalm worden ze in één woord samengevat: de volken: de naties zullen zich verblijden en juichen. En in die tweede psalm worden ze met name genoemd: Rahab en Babel, De Filistijn, de Tyriër, de Moor.

De vensters gaan hier open naar de kant van de wereld: het zijn de psalmen van het internationale leven, de psalmen van de aardse vergezichten. De werelden springen hier open, het aardeleven golft hier tot voor de poorten van Sion. Er is hier een ziener van de internationale gezichten van God, die hier profeteert van de aarde en haar volken. Zo reiken deze psalmen elkaar de bazuinen aan en ze zingen van God, de God van de volken.

Maar nu moeten wij ook letten op het verschil. In die eerste psalm 67 horen we hoe de volken genieten mogen van de zegen van God over de aarde. God leidt de volken alle, Hij doet het licht van waarheid en tucht uitbreken over de naties, Hij geeft het gewas, Hij bereidt ieder volk zijn geschiedenis, zijn nationale schatten, zijn traditie, zijn hoogtijdagen. En in die zegen van God over de volken is geen uitzondering: de einden van de aarde zullen erin delen. Het is hier God, de Gever van alle goed, Die wordt geprezen.

Maar in die tweede psalm 87 is dat anders. Daar staat midden in de volkenzee de berg Sion, de kerk van de levende God. En haar poort staat open en ze dragen de eer en de heerlijkheid van de volken daarin, ze komen van Oost en West, de Filistijnen en de Tyriërs en de Moren, de volken die hier met name worden genoemd. Ieder volk met zijn eigen bestaan, eigen geschiedenis, eigen karakter, eigen traditie, eigen taak en plaats gaat door de poort naar de stad. Sion. Ze gaan hier naar de kerk.

Zo horen wij hier die twee psalmen ieder op een eigen wijze zingen van de God van de ganse aarde: In die eerste psalm zien we de koninkrijken van de wereld en in die tweede psalm het Koninkrijk van God daar midden tussen in. Zo valt hier van twee kanten het licht van het Woord van God over het leven van de volken. Aan de ene kant horen we hier van de zegen van God over alle landen en aan de andere kant horen we hoe God uit alle naties vergadert de schare die niemand tellen kan. Wij zien hier eerst de internationale wereld en dan de internationale kerk.

Zo leven wij nu ook als volk van Nederland onder de zegen van Psalm 67. God heeft ons volk een plaats bereid, een eigen plaats en een eigen geschiedenis, een eigen karakter, een eigen taal, eigen ziel, eigen hart. Dat was niet een spel van de natuur, dat was niet het resultaat van historische gebeurtenissen en verschuivingen, dat kwam niet van de bodem en van de aardrijkskundige ligging. Ja, dat alles heeft wel mee moeten werken.

Maar het is God die door dat alles ons volk geboetseerd heeft, Die als de opperste Kunstenaar in de schepping van ieder volk en zo ook van het onze Zijn grote wonderwerken heeft tentoongesteld. En bij al dat eigene dat Hij ons volk geschonken heeft in Zijn soevereine beschikking, schonk Hij ons volk ook een eigen vorstenhuis. Wij hebben vandaag Oranje op de borst. Het spreekt van het eigene in de zegeningen die wij als volk van Nederland van God hebben ontvangen. Het spreekt van een nationale schat, zoals andere volkeren weer andere nationale schatten van God ontvangen hebben.

Hij heeft de schatten ook de volkeren voor de voeten gestrooid. Vreselijk wanneer de volkeren zich in dat eigen nationale leven afscheuren van de grote volkenfamilie, het andere, dat niet eigen is, verachten en de grenzen met een kleur van bloed en vuur willen tekenen op de kaart. Maar wee, wie het eigene veracht en de nationale schatten wegwerpt, omdat ze niet naar zijn smaak zijn.

God heeft ons een eigen vorstenhuis geschonken. Dat betekent niet dat we hier nu in wat opgeschroefde mensenverering bijeen zijn. Onze vaderen zijn in hun beste tijd altijd nuchter gebleven in hun Oranjeliefde. Zo moeten wij ook nuchter zijn als we God danken voor de eigen zegen in het Huis van Oranje. Maar als we dan alle zondig nationalisme als wereldgelijkvormigheid willen afsterven door de genadige werking van de Heilige Geest, dan willen we toch tegelijk dat eigen nationale leven vasthouden en bewaren als een eigen zegen van God. En daarom zijn we blij met de zegen van God in ons eigen Vorstenhuis.

Telkens in de geschiedenis scheen de lijn van Oranje afgebroken te worden. Ga het in de geschiedenis maar na: telkens werd er een kind geboren in het huis van Oranje als de dag van het uitsterven reeds nabij scheen te zijn. Zo waren enkele jaren geleden nog slechts twee vrouwen, een moeder en haar dochter, overgebleven uit dat oude geslacht. Maar Wilhelmina en Juliana werden ons gelaten en nu werd ons een jonge prinses geboren. En nu opent zich, op beding van Gods genade, weer een nieuwe toekomst. Zo zijn wij blij als Nederlanders.

Maar wij zijn ook verheugd als burgers van de staat, die in de hemelen is. Wij zien hier ook Nederland delen in de zegen van Psalm 67. Het heeft wat te maken met het Koninkrijk van God, er lopen draden van ons Vorstenhuis naar de kerk van Jezus Christus in haar nood en strijd.

Nee, Nederland is Israël niet en ons Vorstenhuis is niet te vergelijken met het Huis van David. Het werd de vorige week door een radioredenaar zo gezegd: o nee, we denken er niet aan Nederland een theocratie te noemen of ons volk te sieren met de eretitels van het Israël uit die periode van Gods genadeverbond, welke aan de komst van Christus is voorafgegaan.

Maar we zouden ook niet graag willen voorbijzien, dat juist in Nederland, zo vaak God in Christus als Heer ook door het vorstenhuis erkend werd, de glans van het theocratisch licht, van de kerk uit, ook het staatsleven heeft verlicht en dat de weg van de Oranjes naar de koningstroon in Nederland in het schijnsel van dát licht kon gevonden en betreden worden.

En wij hopen en bidden, dat wat God in deze dagen het Huis van Oranje laat ondervinden, tot in verre toekomst de vensters van paleis en 's lands vergaderzaal zal open blijven houden voor het licht van recht en waarheid, dat van boven de God van onze belijdenis in Christus vallen laat over heel de kerk en heel het volk en heel de staat en heel de maatschappij.

Het is ook voor de komst van het Koninkrijk van God van belang hoe een land wordt geregeerd. Ja, God heeft dikwijls juist onder de tirannen zijn kerk doen groeien. Het bloed van de martelaren is het zaad van de kerk geweest. De geschiedenis Van Nederland en Oranje zelf heeft dat getoond. Maar Gods Woord zelf legt toch verband tussen de regering van de overheden en de komst van het Koninkrijk van God. Want Paulus schrijft aan Timotheüs: Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen, voor koningen en stadhouders en allen die in hoogheid gezeten zijn. En dan volgt er: opdat wij een stil en gerust leven mogen leiden in alle Godzaligheid en eerbaarheid.

En als we dan nog verder lezen dan horen we: want dat is aangenaam voor God, onze Zaligmaker, welke wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen. De koninkrijken van de aarde hebben betekenis voor het Koninkrijk Gods.

Niemand zal verlangen van mij, dat ik daar nu verder over spreek in deze weinige ogenblikken. Maar dit leert het Woord: het is voor de hemel niet onverschillig wie op aarde regeert. En daarom mogen wij er ook niet onverschillig tegen staan. God heeft ons in het Huis van Oranje een overheid geschonken die vanaf de dagen van de eerste Willem altijd gewaakt heeft over de burgerlijke vrijheid van Gods kerk. Telkens is Oranje in de bres gesprongen als de vrijheid van de schapen van Christus kudde werd bedreigd, telkens was Oranje de toevlucht voor de verdrukte kerk van Christus in Nederland en zelfs daarbuiten.

En zo denken we dan op deze dag ook aan de zegen van Psalm 87. Ook het Koninkrijk van de Nederlanden heeft wat uit te staan met het koninkrijk van onze Heere Jezus Christus. En naast de zegen over ons nationale leven smeken wij van God om het behoud en de groei van Zijn kerk.

En wij bidden, dat ook in de toekomst Oranje een zegen blijven zal voor de natie en voor de kerk. Zo zijn wij blij als Nederlanders en als christenen als burgers hier beneden en als mensen die hun domicilie in de hemel hebben.

Zo komen wij hier om God te danken voor de zegen over het Huis van Oranje en het volk van Nederland. En zo komen wij Hem bidden of er in die nationale zegen ook nog een zegen mocht ontsloten worden voor de internationale kerk van onze Koning in de hemel.

Ps. 33:2a en 1b