Preek door ds. J.W. Tunderman

gehouden te Helpman

op 15 januari 1939

26 : 12
143 : 10

Schriftlezing:

2 Tim. 2: 1-10

Strijd en lijden
21U dan, mijn zoon, word gesterkt in de genade die in Christus Jezus is. 2En wat u van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan trouwe mensen die bekwaam zijn om ook anderen te onderwijzen.
3Lijd verdrukkingen als een goed soldaat van Jezus Christus.
4Niemand die in het leger dient, wordt verwikkeld in de zaken van het levensonderhoud, opdat hij hem kan behagen die hem voor de krijgsdienst aangenomen heeft.
5En ook als iemand aan een wedstrijd deelneemt, krijgt hij geen krans als hij de spelregels niet in acht heeft genomen.
6De landbouwer die zware arbeid verricht, moet als eerste in de vruchten delen.
7Denk na over wat ik zeg, maar laat de Heere u inzicht geven in alle dingen.
8Houd in gedachten dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, uit het nageslacht van David, overeenkomstig mijn Evangelie.
9Daarvoor lijd ik verdrukkingen en draag zelfs boeien als een misdadiger. Maar het Woord van God is niet gebonden.
10Daarom verdraag ik alles ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid in Christus Jezus zouden verkrijgen, met eeuwige heerlijkheid.
(Herziene Statenvertaling, 2010)

Tekstlezing:

Matth. 7 : 13 en 14

De nauwe poort
13Ga binnen door de nauwe poort, want wijd is de poort en breed is de weg die naar het verderf leidt, en velen zijn er die daardoor naar binnen gaan;
14maar de poort is nauw en de weg is smal die naar het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden.
(Herziene Statenvertaling, 2010)

84 : 4, 5 en 6
16 : 6

Matth. 7 : 13 en 14
Helpman
15-1-39

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De kerk op aarde is een strijdende kerk. Ons leven is een worsteling. En het gaat in deze worstelstrijd om de volkomen heerschappij van het Woord van God over het leven der gelovigen en om de komst van het Koninkrijk van God over de breedte der aarde. Onze Heere Jezus Christus heeft Zijn discipelen tot deze strijd toebereid door Zijn prediking. En dan laat Hij Zijn discipelen telkens zien de uitzichten die in deze strijd ons geboden worden.

De strijd van de kerk des Heeren heeft allereerst een missionair uitzicht. De kleine gemeente van Christus heeft een missie in de wereld, ze heeft een zending te volbrengen. En het ganse leven van de wereld valt binnen de horizon van deze missionaire worsteling.

De discipelen worden uitgezonden, niet slechts die twaalf Apostelen, die trekken van stad tot stad en van land tot land, maar allen die geloven in Christus Jezus hebben een roeping in de wereld. Zij moeten getuigen van het Koninkrijk zijn, midden in het leven van hun stad of dorp.

En dan wordt in die missionaire worsteling om de wereld een tweede uitzicht geopend. Die strijd van de kerk op aarde richt zich op de volkomen victorie van Jezus Christus over alle machten, die Hem tegenstaan. Er wordt in die strijd van de gemeente wat behaald. De heerschappij van Christus zal tot volkomen ontplooiing komen over het leven van de Zijnen en het Koninkrijk van de genade zal vol worden van duizenden die komen van Oost en West.

En als dan de kerk haar strijd gestreden heeft en volhard heeft tot het einde, dan zal Christus komen op de wolken en dan wordt de macht van de vijand vernietigd, dan zal zelfs de dood als de laatste vijand worden teniet gedaan. Dan komt de volkomenheid van het eeuwige leven op de nieuwe aarde.

Daarop staat de strijd der kerk gericht. Deze strijd en dit uitzicht zijn ten nauwste met elkaar verbonden. Wie het een uit het oog verliest, zal ook het andere vergeten. Wie de strijd voor het Koninkrijk niet strijden wil als een getrouw Krijgsknecht van Jezus Christus, die heeft geen uitzicht meer op de volkomen triomf en wie het oog niet gericht houdt op de volkomen overwinning van Jezus Christus, die zal in de strijd vertragen en onder de moeiten gaan zuchten.

Telkens vergeten wij, dat we in die strijd van de kerk zijn ingeschakeld en dat we daarin deel hebben aan dat uitzicht van de gemeente op de volkomen zegepraal. Dan zinken wij weg in onze eigen, persoonlijke levensmoeilijkheden en levensbezwaren en dan weten we met onze zorgen geen raad. Dan troost ons het Woord van God ook niet meer, omdat de Schrift geen troost heeft voor hen, die zich met eigen levensstrijd isoleren van de worsteling van de gemeente.

Jezus laat in Zijn prediking Zijn discipelen zien, dat zij met al hun moeiten en strijd zijn ingeschakeld in de grote worsteling van de gemeente, zodat ze nu ook zich troosten mogen met dat tweeërlei uitzicht, dat de Heere Zijn kerk voor ogen heeft gesteld: het aanvankelijk triomferen in de missionaire roeping en de volkomen overwinning op de dag van Christus.

In onze tekst horen we hoe Christus Zijn discipelen roept tot de strijd van het Koninkrijk
en we horen
van de moeiten in die strijd
en van het uitzicht in die moeiten.

Wij horen dus eerst van de moeiten in de strijd van het Koninkrijk. Misschien komt bij iemand van u de vraag op of het in deze tekst wel gaat over de strijd van het Koninkrijk. Gaat het hier niet om een bange twijfel die aan het geloof voorafgaat? Moeten we hier niet denken aan een strijd die doorworsteld moet worden, eer een mens zich de genade van Christus mag toeëigenen? Bedoelt Christus hier niet te zeggen, dat er heel wat gekend moet worden voor we in geloof tot Hem kunnen komen?

Nee, want de Schrift leert ons nergens, dat er eerst een lange en moeilijke weg van veel zuchten en zoeken moet worden afgelegd voor we tot Jezus kunnen komen. De weg naar Hem ligt open. Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.

Wel horen we in de Schrift van de strijd tussen de Geest en het vlees, maar dat is juist een strijd van diegenen die tot geloof gekomen zijn, niet de strijd om tot geloof te komen. En wel horen we, dat er mensen zijn die als een brandhout uit het vuur gerukt moeten worden, mensen in wie het verzet tegen de genade met geweld moet worden verbrijzeld.

Maar Gods Woord leert ons niet, dat we allen zo'n zware en moeilijke weg moeten afleggen. Want wanneer het zulk een zware strijd kost om tot Christus te komen, dan is dat te wijten aan de verharding, die de prediking van de genade in het hart heeft wakker geroepen, aan het verzet tegen de Geesteswerking, die eerst moet overwonnen worden. Maar die weg zelf is niet moeilijk. De weg naar Christus ligt open. Gelooft in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden.

Nee, dit is juist het opmerkelijke. Het is niet moeilijk om tot Christus te komen, want de Schrift zelf roept ons om tot Hem te gaan, maar als we eenmaal tot geloof gekomen zijn, dan begint pas de strijd.

Zo roept Christus dit woord van onze tekst niet tot mensen die nog weifelend van verre staan en Hij zegt niet tot twijfelaars op een afstand: het zal zo'n strijd voor u zijn om tot Mij te komen.

Maar Hij zegt dit woord tot Zijn discipelen, die tot geloof gekomen zijn en nu aan Zijn voeten zitten om te horen de prediking van het Koninkrijk. Want in het eerste vers van hoofdstuk 5 horen we dat de discipelen tot Jezus kwamen en dan spreekt Hij tot die ganse schare van discipelen die woorden uit, die gewoonlijk worden samengevat onder het woord bergrede. En wanneer u daarop let, zult u verstaan dat bij onze tekst inderdaad gesproken moet worden van de strijd van het Koninkrijk en niet van een zielestrijd om tot geloof te komen.

Jezus ziet daar Zijn discipelen tot Zich komen. Het zijn hele scharen die Hem volgen. U moet letten op de situatie waarin deze woorden gesproken zijn. Israël is tot diep verval gekomen. De leiders van het volk hebben het verbond van God verlaten. En zij trekken het hele volk mee in hun afval. Ze leren het volk te steunen en te vertrouwen op zichzelf en op eigen waardigheid.

En wel is daar nog een overblijfsel, dat verstaat alleen door genade te kunnen leven. Maar deze zijn als schapen die geen Herder hebben. De vloek van het verbond hangt nu dreigend boven het afvallig Israël, maar voor de Heere Israël zal verstoten, zal eerst het Koninkrijk van God geopenbaard worden. Daarom is Johannes uitgezonden, predikende de doop van de bekering: bekeert u want het Koninkrijk van God is nabij gekomen. En dan komt Jezus Zelf en Hij roept tot Zich allen die zich onder die boodschap van Johannes gebogen hebben.

De grote scheur wordt langzaam maar zeker dwars door het Israëlitische leven heengetrokken. De een zal de Koning verwerpen en de ander zal voor Hem knielen. De een zal alles verlaten om Jezus te volgen en de ander zal Hem uitstoten uit de gemeenschap van Israël en Hem overgeven in de handen van Pilatus.

Jezus ziet daar de discipelen tot Zich komen, niet die twaalf die in het bijzonder Zijn discipelen zijn, maar die grote scharen, die het Woord gaarne aannamen. En dan spreekt Christus telkens tot hen van het Koninkrijk, dat komende is. In het bijzonder in de bergrede spreekt Hij van dat Koninkrijk.

Hij spreekt over de burgers van dat Koninkrijk, over de wet van God in dat Koninkrijk, over de persoonlijke zorgen voor voedsel en kleding in dat Koninkrijk, over de vastheid en de onwankelbaarheid, over de heerlijkheid en de toekomst. Het gaat hier alles over het Koninkrijk.

En terwijl Christus dan zo bezig is met Zijn discipelen over dat Koninkrijk te spreken, zegt Hij ook, dat er in dat Koninkrijk een strijd is. Er is geen strijd om in dat Koninkrijk te komen, want de poort staat open en Christus roept alle vermoeiden en beladenen tot Zich.

Maar wie eenmaal tot dat Koninkrijk is ingegaan, wie eenmaal gebogen heeft voor de heerschappij van Christus' Woord, die zal ondervinden, dat het een strijd is om in het geloof te volharden, om de worsteling vol te houden, totdat de volkomen heerlijkheid zal ingaan.

Niet het komen tot het Koninkrijk, maar het leven in het Koninkrijk is een strijd als het gaan door een enge poort en langs een nauwe weg. Jezus spreekt hier van tweeërlei weg en tweeërlei poort. Wijd is de poort en breed is de weg, die tot het verderf leidt en velen zijn er die daardoor ingaan. Maar de poort is eng en de weg is nauw die tot het leven leidt en weinigen zijn er, die die vinden.

En Jezus spreekt deze woorden in een tijd, waarin de scheiding dwars door Israël heen zich begon te voltrekken. Velen waren er die door een wijde poort en langs een brede weg zochten in te gaan in het Koninkrijk van God. Dat waren niet de onverschillige Romeinse soldaten en ambtenaren, niet de materialistische tollenaren, niet de feestvierders en de pleziermakers, niet degenen die van een vrolijk leventje hielden. Deze blijven hier geheel buiten beschouwing.

Maar die velen, die de brede weg gekozen hadden waren hoogst-ernstige en godsdienstige mensen. Het waren de Farizeeërs en hun aanhang. Het waren de Overpriesters en de voornamen en allen die de leiders van Israël volgden.

Dat waren zeer godsdienstige mensen, die het zeer nauw namen. Ze meenden, dat de weg, waarop ze wandelden, een zeer nauwe weg was. Ze wilden niets weten van dat ruime Evangelie van Christus, die zondaren tot Zich riep. Ze meenden dat er eerst heel wat moest worden gekend voor men zich tot het volk van God mocht rekenen. En ze meenden dat ze met hun voorschriften en inzettingen die weg namen zo nauw als maar mogelijk was.

En intussen lieten ze na het zwaarste van de wet, de vervulling door de liefde, ze waren godsdienstig om door de mensen gezien te worden en om door eigen waardigheid de zaligheid te verdienen, ze waren vervuld met haat jegens hun broeder, ze waren geldgierig en onrechtvaardig, ja ze aten de huizen der weduwen op en dat onder de schijn van lang te bidden.

Ze waren nauw van hart, maar niet nauw van consciëntie. Ze fantaseerden zich een smalle weg van harde wetsvolbrenging, maar intussen leefden ze op de brede weg van het vlees. En nu meenden ze op die brede weg te kunnen ingaan in het Koninkrijk van God.

Jezus zegt, dat ze zo op weg zijn naar het verderf. Want in het verderf zullen storten allen die het Koninkrijk van God zoeken binnen te gaan door eigen levensernst en door godsdienstige nauwheid, en de vernieuwende genade van Christus niet willen. In het verderf zullen storten allen, die wandelen op de brede weg van de ruime consciëntie, die de heerschappij van het Woord van God over het hele leven niet begeren.

Want wie tot Christus komt, wie weet van genade te mogen leven, die wordt ingeschakeld in de strijd van het Koninkrijk en die wandelt door een enge poort en op een smalle weg.

Daar werden in de steden van Israël nauwe poortjes gevonden, zo nauw en zo klein, dat men ze nauwelijks vinden kon en men er zich met moeite kon doorwerken. En in de bergachtige stukken van het land werden smalle bergwegen gevonden. Er staat in onze tekst eigenlijk: samengedrongen in de weg die naar het leven leidt. Samengedrongen, want daar waren wegen, die van beide zijden werden ingekneld door hoge rotswanden en die zich slingerden langs diepe ravijnen.

Deze wegen waren dikwijls overgroeid door distels en doornen, zodat men zich de huid kon openscheuren en op die bergpaden dreigde ook een groot gevaar van de zijde van de struikrovers. Niemand koos bij voorkeur zo'n bergpad. Veel liever gebruikte men de brede heirwegen.

Nu, wie tot geloof gekomen is en belijdt, dat Christus de Koning van de genade is, die wordt gewikkeld in de strijd van het Koninkrijk. En die strijd is als het doorgaan door een benauwend-enge poort en het trekken langs een beklemmend-smalle weg. Hij wordt aan alle zijden samengedrongen.

Want deze Koning, Die daar Zijn discipelen onderwijst in de verborgenheden van het Koninkrijk is niet gekomen om de vrede te brengen, maar het zwaard. Hij is gekomen om vuur op de aarde te werpen.

Hij stelt zich tegen de heerschappij van de boze en Hij roept uit de heerschappij van Zijn Woord. Zijn Woord moet tot heerschappij komen over het ganse leven van de Zijnen. En alleen als zij buigen voor dat Woord en zijn volle eis, dan komt het Koninkrijk van God op aarde. En zo predikt Jezus de heerschappij van Zijn Woord.

De discipelen mogen het zich niet breed en gemakkelijk maken als de Farizeeërs, ze mogen niet menen dat ze door godsdienstige ernst het Koninkrijk wel waardig zijn. Maar ze moeten weten, dat ze door hun zonden alles verbeurd hebben, maar nu ook na ontvangen genade geroepen worden om te wandelen in nieuwheid van het leven.

En daarom roept de Heere hen ook toe: tenzij uw gerechtigheid overvloediger is dan die van de Farizeeërs en Schriftgeleerden, u zult het Koninkrijk van God niet zien. En zo predikt de Heere Jezus Christus hun ook in de bergrede het zwaarste der wet: de vervulling door de liefde.

En dan raakt dat Koninkrijk hen niet slechts in hun ernstige ogenblikken en in hun godsdienstigheid, maar dan raakt hun dat ook in hun geld, hun voedsel, hun kleding, hun omgang met de mensen, hun levensgewoonten, die ze zich onder leiding van de Farizeeërs, hadden aangewend. Dan raakt dat hun hele concrete bestaan. Lees het maar in de bergrede.

En nu moesten ze, nu ze tot het geloof in Christus gekomen waren, de heerschappij van Zijn Woord erkennen en zich aan de wil van de Koning onderwerpen. Dat zou strijd geven in hun leven, strijd tegen zich zelf en de boze neigingen van hun hart, strijd met hun omgeving, strijd misschien met vaders of moeders, strijd misschien wel met hun eigen vrouwen of kinderen.

En als ze dan zo wilden buigen onder de heerschappij van het Woord van de Koning, dan mochten ze niet aarzelen, maar dan moesten ze Jezus navolgen, als het moest ook door een nauwe poort en langs een smalle weg. Ze mochten geen conflicten schuwen. Ja, als het moest dan moesten ze het rechteroog uitrukken en de rechterhand afkappen om het Koninkrijk van Christus.

En zo gaat hier de roepstem van Jezus uit tot Zijn kerk om een strijdende kerk te zijn. Wij moeten de heerschappij van Zijn Woord erkennen en wij moeten voor de Koning buigen. En als het dan strijd geeft, als de ergernissen komen, als de poort heel eng wordt en de weg heel nauw, als het misschien een worsteling wordt om in gehoorzaamheid onze weg te gaan, dan komt dat Woord van Christus tot ons: Strijdt om in te gaan. Gaat in door de enge poort, want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt.

En dan moeten we die weg op in het geloof, dat we zo tot het leven zullen ingaan, dat we zo zullen geraken tot de volkomen overwinning. Want overal waar de heerschappij van deze Koning wordt erkend en Zijn Koninkrijk tot openbaring komt, daar wordt het missionair uitzicht geopend.

U hebt een roeping van de Heere. U bent gezondenen in deze wereld. U hebt een zending te volbrengen. En dat missionaire uitzicht van de strijd van het Koninkrijk vervult ons leven wel met de heerlijkheid van de Koning. U wordt met al uw moeiten en zorgen, met heel uw leven en met al uw strijd ingeschakeld in de strijd van de strijdende kerk. U mag strijden totdat het volmaakte zal gekomen zijn. U bereikt dat niet in uw leven. En deze generatie zal dat niet bereiken. Maar na ons komen andere discipelen van de Heere, die uit onze handen de strijd zullen overnemen en eenmaal komt de dag, waarop de strijd van de kerk is vervuld en zij haar missie heeft volbracht.

En dit is nu de heerlijkheid van de Koning, doorbrekend in het leven van iedere discipel en iedere discipelin: mijn leven is een strijd en ik zou het opgeven, maar in het geloof mag ik vasthouden dat het een schakel is in de strijd van de kerk. En al is uw leven nog zo klein en zwak, geen schakel kan daar worden gemist.

Het missionaire uitzicht is geopend. We hebben een roeping in de wereld. Daar ligt een zending, die vervuld moet worden. Maar met de opening van het missionaire uitzicht nemen ook de missionaire moeiten een aanvang. Die discipelen buigen daar onder het Woord van de Koning. En nu mogen ze hun zending volbrengen. Ze worden begenadigd om midden in dat afvallige volk te zijn een stad op de berg, als een licht op de kandelaar.

Maar deze begenadiging van God brengt mee, dat ze in de huizen van de mensen niet meer ontvangen zullen worden en dat men ze uit de Synagogen werpt. En straks worden ze in de Synagogen gegeseld en overgeleverd aan koningen en stadhouders, om Mijns Naams wil, zegt Jezus. En dan moeten ze vrouwen en kinderen onverzorgd achterlaten en alle dingen verliezen, zelfs hun eigen bloed en leven.

Wat zal de poort dan eng zijn en wat wordt de weg dan nauw. Maar Jezus zegt: gaat in door de enge poort. Laat u door de missionaire moeiten van Mijn kerk u niet weerhouden om uw roeping te volbrengen. Zo spreekt Christus tot de Zijnen, opdat ze in de strijdende kerk volharden zullen tot het einde.

Zo komt Hij hier tot ons met de roeping van het Koninkrijk. Het gaat hier niet over zielestrijd om tot geloof te komen, maar het gaat hier om de strijd van het geloof die gestreden zal moeten worden door alle trouwe belijders van onze Heere Jezus Christus.

En dat dit de beoordeling van deze tekst is blijkt ook wel uit die verwijzing waarvan ze voorzien is. Daar staat een verwijzing naar Handelingen 14 : 22. Daar lezen we, dat Paulus gestenigd was te Lystra.

Hoe ontzaglijk zwaar was voor Paulus daar de strijd geweest. En hoe heeft hij zich in het geloof moeten vasthouden aan de missionaire opdracht. Wat heeft hij moeten worstelen onder allerlei bedreiging om trouw te zijn aan de roeping. Maar dan horen we dat Paulus en zijn metgezellen uit Derbe weer terugkeren naar Lystra en Iconium en Antiochië, versterkende de zielen van de discipelen en vermanende dat ze zouden blijven in het geloof en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk van God.

Want wie trouw is in de onderwerping van zijn hele leven aan de heerschappij van het Woord en in het volbrengen van de missionaire roeping, die houdt ook een vrij uitzicht op de volkomen overwinnining.

En zo horen we in de tweede plaats, dat Christus Zijn kerk hier troost met het uitzicht in de moeiten. De Poort is eng en de weg is nauw, maar hij leidt tot het leven. We zullen door vele verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk. Met het leven is hier aangeduid het leven in de triomf. Wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. U moet hier niet denken aan de overwinning, die ons ten deel valt op de dag van ons sterven. Wie gestreden heeft tot hij geen adem meer had, die krijgt de kroon van de overwinning als hij komt in de eeuwige tabernakelen.

Maar het grote uitzicht staat in de Schrift niet gericht op het sterven en het komen in de hemel. Dat is nog maar een aanvankelijke triomf. Dat is een ingaan in de hemelse rust voor hen die op aarde niet meer kunnen.

Het staat in de Schriften alles op het einde gericht. Het hele Nieuwe Testament staat onder de spanning van de jongste dag. Al die Apostelen hebben uitgezien niet naar de dood van hun dood, maar naar de dag van Christus.

En wie nu ingaat door de enge poort en langs de smalle weg van een onder duizend moeiten gehoorzaam volbrengen van de missionaire roeping, die wordt niet buitengeworpen als de deur gesloten wordt zoals zovelen, die door een wijde poort en langs een brede weg zonder de strijd van het Koninkrijk willen ingaan in de eeuwige vreugde. Die zal worden gesterkt door Gods Geest om alle moeiten te verdragen, om in alle vervolging staande te blijven, om ten einde toe te worstelen in de strijd van het Koninkrijk.

Ons leven is maar een klein, nietig mensenleven, een enkele stip in de geschiedenis van de kerk. Ons leven is niet belangrijk in dezen zin, dat het waard is in memorabilia vereeuwigd te worden. Want het leven van de geringste gelovige is vereeuwigd, als ik het zo eens noemen mag, daarin dat het is ingeschakeld in die grote worsteling van de kerk, die haar einde vinden zal op de laatste dag van de wereld. Daar kan geen schakel worden gemist. U en uw leven kan niet worden gemist. De missionaire roeping van de gemeente van Christus moet volbracht worden. En straks is die roeping volbracht, als de gemeente de boodschap van het Koninkrijk gedragen zal hebben tot de laatste die zal worden toegebracht en als de gemeente zich in haar hele leven ten volle zal onderworpen hebben aan het Woord van de Heere.

Wie zich onderwerpt, die worstelt midden in de missionaire moeiten, die worstelt elke dag in zijn leven om getrouw te zijn in de roeping, maar die is ook getroost door het uitzicht, die weet in het geloof ingeschakeld te zijn en elke dag te mogen arbeiden als medearbeiders van God aan de verhaasting van Christus' komst op de wolken.

En dan mag het hier een onafgebroken strijd zijn, een altijd weer opnieuw aandoen van de wapenrusting van God, dan mag hier de ene strijd na de andere komen, ook voor de belijders in deze tijd, eenmaal komt de dag van de overwinning. En dan zullen allen die getrouw gestreden hebben, mogen ingaan en die geworsteld hebben in die strijd van het Koninkrijk als in een nauwe poort en op een smalle weg, die zullen het leven beërven.

En zo roept Christus de Zijnen op tot de goede strijd van het geloof. Maar het is een oproep, die gepaard gaat met een belofte. Gaat in door de enge poort. Strijdt standvastig ook als het benauwd mocht worden. Houdt vol ook als u door verdrukkingen moet ingaan. Want door die enge poort en langs die smalle weg van de navolging van Christus in de strijd van het Koninkrijk zult u ingaan tot het leven.

Want Christus is ons in die strijd voorgegaan. En wij mogen in de moeiten van onze roeping tot Hem omhoog zien. Indien Hij de Zijnen niet sterkte in die enge poort en op die smalle weg, dan zouden wij allen bezwijken. Dan zou niemand behouden worden. Dan zouden allen geërgerd worden en dan zouden wij allen Hem verlaten.

Maar nu hebben wij in die strijd van het geloof het oog op Hem, Die is onze overste Leidsman en Voleinder van het geloof en zo mogen wij in de kracht van Zijn Geest dapper tegen de duivel en zijn hele rijk strijden en overwinnen.

En zo is daar dan een strijdende kerk op aarde. Zo is daar een volk van God, dat gaat door de enge poort en langs de smalle weg, een gemeente, die door veel verdrukkingen ingaat in het Koninkrijk van God.

Het wordt een zware worsteling hoe dichter we komen tot de laatste dag. En aan alle kanten zien we vandaag de machten in de wereld werken, die ook voor ons de poort nauwer zullen maken en de weg smaller, die het ons zwaarder zullen maken om onze roeping te volbrengen.

Maar wie in de Heere Jezus Christus gelooft en gehoorzaam strijden wil totdat de strijd zal zijn vervuld en de dienst aan het Koninkrijk is volbracht. Het gaat boven onze kracht.

Maar Christus is ons ook voorgegaan door de verdrukkingen heen en zo zien wij op tot Hem, Die gezegd heeft: Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij.

Ja, zo zullen we Hem volgen ook door de enge poort en op de smalle weg.

Amen.