Preek door ds. J.W.Tunderman

gehouden te Gapinge
op 17-6-1934

Tekst lezing: Joh. 8:31-32

31 Jezus dan zei tegen de Joden die inHem geloofden: Als u in Mijn woord blijft, bent u werkelijk Mijn discipelen,
32 en u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken. (Herziene Statenvertaling 2010)


VOORBEREIDING

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Wij zullen ons in deze Dienst van het Woord weer voorbereiden voor de viering van het Avondmaal van de Heere. Die voorbereiding stelt ons weer voor de vragen. Wat is het Avondmaal? Wat zal het ditmaal weer zijn, wat zal het voor ons zijn?

Och, we beschouwen het Avondmaal dikwijls als een soort kerkelijke plechtigheid. Het is dan een maaltijd voor een bepaald gedeelte van de gemeente n.l. van dat gedeelte, dat zich tot de viering van het Avondmaal waardig keurt. Indien we het ons waardig keuren, dan gaan we en indien niet, dan blijven we weg.

En zo zijn we gewend elkaar en ook onszelf te beoordelen en soms ook te veroordelen. Het Avondmaal wordt door ons dan gebruikt als een soort thermometer om bij elkaar de stand van het Geestelijk leven waar te nemen. Dan is het Avondmaal van alle kracht beroofd. Dan is het een ding van de mensen.

Maar het is niet zo'n mensending. Het Avondmaal van onze Heere Jezus Christus behoort tot de dingen van God. Christus heeft die maaltijd ingesteld om ons te versterken in ons geloof. Het is niet een plechtigheid van de kerk, niet een maaltijd van een aantal mensen, niet een middel om elkaar te beoordelen of te veroordelen.

Maar het is de tafel van het Verbond voor heel de kerk, door de Heere gezet midden in de strijd van Zijn kerk, midden in de geloofsworsteling van Zijn volk, midden in ons leven. Daarom stelt het Avondmaal ons de vraag: wat betekent het in ons leven? Heeft het wel wat meer te betekenen dan dat we er de welstandsgraad van ons geloof mee kunnen aanduiden?

Of anders gezegd: het Avondmaal vraagt ons: hoe is het met uw leven? hoe is het bij u met die strijd van het geloof? is die strijd levend en krachtig of dof en mat? Wordt u krachtiger in de Heere of is er verachtering in de genade? Wordt u door het werk van de Heere ook in het Avondmaal verlost van de zonde en de dood? Wordt u bevrijd van de banden? Wordt u steeds meer gemaand tot nieuwgeboren kinderkens, tot nieuwe mensen, tot andere mensen? Of blijft u jaar in jaar uit dezelfde mensen ondanks het Avondmaal, ondanks uw komen of ondanks uw wegblijven? Het Avondmaal is een vraag van God, een vraag opde-man-af, zoals God altijd op-de-man-af is: Wat is de vrucht van het Woord van de prediking?

Wij willen in dit uur weer luisteren naar het Woord van God, dat met de belofte van Jezus Christus weer tot ons komt.

Het Woord van God predikt ons, dat

Christus ons wil vrijmaken

en we letten op drie punten:

dat we in het Woord van Christus moeten blijven
dat we daarin de waarheid zullen verstaan
dat we zo tot vrijheid worden gebracht.

Onze tekst verplaatst ons naar de tijd van Jezus' omwandeling op aarde. Jezus is het land doorgegaan om het Evangelie te verkondigen. Duizenden zijn Hem aanvankelijk gevolgd. En toen is Jezus gekomen in de Synagoge van Kapernaüm. Ze hadden weer aan Zijn lippen gehangen.

Maar toen kwam ook het grote keerpunt. Want toen had Jezus gezegd, dat ze Zijn vlees moesten eten en Zijn bloed moesten drinken. En dat hadden ze niet gewild. Dat was te veel gevraagd van die knappe mensen, van die echte kinderen van Abraham, het uitverkoren volk. Van toen aan, vertelt Johannes, gingen veel van Zijn discipelen terug en wandelden niet meer met Hem.

Maar Jezus is met Zijn werk doorgegaan. Hij bedelde niet om de volksgunst of om de toejuichingen van de massa. En toen kwamen er langzamerhand weer enkelen terug. Ze konden niet loskomen van Jezus. Ze werden geboeid. Ze krijgen er een flauw gevoel van. Ze worden er even door aangegrepen.

Er raakt een steen los in de muur van hun hart en door die kleine bres spreekt de stem van de Vader. Ze schrikken op en raken in verwarring. Ze nemen het Woord aan, aarzelend en weifelend. Maar ze grijpen het nog niet aan als het waarachtige Woord van het leven.

Aan zulk een eerste bewegen van het hart moeten we denken als we in vers 30 lezen: Als Hij deze dingen sprak geloofden velen in Hem. Daarom zegt Jezus: Indien u in Mijn Woord blijft, zo bent u waarlijk Mijn discipelen. Dat zijn de woorden van onze tekst.

Nee, Jezus laat Zich niet verblinden als de mensen Hem een hand willen geven of een buiging voor Hem komen maken. Hij weet wat er in de mens woont. Hij kent de arglistigheid van het mensenhart.

Niet een ieder, die zegt: Heere, Heere, zal ingaan in het Koninkrijk. Om een discipel van Christus te zijn moeten we in Zijn Woord blijven. Blijven in het Woord dat wil zeggen: het zaad moet wortel schieten. Zoals een boom zijn wortels uitbreidt in de grond, zo moet er een band zijn tussen het Woord van Christus en ons leven.

Wij moeten ons erin vastgrijpen en vastklemmen. We moeten aan dat Woord verbonden worden en aan dat Woord verbonden blijven. Dat Woord moet het brood zijn, waarbij we leven, waarbij we het uithouden in de wereld, ons enigst plechtanker, onze enigste hoor, ons enigst houvast als alles valt. Aan dat Woord moeten we ons vastklemmen zoals een drenkeling zich vastgrijpt aan het reddende touw.

Dan blijven we in het Woord. Dan is ons antwoord op de roepstem Gods: Ik laat U niet los tenzij dat U mij zegent. Dan kunnen we alleen maar leven als we dat Woord tot een licht op ons pad hebben. Dan belijden we: Heere, tot wie zullen we heengaan? U hebt de Woorden van het eeuwige leven en wij hebben geloofd en bekend, dat U bent de Christus, de Zoon van de levende God.

Dat is blijven in het Woord. Dat is vasthouden aan het Evangelie. En zo alleen kunnen we discipelen van Jezus zijn. Och, als we Jezus' discipelen willen zijn, dan is het niet genoeg als we onder de indruk komen van Zijn majesteit.

Daar hebben we allen wel iets van. Ons Christendom is voor een groot deel gewoonte-christendom. We gaan allemaal naar de kerk en we bidden bij ons eten en we lezen in de bijbel. Want wij zijn nog geen heidenen. En daarom is het ook veelal gewoonte als we naar het Avondmaal gaan of van het Avondmaal wegblijven.

Maar dan zijn we nog geen discipelen van Christus. En nu zouden we wel een hart als een steen moeten hebben, als er geen ogenblikken kwamen in ons leven waarin we een indruk van Jezus ontvangen. Een ieder van ons heeft wel eens een tijd waarin hij ernstig gestemd is en meer bidt dan anders. Maar ook dan zijn we nog geen discipelen van Jezus. Indien wij in Zijn Woord blijven, dan zijn we werkelijk Zijn discipelen.

Dat moeten we bedenken na we weer gereed staan Avondmaal te vieren. Er zijn er in onze Gemeente die naar het Avondmaal gaan omdat het gewoonte is, omdat het er zo bij hoort. En er zijn er die wegblijven uit gewoonte.

Gemeente, u hebt eenmaal onder ede beloofd, dat u Avondmaal zou vieren tot Zijn gedachtenis totdat Hij komt. En nu moet u de Heere uw eden houden. U moet nu komen aan de tafel van de Heere, want anders bent u een meinedige tegenover de levende God.

Neen, u moet zo niet komen. God wil u er zo niet zien. Maar u moet komen in verootmoediging, in belijdenis van zonden. U moet komen volgende week al zou u deze week de nachten moeten doorwaken in het gebed.

U moet het niet durven wagen weg te blijven en u moet niet durven wagen te komen zoals u bent, want u hebt uw eed gezworen, dat u komen zou als Gods verslagen volk. U moet komen zoals de Heere u daar hebben wil, altijd en onvoorwaardelijk: verbroken van hart en verslagen van geest. Want zo hebt u toegang, zo behoeft u niet te vrezen, dat u zich een oordeel zult eten en drinken. Zo hebt u toegang bewogen door de liefde van Christus en de liefde kent geen vrees.

Zo zult u waarlijk discipelen van Christus zijn. Zo blijft u in Zijn Woord. Zo bent u als de drenkeling, die zich omslingerd voelt van het reddende touw.

Zo zult u ook de waarheid verstaan.
Dat is de tweede gedachte.
Als het niet Jezus zelf was, die dit zei, dan was dit woord de wreedaardigste spot. Wij zullen de waarheid verstaan, wij, die door de leugen bezeten zijn. Christus zegt ons hier, dat wij, leugenaars en leugenliefhebbers de waarheid zullen verstaan. En die waarheid zal ons vrijmaken.

De leugen schijnt veel meer vrijheid te beloven. Want als we in de leuzen leven, dan kunnen we doen wat we willen. Dan kunnen we openlijk uitkomen als dienaren van Satan, dan kunnen we uitbreken in de zonde, dan kunnen we ons uitleven zoveel we willen. Of we kunnen ons verbergen achter de schermen van een leugenchristendom. Dan verschuilen we ons achter een christelijke schijn en dan doen we verder hetzelfde. Dan doen we ook eens een christelijk gebed en spreken ook eens een christelijk woord en dan doen we verder in het donker van de verborgenheid wat we maar willen.

Is dat geen vrijheid? Och, nee, dat is schijnvrijheid. Van die leugen en die schijnvrijheid is de wereld bezwangerd. Dat hangt in de lucht en dat werkt onder de mensen. Met die leugen kom je vooruit in de wereld. Daar kun je alles mee doen.

Met die leugen kan men een net, oppassend, echte waardig, zelfs christelijk en vroom mens zijn. Met die leugen is nu letterlijk alles mogelijk. Die leugen zit in de hoogte, aan de conferentietafel van de grote mogendheden. Die leugen zit aan de geldla, waar we onze betalingen verrichten en belastingbiljetten moeten invullen. Die leugen zit in de hoofden van de mensen als ze over de dingen van de wereld en over God nadenken. Die leugen zit in de laffe, zoete, karakterloze woorden, die wij gewend zijn met elkaar te wisselen. Die leugen zit in menig huwelijk, waar de echte liefde ontbreekt.

Die leugen zit in de kerkbanken, waar menig kerkganger zich neerzet omdat dat nu eenmaal de gewoonte is. Die leugen zit in ons hele christenleven, want naar buiten vertonen we ons als de meest-principiële christenen, trouw aan het Woord en trouw aan de belijdenis en trouw aan de beginselen, maar in werkelijkheid leven we niet zo nauw bij het Woord en de belijdenis.

Die leugen zit in heel ons leven, want naar buiten zijn we druk en levendig, naar buiten hebben we alles goed georganiseerd - wat zit dat bij ons prachtig in elkaar - maar als we naar binnen zien, dan is het soms alsof er een graflucht omhoog stijgt.

Die leugen zit ook in onze verhouding tot God. Want we willen niet buigen, we willen ons niet helemaal geven. We doen dikwijls als Ananias en Saffira. We houden tegenover God heel wat achter: dikwijls het beste, het voornaamste, het liefste, onszelf, ons hart, het centrum van ons leven.

En dat is geen wonder. Want de Satan is de Overste van deze wereld, dat wil zeggen: hij geeft hier de toon aan, de mode, de goede smaak. En hij blaast al die leugens van ons aan. Want hij is de leugenaar van den beginne. Hij liegt al vanaf het Paradijs. Hij zei ons, dat we vrij zijn, dat we door geen woord en wil van God gebonden zijn. Dat is de leugen en dat is de vrijheid, die hij belooft.

En nu komt Christus ons verzekeren: Gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken. De waarheid zal ons vrijmaken. De waarheid, die in deze wereld altijd is verdrukt, die altijd struikelde over de straten, de waarheid, waar ieder een spelletje mee speelt en ieder een loopje mee neemt, die men in het gezicht slaat, de waarheid, de waarheid van God, de Zoon, die eenmaal mens werd en toen aan het kruis terecht kwam omdat Hij de waarheid was, die waarheid zal ons vrijmaken.

En wat zegt die waarheid? Dit, dat wij gebonden zijn. Wij mensen, die prat gaan op onze vrijheid, wij zijn gebonden en we worden bevrijd door de waarheid, de macht, die ons altijd scheen te binden en in te perken in wat we willen. Wij zijn gebonden, wij zijn slaven. En Christus moet ons loskopen met de prijs van Zijn bloed.

Nee, die waarheid komt niet tot ons om ons wat vleiende woorden in het oor te fluisteren. Het zijn geen zachte, zoete klanken. Haar stem is niet smeltend van liefelijkheid als van een zingende vogel. De waarheid roept ons toe: U bent gebonden door slavenboeien en u kunt alleen maar vrij worden door het bloed van Hem, die gezegd heeft: Ik ben de waarheid.

En ja, als we dan luisteren dan blijft die waarheid niet slechts striemen en vernederen. Dan wordt het Evangelie van Christus ons lief, dan wordt het een boodschap van de bevrijding, een stem die ons roept uit het graf tot het leven, dan wordt ze ons lief, zoals het fluiten van de reddingsboot lief is voor de bemanning van een brandend schip in een stormnacht. Dan wordt Jezus Christus ons lief, dan wordt Zijn Woord het allerliefste wat we in de wereld hebben, het allerduurste en net allerbeste, dan zien we midden in de nood van onze zonden, de Koning in Zijn schoonheid, dan zien we de glans van Zijn licht in de donkerheid van ons graf.

Dan gaan we zien: Uw waarheid is tot de bovenste volken toe. Dan gaan we bidden: Zend Heere uw licht en uw waarheid. Dan gaan we belijden: Ik zal in uw waarheid wandelen. Zoo leert Christus ons de waarheid verstaan, die hard is en toch liefelijk, die ons verkondigt onze gebondenheid en tegelijk ons bevrijdt, die wonden slaat en wonden heelt.

Indien wij in Christus' Woord blijven, zo zijn we waarlijk Zijn discipelen en zullen wij de waarheid verstaan. Dat wil zeggen: we zullen altijd dieper mogen doordringen in die kennis van de Naam van de Heere Jezus Christus. Wij zullen in die kennis altijd meer toenemen, altijd dieper doordringen, altijd meer liefhebben.

Neen, we krijgen van die waarheid nooit genoeg. We mogen en we moeten altijd verder. In het geloof is geen halt. Het geloof opent ons de eeuwigheid. Het geloof is de poort naar de eindeloosheid. Het geloof schenkt ons het grenzeloze.

Och, we denken wel eens, dat we de waarheid onder de knie hebben en dat we nu wel met twee of drie teksten verder door het leven kunnen. Dan denken we dat het verstaan van de waarheid dit betekent: dat we die waarheid zo langzamerhand gaan vatten, dat we God in Zijn eeuwige Raad zo langzamerhand we gaan narekenen, dat God ons laat lezen in Zijn verzegelde boeken.

Maar als we de waarheid verstaan, dan gaan we wel steeds meer Christus kennen, maar dan wordt het tegelijk niet langzamerhand begrijpelijk en verklaarbaar, maar dan wordt het ons steeds wonderlijker, steeds groter steeds geweldiger. Dan wordt God steeds meer, dan wordt Jezus Christus steeds meer.

Het is als de horizont, die wijkt steeds verder terug, die zullen we nooit bereiken. Zo is het met de waarheid van Christus. Daar vinden we nooit het eind van. De waarheid zal ons steeds verder brengen. En dat is nu het Paradijs, dat is nu de zaligheid, uw waarheid is tot de bovenste wolken toe.

Jesus Christus, onze Middelaar is de waarheid. En Hij toont ons de liefde van de Vader. Want Hij brengt wel de boodschap van gebonden zitten in schaduwen van de dood, maar al zegt Hij ons een bitter harde waarheid, Hij is toch het Woord van God, Hij komt toch van de Vader, van het licht en Zijn stem dringt ons donker binnen als een boodschap van verlossing.

Hij komt van de Vader en nu toont Hij ons den Vader. Nu is Hij de Verkondiger van de raad van God, onze Hoogste profeet, die ons de bedoelingen van God verklaart, die ons zegt, dat het nog niet verloren is, dat we niet reddeloos zullen wegzinken in een hel van leugen, maar dat er licht doorbreekt door de tralies van de gevangenis heen. En het is een licht van de bevrijding.

Gemeente, verstaat u de waarheid van Christus? Verstaat u de waarheid, die in Zijn Woord tot u komt? Verstaat u iets van die wonderlijke grootheid, die altijd groter wordt, verstaat u het Koninkrijk van God, waar u altijd verder kunt in uw kennis van de Naam van God, waar de grenzen altijd terugwijken? Waar we altijd verder kunnen en hoger, eeuwig-verder en eeuwig-hoger?

We bereiden ons weer voor tot het Heilig Avondmaal. En zal dit Avondmaal ons nu weer verder brengen? Och, ook dat Avondmaal wordt door ons zo handig ingewerkt in de gewone sleur. Dan komen we of dan blijven we weg en dan kunnen we bij dat Avondmaal dezelfde mensen blijven. Dan is het niet meer dan een dode gewoonte, een zaak van mensen, van een bepaald gedeelte van de gemeente. Maar het is het Avondmaal van de Heere, waarin God ons wat schenken wil, waarin God ons Zijn Zoon wil geven. Het gaat ver uit boven datgene wat wij er dikwijls van maken. En we kunnen onmogelijk bij dat Avondmaal dezelfde mensen blijven, die we zijn.

We komen dichter bij God, meer in Zijn gemeenschap, of we raken weer verder van Hem af. We nemen weer toe in kennis van de waarheid, in kennis van Zijn Naam. Of het wordt weer donkerder, er komt nog meer duisternis om ons heen en in ons leven. Maar God is bereid om u in dit Avondmaal weer verder te brengen, u meer van Christus doen zien, vaster aan Hem verbinden.

Och, zeg toch niet, dat het met uw geloof nu tot een bepaalde hoogte gekomen is en dat u nu niet meer verder behoeft te gaan, zeg niet, dat u nu al oud en wijs genoeg zijt bij uzelf en genoeg kennis hebt of ervaring, zeg niet, dat u rijk en verrijkt bent en aan geen ding gebrek hebt, want als u dat denkt dan bent u jammerlijk en blind en naakt.

God wil u weer verder helpen, de sterken en de zwakken. God wil ook diegenen verder helpen, die sterk en rijk zijn in eigen oog. Want het wordt ons allen weer gepredikt: U bent gebonden in banden van de dood en nu wil God u vrijmaken door het bloed van de Heere Jezus. Hij wil de touwen breken en de ketenen vermorzelen. Hij wil u bevrijden van de leugen, die macht, die u telkens is verleidt.

Hij wil u doen wandelen in het licht. Hij wil u weer meerdere kennis schenken, meerder verstaan van de waarheid van Jezus Christus, al zal tegelijk alles veel wonderlijker worden. Denk niet, dat God met u halt houdt, dat Hij u niet meer wil schenken dan u nu ontvangen hebt. Hij wil u doen voortgaan van kracht tot kracht. Hij wil u van al uw eigen wijsheden verlossen, omdat dat toch maar lompe leugens zijn, al bent u er nog zo trots op. Hij wil u weer beter de waarheid doen verstaan. Hij wil u dieper en verder doen doordringen in de kennis van Jezus Christus.

Zo mag u weer heel veel verwachten van het komende Avondmaal. Och, als u het maar door Hem u wil laten geven, meer wil laten geven, meer kennis, meer vastheid, meer liefde, dan zal God het u geven, dan mag u gaan in vrijmoedigheid, veel verwachtende, alles verwachtende, Jezus Christus, de waarheid verwachtende.

Nee, het Avondmaal is niet voor de sterken alleen, niet voor de verzekerden alleen. Het is helemaal niet voor de sterken en de wijzen in eigen oog. Maar het is voor de zwakken, voor de onwetenden, voor degene die dwaasheid willen bekennen voor God, voor hen, die in hun blindheid willen vluchten tot Christus.

Het is voor degenen, die juist in de banden van de dood waarin ze zijn bevangen, begeren te verstaan de waarheid van Jezus Christus, die hen vrijmaakt die de banden breekt en de verlossing brengt door het bloed van de Heere Jezus Christus.

Zo mag u gaan. Zo mag u alleen gaan. Wie zo niet willen komen in hun armoede, die kunnen beter wegblijven en God om ootmoed bidden. Dan mag u weten van Gods liefde, die u nu wel roept, dan mag u Avondmaal vieren, dan mag u het zeggen, deze week bij het naderen van de Zondag, mag u zingen als u het Avondmaal tegemoet gaat:

Ik Beveel mijn geest in uwe handen,
Gij God der waarheid, Gij
o Heer, verlostet mij.
Ik haat hen, die het reukwerk branden
ter eer van valse goden
Op U steun ik in noden.
Ps. 31:4

Die waarheid zal ons vrijmaken. Dat is onze derde gedachte.
Jezus lokte de Joden tot het blijven in Zijn Woord door ze te wijzen op de vrucht. Nee, Jezus is niet hooghartig. Hij zegt niet: als u niet gauw ja zegt, dan krijgt u het niet. Jezus bedelt wel niet om de volksgunst en de bijval van de wereld; maar Jezus kan zo met aanhoudende drang bedelen om een enkele mensenziel, om een enkel mensenhart.

Zo bedelt Christus ook nu weer in de prediking. Niet om uw bijval, niet om uw applaus, niet om een woord van hulde, niet om uw geld, niets om iets van u, maar hij bedelt om uw hart, om uzelf. Daarom stelt Hij u ook nu weer voor ogen de vrijheid, die de waarheid brengt. De waarheid zal u vrijmaken.

Wij zijn slaven. En slavernij is het ergste wat een mens kan overkomen. We zijn slaven, hoewel we denken dat we vrij zijn. We worden getiranniseeerd.
De tirannen in wier macht we zijn, zijn de Satan, de zonde, de dood, maar bovenal wijzelf. De Satan tiranniseert ons. Want hij is de mensenmoorder van den beginnne en hij heeft ons aan zijn zijde gekregen in zijn geding met God.
De zonde tiranniseert ons, want ze is een vuur, dat in onze boezem brandt en elke dag van ons leven aansteekt.
De dood tiranniseert ons. Wat een stille doodsvrees wordt er ook onder ons niet doorleden. En elke dag zendt de dood zijn boden uit om ons te herinneren, dat we in zijn macht zijn: sterfgevallen, ziekten en gebreken. Iedere haar van ons hoofd, die vergrijst of uitvalt is een bode van de dood.
Maar ook wijzelf zijn tirannen voor ons zelf. We volgen onze eigen wil en weg, hoewel we zien, dat het naar het verderf gaat. Wij zijn dikwijls als de man, die door lust naar beroemdheid ertoe gedreven werd om in een open krater van een vuurspuwende berg te springen.

En nu maakt de waarheid ons vrij van al die tirannie. Van de Satan, de zonde en de dood, maar bovenal van onszelf. Calvijn zegt: zolang we ons door eigen gedachten laten regeren, zijn we lijfeigenen van de zonde. Maar de waarheid maakt ons vrij, maakt ons tot nieuwe mensen, die niet wandelen in de tirannie van het vlees, maar in de vrijheid van de Geest, in de zaligheid. De tirannie van onze eigen wil wordt dan van de troon geslagen. En dan gaat Jezus Christus heersen. Dan worden wij Zijn slaven en gaat Hij regeren. Dat werkt dan door in heel het leven. Dan wordt arbeid anders en het gezin anders. Dan worden moeiten van het leven anders. Dan wordt alles anders: ons leven en ons sterven.

Nee, die waarheid viert niet in één dag haar triomf in ons leven. Paulus was ook door die waarheid vrijgemaakt, toch moest hij zuchten: Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen? Als de waarheid ons vrijmaakt dan komt er niet een vrolijk leventje, dan komt er niet een leven, dat gevuld wordt met gezelligheid en aardigheidjes en lekkere dingen.

Dan komt er een leven, waarin dikwijls gestreden en gezucht moet worden. Maar een zucht van een mens, die is vrijgemaakt door de waarheid, zo'n zucht is tegelijk een juichkreet naar God. Dat gaat in het waarachtige christenleven altijd samen: het zuchten en het juichen, het wenen en het lachen, de droefheid naar God om de zonde en de blijdschap in Christus om de verlossing.

Daarom is er niemand in de wereld zo diep bedroefd als de christen en toch tegelijk niemand zo blij, zo uitbundig-blij, zo grenzeloos-vrolijk. Niemand die zo wenen kan en niemand die zo lachen kan als een kind van God.

Want de waarheid maakt ons vrij en nu weet ik pas wat het is mens te zijn. Nu gaat het omhoog, altijd omhoog, eeuwig omhoog.

Nu staat er aan het eind van het leven niet het vraagteken van de dood, maar ik zie de poort wijd openstaan naar het licht en naar de vrijheid. Dat is de vrijheid van Jezus Christus. Die wordt ons weer verzegeld in het Avondmaal. En we weten heel goed hoe we daar geroepen worden.

Als we slaven van Christus willen zijn, als we ons maar door hem willen laten binden, als we ons maar laten vrijmaken van alle ongerechtigheid. Als we maar nederig voor God willen leven en nederig voor de mensen. Als we maar klein van onszelf denken, en veel van de Heere Jezus. Als we maar oprecht begeren te leven naar de wil van God.

Dan mogen we zwak zijn of sterk, maar dan komen we er en dan wordt ons onze vrijheid opnieuw verzegeld.

Want dan grijpen we Gods genade in Christus aan. En als de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, dan bent u waarlijk vrij.

Amen