Preek van ds.J.W.Tunderman

gehouden te Vrouwenpolder en Gapinge
op 22 November 1936

40 : 4

Schriftlezing:

Joh. 2 : 13 - 25

De tempelreiniging
13En het Pascha van de Joden was nabij en Jezus ging naar Jeruzalem.
14En Hij trof in de tempel mensen aan die runderen, schapen en duiven verkochten, en de geldwisselaars die daar zaten.
15En nadat Hij een gesel van touwen gemaakt had, dreef Hij ze allen de tempel uit, ook de schapen en de runderen. En het geld van de wisselaars wierp Hij op de grond en de tafels keerde Hij om.
16En Hij zei tegen hen die de duiven verkochten: Neem deze dingen vanhier weg, maak niet het huis van Mijn Vader tot een huis van koophandel.
17En Zijn discipelen herinnerden zich dat er geschreven is: De ijver voor Uw huis heeft mij verslonden.
18Toen antwoordden de Joden en zeiden tegen Hem: Welk teken laat U ons zien dat U het recht hebt deze dingen te doen?
19Jezus antwoordde en zei tegen hen: Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem laten herrijzen.
20De Joden zeiden dan: Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd, en Ú zult hem in drie dagen laten herrijzen?
21Maar Hij sprak over de tempel van Zijn lichaam.
22Toen Hij dan uit de doden was opgewekt, herinnerden Zijn discipelen zich dat Hij dit tegen hen gezegd had en geloofden zij de Schrift en het woord dat Jezus gesproken had.
23En toen Hij in Jeruzalem was op het Pascha, tijdens het feest, geloofden velen in Zijn Naam, toen zij Zijn tekenen zagen die Hij deed.
24Maar Jezus Zelf vertrouwde Zichzelf aan hen niet toe, omdat Hij hen allen kende,
25en omdat Hij het niet nodig had dat iemand van de mens getuigde, want Hij wist Zelf wat in de mens was.
(Herziene Statenvertaling, 2010)

Tekstlezing:

Num. 25:11 - 13

11Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heeft Mijn grimmigheid over de Israëlieten afgewend, doordat hij zich in hun midden met ijver voor Mij heeft ingezet, zodat Ik de Israëlieten niet in Mijn na-ijver vernietigd heb.
12Zeg daarom: Zie, Ik geef hem Mijn verbond van vrede:
13hij, en zijn nageslacht na hem, zullen het verbond van het eeuwige priesterschap hebben, omdat hij zich voor zijn God heeft ingezet en verzoening voor de Israëlieten heeft gedaan.
(Herziene Statenvertaling, 2010)

Gez. 5 : 3 en 4
38 : 9
91 : 7

Num. 25 : 11-13
Vrouwenpolder
Gapinge
22-11-'36

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Wij leven in dagen van strijd. Er is een strijd tussen de volkeren onderling. De kranten staan er vol van. En we weten hoe de dreiging met moorddadige wapens als laatste reserve wordt bewaard. Er is een verschrikkelijke politieke worsteling gaande, soms redevoering tegen redevoering, woord tegen woord, maar soms ook staal tegen staal, een strijd met tanks en brandbommen. Er is een worsteling van de wereldbeschouwingen.

Dat is niet slechts een strijd in de drukte van het publieke leven, niet slechts een strijd in de loopgraven van Madrid, het is ook een strijd in de uithoeken en op de zijwegen. Geen stuk van het mensenleven of het is door deze worsteling beroerd. Geen vraag die er leeft onder de mensen of ze is aangeraakt door de strijd. Geen plaats waar mensen staan of spreken of het staat alles onder hoogspanning. Wat eeuwenlang gelegen heeft wordt omgeploegd en omgewenteld. Wat jaren gerust heeft wordt vervuld met rumoer.

Zo is er strijd in alle geledingen van het mensenleven. Dat is een strijd waar wij als gemeente van Christus niet buiten staan. De kerk is geen oase van rust midden in de woestijn van de strijd. Want de strijd van de gemeente voor het Evangelie gaat door in de bewogen volkenwereld van het Oosten en in de vervreemde massa's van het Westen. Er is kerkverdrukking in Duitsland, er zijn martelaarskampen in Siberië. Door heel die wereld van beroering lopen de draden van het werk van God.

Maar nu is er nog een andere strijd in onze dagen: een strijd om het behouden van de waarheid. Die strijd hebben de Apostelen in de gemeenten al ontketend. Paulus heeft ervan geschreven:
1Cor.15:1,2 Verder maak ik u bekend, broeders, het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat u ook aangenomen hebt, waarin u ook staat, waardoor u ook zalig wordt, als u eraan vasthoudt zoals ik het u verkondigd heb. En Johannes is ons in die strijd voorgegaan als hij de gemeente vermaande om voor de waarheid te strijden. En Christus roept uit de hemel tot de gemeente van Sardis: gedenk dan hoe u het ontvangen hebt en bewaart het.

En zo is er vandaag nog een strijd om de waarheid te behouden, een strijd die ook gestreden wordt in de gemeenten van Jezus Christus, een strijd die ik telkens te voeren heb tegen mijzelf. Velen in onze dagen willen van die strijd niet weten. Strijd, zeggen ze, is liefdeloos en ontneemt ons de vrede. En zo willen ze dan leven bij deze drie: rust, liefde, vrede.

Het Evangelie weet hiervan niets. En daarom moet u hier ook niets van willen weten. God geeft Zijn vrede niet aan hen die de rust minnen maar alleen aan hen die volgens de regels gestreden hebben. En Hij stort Zijn liefde niet uit over hen die de stilte van een onbewogen leven zoeken, maar alleen over Zijn knechten die voor Hem geijverd hebben. Zo moeten wij strijden, want de rust is elders. Het is de strijd van de liefde, de strijd van de gemeente om de waarheid te bewaren en zelf bij die waarheid bewaard te blijven.

Het is de hartstocht van hen die God liefhebben: Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Het is die strijd van de Bruid voor haar Bruidegom waarvan het Hooglied zegt: de liefde is sterk als de dood, de hartstocht onstuitbaar als het graf, haar vonken zijn vurige vonken, vlammen van de Heere. Vele wateren kunnen de liefde niet uitblussen.

Wij willen nu weer horen van die strijd, van die ijver voor de Heere waarin alleen vrede te vinden is.

Het Woord van God verkondigt ons dat de vrede van God voor de strijders is en we vragen

welke strijd hier gestreden
en welke vrede hier genoten wordt

De geschiedenis van onze tekst verplaatst onze gedachten naar Israëls reizen door de woestijn. Balak, de koning van de Moabieten heeft Bileam de profeet geraadpleegd. En Bileam heeft toen de Israëlieten gezegend. Telkens is Balak in woede ontstoken maar telkens opnieuw sprak Bileam zijn zegen uit. Zolang deze man de woorden van God sprak zegende hij Israël, maar zodra hij ging spreken uit zijn eigen hart was het een vloek. Want als Bileam na al die zegenwoorden dan tenslotte weer naar huis moet, wil hij toch de toegezegde beloningen niet loslaten.

Hij mag niet anders dan zegenen in de naam van God. Hij kan niet anders. Maar hij wil zo graag anders. Maar als hij dan met de woorden van God de beloning niet krijgen kan, dan zal hij het proberen met de woorden uit zijn eigen hart. En daarom fluistert hij achter de hand de koning wat in het oor.

Israël is daar gelegerd in de woestijn. En nu komt daar de vijand niet op hen aan met een open wapen, maar ze gaan in de buurt van Israël feest vieren. Het is een godsdienstig feest. Dat feest moet dienen als een wapen van de verleiding, Israël laat zich verleiden. Ze offeren met de Midianieten mee en ze plegen daar ook hoererij. De toorn van de Heere ontsteekt en Hij slaat Israël waarschijnlijk met een zware ziekte. Drieëntwintig duizend doden zijn er al gevallen.

Het volk staat voor de deur van de tent der samenkomst te wenen. Het feest is overgegaan in een boetedag. Ze verootmoedigen zich onder de slaande hand van God. Maar ondanks het feit dat Israël in boete staat te wenen voor de tent der samenkomst, komt daar een Israëliet aanlopen met een Midianitisch meisje. Hij loopt zelfs Mozes en de oudsten voorbij en gaat zijn eigen weg. Maar Pinehas gaat ze na. Hij staat op uit de vergadering en haalt een spies. En als hij dan die Israëliet met dat Midianitisch meisje gevonden heeft in hun hoererij, dan doorsteekt hij ze beiden, die man en die vrouw.

En dan staat er in vers 8: Toen werd de plaag over de Israëlieten tot stilstand gebracht. En dan volgt onze tekst: "Toen sprak de HEERE tot Mozes: Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heeft Mijn grimmigheid over de Israëlieten afgewend, doordat hij zich in hun midden met ijver voor Mij heeft ingezet, zodat Ik de Israëlieten niet in Mijn na-ijver vernietigd heb. Zeg daarom: Zie, Ik geef hem Mijn verbond van vrede: hij, en zijn nageslacht na hem, zullen het verbond van het eeuwige priesterschap hebben, omdat hij zich voor zijn God heeft ingezet en verzoening voor de Israëlieten heeft gedaan."

U zult wel deze geschiedenis verstaan. Als de mensen dit verhaal horen dan zeggen ze: wat een ruwe doodslager is dat geweest, die Pinehas. En wat is ons ontwikkelingspeil toch een stuk hoger. Anderen zijn er weer die willen dat zielkundig verstaan. Ja, zo zijn nu eenmaal die Oosterse volken. Wat een felle mensen waren dat toch. Wat een fijn stukje volkerenpsychologie wordt ons hier ontdekt. En zo krijgt Pinehas dan zijn plaats onder de mensen van Oosters bloed of onder de mensen die van geen vrede of liefde weten, onder de ongemakkelijke karakters, onder de vechters. En zo wordt deze tekst dan ontwapend.

Maar in de boeken van God staat deze man in de registers van de helden van het geloof. Hij staat naast de mannen en vrouwen van Hebreeën 11. Hij heeft voor de Heere geijverd. U weet wat in de Schriften de ijver zeggen wil. God Zelf kan in ijver ontsteken, soms om Israël te straffen zoals een man in ijver ontsteekt over zijn ontrouwe bruid. Soms om die bruid te beschermen, om de vleugel over haar te strekken, om ze te stellen onder de beschermende arm van God.

Die ijver van God komt nu over Zijn dienstknechten. Hij heeft geijverd in Mijn ijver, zegt de Heere van die Pinehas. En in die ijver heeft hij een man en een vrouw gedood. Het was geen moord in drift, het was geen felle Oosterse gloed, het was de ijver van de Heere Zelf die in die man gevaren was.

Dat wil niet zeggen dat we zo maar moorden mogen. Dat hebben de Wederdopers gemeend. Met een "God wil het" op de lippen stormden ze er op los en sloegen in hun revolutionair geweld de ongelovigen neer. Dat is geen ijver van de Heere. Van die mannen en vrouwen zeiden de Schriften: die het zwaard neemt zal door het zwaard vergaan. Pinehas had het zwaard van de overheid in de hand. U zult niet doodslaan, zegt God in Zijn wet. En zo mogen wij niet doodslaan. Maar God mag wel doodslaan.

En zo heeft Hij Zijn zwaard aan de overheid gegeven. Ook in Israël had de Overheid een zwaard van God gekregen. En de rechters hadden daar in de woestijn zo juist het vonnis geveld. Het staat in vers 5: een ieder doodde zijn mannen die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben.

En zo komt Pinehas met het zwaard van de overheid in de hand op die Israëliet en dat meisje af. En hij doodt ze, want God mag doodslaan. U zult dat werk van Pinehas verstaan als u er op let, dat de Statenvertalers verwijzen naar 2 Cor. 11 : 2. Daar lezen we hoe Paulus schrijft: Want ik beijver mij voor u met een ijver van God. Ik heb u immers ten huwelijk gegeven aan één Man om u als een reine maagd aan Christus voor te stellen. (Herziene Statenvertaling, 2010)

Pinehas en Paulus hebben dat beiden zo goed verstaan dat de gemeente de bruid van Christus is, Pinehas zag het niet in zijn volle klaarheid, want Hij wist slechts van een Messias die nog komen moest. Maar hij heeft toch iets verstaan van dat ondertrouwd-zijn van de Heere en Israël. Daarom heeft hij geijverd met een ijver van de liefde. En deze liefde was sterk als de dood en deze ijver was hard als het graf, het waren vlammen van de Heere.

Daarom zien we hier niet een mens in valse ijver, in verdwaasd fanatisme, maar we zien hier achter dat zwaard van Pinehas de Heere die hem gezonden had. We zien daar in die tent bij die Israëliet God wakend over Zijn volk, God, zelfs in het slaan van dat zwaard in bruidegomsliefde ijverend over Zijn bruid.

Wij zien hier de Heere achter dat geweldige zwaard bezig om Zijn bruid toe te bereiden voor haar man, bezig om Zijn gemeente te bewaren voor Zijn Zoon. Daarom heeft Hij Zijn ijver in Pinehas ontstoken. Daarom heeft Pinehas om des Heilands wil zijn spies gebruikt.

Dat is de ijver van de Heere brandende in de harten van de mensen. En die ijver doet de Heere telkens weer ontsteken door Zijn Heilige Geest. Door die ijver steekt Hij Zijn volk aan dat ze voor Hem in liefde branden. En dan vragen ze niet naar wat gepast is volgens de smaak van de wereld.

Zo heeft Pinehas geijverd. En zo hebben de psalmdichters het eruit geworpen: de ijver van Uw Huis heeft mij verteerd. En zo heeft Christus een gesel van touwtjes gemaakt en Hij heeft geijverd voor het Huis van Zijn Vader. Hij, Hij heeft er op los geslagen omdat Hij zo liefhad, omdat Zijn liefde hard was als de dood en Zijn ijver sterk als het graf. Vlammen van de Heere sloegen daar in de tempel tegen de kooplui uit.

En zo heeft de Heere Zijn ijver uitgegoten over de Apostelen en over Stefanus. Zo heeft Hij Paulus gedreven om te ijveren over de bruid. Pinehas en Paulus reiken elkaar de hand. Ach, Paulus doet het niet meer met een spies. De spies en het zwaard liggen nu gedeponeerd in de hand van de Keizer. En het gezag van de Apostel over de kerk is nu een ander gezag dan de heerlijkheid die de Keizer van Rome uit de hemel gekregen had.

Paulus grijpt niet naar het zwaard. Hij geeft de Keizer wat des keizers is, maar Hij geeft dan ook Gode wat Gods is. En daarom durft Paulus ook te slaan, nu met het zwaard van de Geest. En het zijn niet alle fluwelen woorden die hij spreekt. Ik zal u geen bloemlezing geven uit de brieven om u van die ijver voor te lezen.

U kent toch wel Paulus in zijn grimmigheid. Of laat ik het anders zeggen, want het is anders: u kent toch wel de Heere in Zijn grimmigheid, ijverend in Zijn Nieuwtestamentische gemeente? Paulus wijst op die ijverende Christus, die Man Die zo ijvert over Zijn vrouw. De Corinthiërs hebben het Avondmaal ontheiligd. Zonder voorbereiding hebben ze het lichaam van de Heere gegeten. En nu hebben ze zich een oordeel gegeten en gedronken. Want de ijver van de Heere is over die Avondmaalsvierders ontbrand. En Paulus moet schrijven: Daarom zijn er vele zwakken en zieken onder u en velen zijn ontslapen. God heeft doodgeslagen in de gemeente van het Nieuwe Testament.

En zoals Pinehas eenmaal vol was van die ijver, zo is Paulus tot zijn hals toe vol van de ijver om de gemeente toe te bereiden, als een reine maagd aan een man: namelijk Christus. En Christus Zelf neemt als al Zijn apostelen zwijgen gaan in de dood in Zijn laatst overgeblevene nog eenmaal het woord: Schrijf aan de zeven gemeenten die in Klein-Azië zijn. En dan krijgen ze daar hun brieven. Het is Christus Die deze brieven geschreven heeft. En Hij heeft geijverd, gewaarschuwd, bedreigd, getroost en gesterkt. Dat is de ijver die Christus over Zijn gemeente heeft. En die ijver is door de Geest telkens ontstoken. Want telkens heeft de gemeente geijverd voor de Heere.

En als er dan een tijd van afval was, een tijd van verkoeling in de liefde, als de waarheid niet bewaard werd op zodanige wijze als ze hem ontvangen hadden, als de gemeente insliep in haar zonden, als de bruid weer verontreinigd werd, als allerlei kwaad heerschappij ging voeren in de kerk van Christus, dan kwam God opnieuw weer in tijden van wederkeer en dan ijverde Hij over Zijn volk.

En dan stortte Hij in Zijn dienstknechten Zijn ijver uit. En dan werd er weer geijverd voor de waarheid ook in eigen kring, allereerst in eigen kring. En dan werden deze mannen en vrouwen dikwijls niet verstaan. Ach, de natuurlijke mens verstaat niet de dingen die van de Geest zijn. En in de genade is soms de natuur zo sterk, dat zelfs in de kerk de Geest niet werd verstaan. Maar zo komt God dan toch ook tot ons.

De Heere Heere heeft gesproken, zegt Amos tot zijn volk, wie zou niet profeteren? Nu als de Heere werkt, wie zal Hem weerstaan? Ik zei dat het in onze dagen strijd is om de waarheid te bewaren, strijd om als een Bruidsgemeente weer te mogen leven, strijd om als een reine maagd te worden voorgesteld aan onze Bruidegom. Dat is de strijd van de liefde die sterk is als de dood en de ijver die hard is als het graf. Vlammen van de Heere zijn het en vele wateren zouden die brand niet blussen.

Het gebed wordt er uitgebrand: Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Er zijn tijden dat we dat rustig kunnen bidden. Maar er zijn ook tijden waarin de hartstocht van de liefde dit gebed gaat bidden, als de opnieuw ontstoken ijver tot het huis van de Heere ons heeft verteerd.

Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Leer ons Uw wil doen. Laat ons Uw wil mogen doen even gewillig als de engelen, laat het hier op aarde even werkelijk mogen gebeuren als daarboven in de hemel. Wil dat ook aan onze kerk geven, aan ons geslacht, aan deze generatie. Verwaardig ons met deze verwaardiging, dat we voor U ijveren mogen.

Gemeente, wanneer u bidt: uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde, dan bidt u om die ijver van God te mogen ijveren. En als u oprecht ook deze bede bidt, dan geeft God ons dat op ons gebed. En dan zal de ijver voor Zijn Huis ons weer verteren, zoals onze Heiland Zelf verteerd is in Zijn ijver voor het Huis des Heeren, in Zijn verterende liefde voor Zijn bruid. En als u dan verteerd wordt door die ijver dan belijdt u alle halfheid die nog in u is overgebleven als zonde voor God. En dan hebt u allereerst de strijd met uzelf.

We hebben het ons zo aangewend om een veilige wijk te zoeken in de halfheid en de onbeslistheid. Daar wordt niet gestreden en daar wordt ook niet geleden. En als u dan ijvert voor de Heere dan gaan de mensen niet opzij, maar dan kost dat een bittere en zware strijd. En dan wordt u soms een vals vredesideaal voorgehouden: een vrede zonder ijver voor de Heere. Er dan wordt u de rust gewezen. Dan houdt men u deze drieheid voor: rust, liefde, vrede.

En dan hebt u alles nodig om niet te bezwijken. Dan moet de Geest u verlichten opdat u het ziet, dat dit niet is de liefde van Christus, Die immers zo hartstochtelijk dringt, die niet ophoudt met tranen te vermanen, die ijvert om de gemeente toe te bereiden om ze als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk Christus.

En dan mogen we het tot ons zelf zeggen omdat het Woord het ons zegt, dat we moeten volharden en dat we niet mogen vertragen. De Schriften zeggen het toch dat de rust elders is. En dat we nu maar moeten ijveren, al zouden we in die ijver alleen moeten staan, al zouden alle mensen ons tegen zijn, nl zouden de vrome mensen misschien tegen ons zeggen, dat we de zonde om ons heen maar moeten verdragen en dat we zo'n onrust brengen.

Maar dan staat we toch hand in hand met de geslachten die vóór ons geijverd hebben, met Pinehas en de Psalmdichters, die verteerd werden van ijver en met Paulus, die niet ophield om met tranen te vermanen en met Johannes, de Apostel der liefde, die gezegd heeft dat we moesten strijden voor de waarheid en dat we de dwalingen niet mochten dulden.

En dan staan we achter onze Overste en Leidsman en Voleinder van het geloof Jezus Christus Die voor Zijn Vader verteerd werd en voor ons en daarom het kruis heeft verdragen en de schande veracht. En dan zullen we, gemeente, daarin telkens struikelen. Als we dan ijveren voor de Heere, dan komt ons hart in beweging, dan leven we als mensen daarin mee, dan jaagt ons bloed mee voor de Heere.

Maar dan vallen we ook zo dikwijls in de verzoeking, omdat we nog niet volkomen rein zijn, omdat we nog maar met een gebroken leven de Heere kunnen dienen. En daarom komt dan wel eens de menselijke nijd over ons. En dan moeten we bidden: o God, erbarm u over de zwakheden van ons vlees. Dan staan we soms beschaamd, want ach, die ijvert, die struikelt wel eens. Die niet ijvert, die zal in zijn ijver ook niet vallen.

Maar u, broeder en zuster, die liefhebt met uw heel ziel, u, die in de vlammen van de Heere staat, u valt en u struikelt in woorden. En u bent wel eens bitter in uw liefde, die u onweerstaanbaar naar uw broeder dringt om bij hem aan te dringen, om hem met tranen te vermanen.

En dan valt u ook wel eens in die andere zonde, dat u vertraagt in uw ijver. Telkens is er dat vertragen in mijn leven. Telkens is er dat vergeten van het waken en bidden. Telkens is er dat onbewaakte ogenblik. En als ik dan in mijn zwakheid gevallen ben, dan kom ik weer tot mijzelf en dan vraag ik me in verbijstering af: wat heb ik gedaan? hoe heb ik dat kunnen doen en hoe heb ik zo kunnen spreken?

Gemeente, laat ons op elkaar toezien, opdat we niet verachteren in de genade. En laat ons elkaar opscherpen in de liefde. En als er dan iemand vertraagt of als er iemand naast u is, die misschien in zijn traagheid voortleeft dan moet u niet ophouden om met de liefde van Christus aan te dringen. En als het dan misschien uw eigen predikant is, die geroepen is om u voor te gaan in ijver voor de Heere dan moet u als hij vertraagt hem in het aangezicht weerstaan omdat hij te bestraffen is.

Zo mogen wij volharden, geen mens ontzien, maar allen elkaar mannen en vrouwen opscherpende in de liefde. Maar zo mogen we dan ook elkaars hart ondersteunen in al dat op en neergaan van de strijd voor het Koninkrijk van God. Zo mogen we elkaar sterken: strijdt de goede strijd van het geloof. Volhardt tot het einde. En het is de laatste ure. Het is nog maar een begin van de smarten, maar het is ook nog maar een begin van de scherpte. Straks in het einde dan zal het snijden met de felheid van een mes. Dan zal de strijd om wille van de uitverkorenen verkort worden. En dan zal Hij haastig komen.

Daarom mogen we bemoedigd zijn. De moderne wereld velt een vonnis over Pinehas, ook de moderne vroomheid, maar ze velt ook een vonnis over allen die verteerd worden voor het Huis des Heeren. Een stemming wil men nog wel. Een vroom woord wil men wel horen. En binnenkamer-christendom wordt nog wel geduld. Maar het bewaren van de waarheid en het ijveren voor het huis van God en het toebereiden van de bruid voor haar man, dat maakt de verachting wakker. Dat brengt wrijving en onenigheid. En dat slaat zo met moedeloosheid. Dan zouden wij bezwijken als het van ons vlees afhing. Maar nu komt het van de Geest van God en nu kan het niet gebroken worden. En als we dan komen in de brand van de beproevingen als een ijzer in het vuur, dan storten wij het voor de Heere uit:

Maar wat klaag ik, Heer der heeren
mijn begeeren
is voor U in al mijn leed,
Met mijn zuchten en mijn zorgen,
niet verborgen
daar Gij alles ziet en weet.
Psalm 38:9

Zo bevelen wij dan onze geest in de handen van de Vader. En dan wordt daar in die strijdende gemeente midden in de benauwdheden van de laatste ure de vrede genoten. Telkens wordt ons dan voorgehouden het ideaal van de valse rust. En dan wordt ons toegeroepen: zwijg toch van die strijd, we zijn het moe. Maar dan kunnen we daar wel tegenin kermen: Uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. En dan wil men van twee kanten die vlammen van de Heere blussen.

Dan wil de een ons doen geloven dat het in ons karakter zit, in onze opvoeding, in onze bekrompen inzichten. Maar ach, het is geen zaak van karakter. Jeremia was maar een verlegen jongeman, een mens met een vrouwenhart. Maar hij kreeg van de Heere de roeping om van ijver te branden en dan brandde dat als een vuur in zijn ingewanden. Hij moest. Zo moest Paulus en zo zullen ze tot aan het eind der eeuwen moeten. Uw dochters, gemeente, zullen zelfs profeteren. Maar dan zeggen anderen: u moet niet zo spreken over die ijver voor de Heere. Het komt er toch immers op aan, dat we eeuwig behouden worden.

Nee, het komt er op aan, dat de Heere van ons getuigt wat Hij van Pinehas getuigd heeft: Hij heeft voor Zijn God geijverd. Het komt er op aan, dat straks de rechter van hemel en aarde tot ons zeggen zal: wel aan u goede en trouwe dienstknecht, over weinig bent u getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten.

Alleen een gemeente die strijdt en waakt en bidt, alleen waar men elkaar opscherpt in de liefde en met tranen elkaar vermaant, daar alleen wordt de bevrijding gevonden. Daar leeft men in de zekerheid van het geloof, daar spreekt men in klaar bewustzijn de eerste Zondag uit: dat ik met lichaam en ziel, in leven en sterven, het eigendom ben, niet van mijzelf, maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus.

Daarom moet u niet zeggen: die ijver van de Heere dat gaat om buiten mijn levensnood. Nee, hier ligt ons aller nood. Als we strijden geeft God ons Zijn vrede te genieten. Mozes moet tot Pinehas gaan zeggen: Zo heeft God tot mij gesproken: zie, ik geef hem Mijn verbond van de vrede. En hij zal hebben en zijn zaad na hem het verbond van het eeuwige priesterdom, daarom dat hij voor Zijn God geijverd heeft en verzoening gedaan heeft voor de kinderen van Israël.

God geeft Zijn vrede aan hen die voor Hem de strijd in willen. Er wordt door vele christenen in onze dagen zo naar vrede gezocht. Maar ze vatten die vrede zo menselijk op: het is voor hen een psychologische zaak. Ze moeten de rust voelen. En daarom kiezen ze een onbewogen en ongespannen leven. Ze kiezen allerlei oasen van rust en verwerpen de hete tocht door de woestijn. Ze vergeten de lijfspreuk van een man die tot zijn dood heeft moeten strijden als een miskende worstelaar voor de troon van de Heere: de rust is elders.

Maar God geeft Zijn vrede aan de onvermoeide strijder, niet aan hen, die hun gemak houden, maar aan hen die voor het Koninkrijk van God in vlammen staan. God geeft Zijn vrede b.v. aan de man en de vrouw die zich en hun gezinsleven in Indië opofferen voor de zending. God geeft Zijn vrede die wel eens door de kou en door de regen moeten voor het Koninkrijk. God heeft Zijn vrede aan al die vaders en moeders, die naar de mate hunner krachten zich geven voor de Heere, misschien in nooit door mensen opgemerkte strijd om in gezin, in arbeid, in opvoeding toch mee te strijden voor het Koninkrijk.

En dan bent u opgenomen in die worsteling die geen rust kent. Dan kunt u daar wel eens moe van worden. Als de strijd aan het front zwaar wordt, dan wordt de soldaten geen rust gegund, geen ogenblik van neerzitten zelfs. Als dan de ene loopgraaf in de storm genomen is, dan moet er weer gehijgd en gevochten en gekreund en gehuild warden naar de volgende stelling. Dat gebeurt in de moordgevechten van de moderne oorlogen.

Maar zo gaat het met geestelijke wapens in het Koninkrijk van God. Er wordt gehijgd naar het einde. De rust is elders. En het komt al, want het is de laatste ure. De rust is elders, maar de vrede wordt hier genoten. God twistte daar met Israël en hij sloeg in zijn twist mannen en vrouwen dood. Maar met Pinehas twistte Hij niet. Pinehas kreeg het Verbond van de Vrede. U verstaat wel, dat kreeg Pinehas niet om zijn ijver, maar dat kreeg hij om zijn Messias. En zo hebben de strijders, die Gods wil op aarde doen als in de hemel vrede met God door het bloed van onze Heere Jezus Christus.

Zo wordt het ook elke zondag aan de gemeente van de strijders opgelegd: genade zij u en vrede van God onze Vader en de Heere Jezus Christus. Want Hij is onze vrede. En dan zijn die strijders ook de priesters. Pinehas kreeg het verbond van het eeuwige priesterdom. Hij en zijn kinderen mochten de offers brengen en bidden voor heel Israël en altijd bezig zijn in de dienst van de verzoening.

En zo zijn die zendelingen daar in Indië en die Evangelisatiemensen in ons eigen land en die ouderlingen en diakenen die in hun ambt de strijd strijden en die vaders en die moeders die meeworstelen in hun arbeid en gezin en opvoeding de priesters van het volk van God. Die mannen en die vrouwen van de strijd die zijn ook de priesters en de priesteressen van de voorbede. Die bidden elke dag: Uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde, uw wil geschiede in ons gezin, in onze zaak, in ons bedrijf, in onze school, in onze verenigingen, in onze kerk.

Zie, dat is nu die wonderlijke troost die God schenkt aan allen die voor Hem ijveren, die Zijn onnutte dienstknechten en dienstmaagden willen zijn, nu misschien geacht als aller afschrapsel, maar toch erfgenamen van het Koninkrijk. Dat is die grote troost in de grote strijd. Dat is de vrede van God die alle verstand te boven gaat. Dat is de vrede die midden in de strijd genoten wordt. Dat is de troost voor hen die bedroefd zijn omdat ze niet meer mogen zijn.

Zo hebben wij grote vrede met de groten God. De rust is elders.

Maar dit weten we: er blijft dan een rust over voor het volk van God.

Amen.



Mededeelingen:
Hedenmiddag zal voor de gemeente optreden Ds.A.G.Barkey Wolf van Den Haag.
Woensdag a.s. (Dankdag) 9.30 uur: Dr.S.U.Zuidema van Haarlem.
2 uur: Ds.J.W.Tunderman

Gemeentevergadering Donderdag 7 uur:
Verkiezing van ambtdragers.
Dubbeltallen: vacature br. Duvekot als ouderling:
Br.J.Geerse Jr en
Br.J.P.Louwerse
vacature br.de Voogd als diaken:
Br.A.van Dis en
Br.P. Duvekot
Referaat: De meeningsverschillen in onze kerken
in het licht van 1 Cor.11:19

Mannenvereeniging Maandag 7 uur:
Onderwerp: De Christelijke Staatsidee, brochure van
Prof.Dooijeweerd (bespreking)