Preek door ds. J.W.Tunderman

gehouden te Vrouwenpolder en Gapinge

op 10-06-1934


34:11
132:5

Schriftlezing:

Matth 10:28-42

28 En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
29 Worden niet twee musjes voor een penninkje verkocht? En niet een van die zal op de aarde vallen buiten uw Vader om.
30 En ook de haren van uw hoofd zijn alle geteld.
31 Wees dus niet bevreesd, u gaat veel musjes te boven.
32 Ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.
33 Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.

Jezus brengt verdeeldheid
34 Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.
35 Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader, en tussen een dochter en haar moeder, en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder;
36 en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.
37 Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard.
38 En wie zijn kruis niet op zich neemt en Mij navolgt, is Mij niet waard.
39 Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden.
40 Wie u ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem Die Mij gezonden heeft.
41 Wie een profeet ontvangt omdat hij een profeet is, zal het loon van een profeet ontvangen; en wie een rechtvaardige ontvangt omdat hij een rechtvaardige is, zal het loon van een rechtvaardige ontvangen.
42 En wie een van deze kleinen slechts een beker koudwater te drinken geeft omdat hij een discipel is, voorwaar, Ik zeg u: hij zal zijn loon beslist niet verliezen. (Herziene Statenvertaling 2010)


48:8

Tekstlezing:

Joh 8:31-32

31 Jezus dan zei tegen de Joden die in Hem geloofden: Als u in Mijn woord blijft, bent u werkelijk Mijn discipelen,
32 en u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken. (Herziene Statenvertaling 2010)


31:4
134:4
79:7


VOORBEREIDING EN OPENBARE GELOOFSBELIJDENIS

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Wij zullen ons in deze Dienst van het Woord weer voorbereiden tot de viering van het Avondmaal van de Heere. Die voorbereiding draagt ditmaal een bijzonder karakter, omdat een achttal jonge leden van de gemeente door openbare belijdenis van het geloof toegang zal verkrijgen tot het Avondmaal.

De dag van de openbare geloofsbelijdenis is altijd een hoogtijdag voor de gemeente, die vandaag weer mag zien, dat God Zijn Verbond bevestigt van kind tot kind. Maar dit is ook een hoogtijdag voor u, die straks de Heere Jezus Christus zult belijden als de Koning van het leven. En nu mag u zich verblijden, omdat God u dit hoogtepunt doet bereiken. Maar tegelijk moet u zich laten waarschuwen. Want hoe mooi deze dag ook voor u is, toch dreigt er vandaag gevaar.

Laat ik deze dag eens vergelijken met een uitzichttoren. U overziet vandaag uw leven. U ziet Gods zorgende hand, die u tot hiertoe geleid heeft vanaf de dag van uw geboorte. En u denkt aan de toekomst die u verwacht. En nu is deze dag een hoogtepunt, want u doet vandaag belijdenis. Maar wees gewaarschuwd voor het gevaar, dat dreigt.

Als men bovenop de Eiffeltoren staat, dan heeft men een schitterend uitzicht over Parijs. Dat moet overweldigend mooi zijn. Maar een dwaas zou het zijn, die dacht dat hij Parijs door-en-door zou kennen als hij maar eenmaal de Eiffeltoren beklommen had. Want van boven gezien is alles even mooi en sierlijk. Maar als men beneden komt dan ziet het er heel anders uit. Dan zijn er niet slechts mooie boulevards maar ook nauwe, bochtige straten en vuile achterbuurten, dan zijn er holen van ellende en van zonde.

Zo is het nu ook met u op deze dag. U begint een nieuw stuk van uw leven, want u zult nu uw verder leven doorgaan als een belijdend lid van de Kerk van Christus. En u mag dat nieuwe stuk leven beginnen met een hoogtepunt. Maar het blijft geen hoogtijdag. Men kan zijn leven niet doorbrengen op een uitzichttoren. We moeten weer naar beneden.

Morgen begint weer het gewone leven. En wat is nu uw verwachting van het leven, dat morgen gaat beginnen. U kunt er veel te veel van verwachten. U verwacht te veel, als u denkt dat u uw belijdenis van vandaag morgen ongeschonden door het leven kunt dragen, als u denkt dat u uw belijdenis zuinig als een mooie, vlekkeloze schat kunt bewaren. Nee, u moet weer naar beneden en dan komen er zonden, dan komen er vlekken en deuken in uw belijdenis.

Als u zo morgen begint verwacht u veel te veel, omdat u het dan van u zelf verwacht. Maar u kunt ook veel te weinig verwachten. U verwacht te weinig, als u denkt dat u zich nu maar rustig hebt te schikken in de gewone gang van het christelijk leven, zoals we die hier in Vrouwenpolder hebben.

Nee, u moet veel verwachten, u moet het van de God van uw belijdenis verwachten en daarom, als u van uzelf niets en van God alles verwacht, dan moet u ontzaglijk veel verwachten, dan moet ge zoveel verwachten als u zelf niet kunt omvatten, dan moet u dwaas-veel verwachten en dwaas-veel van God vragen.

U moet verwachten, dat God u alles wil schenken, meer dan de hele wereld, dat Hij met uw geloof nog wonderen wil doen, dat Hij u wil uitlichten boven het karakterloze christendom, waarin we soms zo diep zijn weggezonken. U moet verwachten, dat God ook uw belijdenis van vandaag gebruiken wil, om u te maken tot nieuw- geboren kinderkens, tot nieuwe mensen, tot andere mensen, tot kinderen, die wandelen in Zijn licht. Dan zal het leven van morgen geen teleurstelling brengen, maar dan zult u zien, dat het nog veel schoner, nog veel heiliger, nog veel geweldiger is dan u vandaag durft verachten.

We willen er in dit uur op letten, wat God u en ons allen doet verwachten, indien we maar alles bij Hem en niet bij onszelf en onze traagheid zoeken.

Het Woord van God predikt ons, dat Christus ons wil vrij maken en we letten op drie punten:

dat we bij onze belijdenis moeten blijven
dat we daarin de waarheid zullen verstaan en
dat we zo tot de vrijheid gebracht zullen worden.

Onze tekst verplaatst ons naar de tijd van Christus' omwandeling op aarde. Jezus is het land doorgegaan goeddoende en predikende het Evangelie. Duizenden waren Hem gevolgd. En toen was Jezus gekomen in de synagoge van Kapernaüm. Ze hadden weer aan Zijn lippen gehangen. Maar toen kwam ook het grote keerpunt. Want toen had Jezus gezegd, dat ze Zijn lichaam moesten eten en Zijn bloed moesten drinken. En dat hadden ze niet gewild.

Van toen af gingen velen van Zijn discipelen terug en wandelden niet meer met hen, zo wordt ons verhaald in het Evangelie van Johannes. Maar Jezus is met Zijn werk doorgegaan. Hij bedelde niet om de volksgunst of om de bijval van de massa. Maar Hij predikte het Koninkrijk van de hemelen. En toen kwamen er langzamerhand weer enigen terug. Ze konden toch niet loskomen van Jezus. Ze werden toch getrokken door de wondere woorden, die Hij sprak.

Ze worden geboeid. Het ontroert hun hart. Ze krijgen er een flauw gevoel van. Ze worden er even door aangegrepen. Er raakt een steen los uit de muur van hun hart en door die kleine bres spreekt de stem van de Vader. Ze schrokken op en raakten in verwarring. Ze nemen Zijn Woord aan, maar het is nog niet gekomen tot de volle overgave. Ze nemen aarzelend Zijn Woord als waarheid aan, maar ze grijpen het nog niet aan als het waarachtige Woord van het leven.

Aan zulk een eerste beweging van het hart moeten we denken als we in vers 30 lezen: Als Hij deze dingen sprak, geloofden velen in Hem. Jezus doorziet dat. Hij weet, dat het nog niet meer is dan een vluchtige indruk, die Zijn Woord maakt. Daarom zegt Hij: (de woorden van onze tekst) Indien u in Mijn Woord blijft, bent u werkelijk Mijn discipelen.

Neen, Jezus laat Zich niet verblinden als de mensen Hem wel een hand willen geven en een buiging willen maken. Hij weet wat in de mens woont. Hij kent de arglistigheid van het mensenhart. En niet een ieder, die zegt: Heere, Heere zal ingaan in het Koninkrijk van de hemelen.

Om een discipel van Christus te zijn moeten we in Zijn Woord blijven. Blijven in Zijn Woord dat wil zeggen: het zaad moet wortel schieten. Zoals een boom zijn wortels uitbreidt in de grond zo moet er een band zijn tussen het Woord van Christus en ons leven. We moeten ons erin vastgrijpen en vastklemmen. We moeten aan dat Woord blijvend verbonden worden.

Dat Woord moet het brood zijn, waarbij we leven, waarbij we het kunnen uithouden in de wereld, ons enigst plechtanker, onze enige hoop, onze enige vastheid, ons enig houvast als alles valt. Aan dat Woord moeten we ons vast klemmen zoals een drenkeling zich vastgrijpt aan het reddende touw.

Dan blijven we in het Woord. Dan is ons antwoord op de roepstem Gods: Ik laat U niet los, tenzij dat Gij mij zegent. Dan kunnen we alleen maar leven als we dat Woord als een licht op ons pad hebben. Dan belijden we: Heere, tot wien zullen we heen gaan? U hebt de woorden van het eeuwige leven en we hebben geloofd en bekend, dat U bent de Christus, de Zoon van de levende God.

Dat is blijven in het Woord. Dat is vasthouden aan de belijdenis van het geloof en zo alleen kunnen we discipelen van Jezus Christus zijn. Och, als we Jezus' discipelen willen zijn, dan is het niet genoeg als we onder de indruk komen van Zijn majesteit. Daar hebben we allen wel wat van. Och, ons Christendom is voor driekwart gewoonte-christendom. We lopen allen wel zo'n beetje in het christelijke spoor. We komen er niet zo spoedig toe om Christus openlijk te lasteren. Want dan wordt er zo over ons gepraat en dan kijkt men ons zo vreemd aan. En daarom is het ook onze gewoonte om belijdenis te doen als we een zekere leeftijd bereikt hebben.

Maar dan zijn we nog geen discipelen van Jezus Christus. En we kunnen nog heel wat meer doen en heel wat verder gaan zonder dat we werkelijk Jezus' discipelen zijn. We zouden wel een hart van steen moeten hebben als er geen ogenblikken in ons leven kwamen, dat we een indruk van Jezus ondergingen, dat we Zijn trekkingen voelden.

Een ieder van ons heeft wel eens een tijd in Zijn leven, waarin hij ernstig is en wel eens bidt. Maar dan zijn we nog geen discipelen van Jezus. Indien wij in Zijn Woord blijven, dan zijn wij werkelijk Zijn discipelen. Als we Christus belijden op een van de hoogtepunten van ons leven, dan zijn we daarmee nog geen discipelen van Christus. Wij moeten die belijdenis vasthouden. Dat moeten we meer bedenken nu we ons voorbereiden voor het Heilig Avondmaal. Er zijn er in onze gemeente heel wat, die belijdenis gedaan hebben, maar die het nu niet meer zouden doen, als ze er nog voor stonden. Dat zijn geen discipelen van Christus.

Gemeente, u hebt eenmaal Christus beleden op een hoogtijdag van uw leven. Weet u het nog? Toen hebt u de Heere onder ede beloofd, dat u Avondmaal zou vieren. En nu moet u de Heere uw eden houden. U moet komen aan de tafel van het Verbond. Nee, u moet zo maar niet komen. God wil u er zo niet zien. En er ontbreekt heel wat in uw leven. Maar u moet er komen in verootmoediging, in belijdenis van zonden. U moet komen, volgende week, al moest u deze week de nachten doorwaken in het gebed.

U moet het niet durven wagen zo te komen als u bent en u moet het niet durven wagen weg te blijven van de tafel van de Heere, want u hebt uw eed gezworen. U moet komen, zoals de Heere u daar ontvangen wil, altijd en onvoorwaardelijk: verbroken van hart en verslagen van geest. Want zo hebt ge onvoorwaardelijk toegang. Zo mag u toegaan, bewogen door de liefde van Christus en de liefde kent geen vrees. Zo zult u werkelijk een discipel van Christus zijn. Zo houdt u vast aan uw belijdenis. Zo blijft u in Zijn Woord. Zo bent u als de drenkeling, die zich omslingerd voelt van het reddende touw.

Zo zult ge ook de waarheid verstaan. Dat is onze tweede gedachte.
Als het niet Jezus zelf was, die ons dat zei, dan zou dat de wreedaardigste spot zijn. Wij zullen de waarheid verstaan, wij, die door de leugen bezeten zijn. Christus zegt ons hier, dat wij, leugenaars en leugenliefhebbers, de waarheid zullen verstaan en dat die waarheid ons zal vrij maken.

Maar de leugen schijnt veel meer vrijheid te beloven. Want als we in de leugen leven, dan kunnen we doen wat we willen. Dan kunnen we ons openlijk bekennen als dienaren van de Satan, dan kunnen we uitbreken in de zonde, dan kunnen we ons uitleven, dan behoeven we ons door niets te laten binden. Of, we kunnen dat ook achter de schermen van een leugen-christendom doen. Dan verbergen we ons achter een christelijke schijn. Dan doen we ook eens een christelijk gebed en dan spreken we ook eens een christelijk woord en dan doen we verder in het donker van de verborgenheid wat we maar willen.

Is dat geen vrijheid? Och, nee, dat is maar schijnvrijheid. Van die leugen en die schijnvrijheid is de wereld bezwangerd. Dat hangt in de lucht en dat werkt onder de mensen. Met die leugen kom je vooruit in de wereld, met de leugen kun je je er altijd doorheen slaan. Met die leugen kan men een net, respectabel, achtenswaardig, flink en zelfs christelijk mens zijn. Met die leugen is nu letterlijk alles mogelijk.

Die leugen zit in de hoogte aan de conferentietafels van de grote mogendheden, die leugen zit bij de geldla, waar het belastingbiljet wordt ingevuld, die leugen zit in de hoofden van de mensen, als ze hun wetenschap beoefenen, die leugen zit in de woorden, in de laffe, zoete, karakterloze woorden die wij gewend zijn met elkander te wisselen, die leugen zit in menig huwelijk, waar waarachtige liefde ontbreekt. Die leugen zit in de kerkbanken waar menig kerkganger zich neerzet, omdat het zo gek zou staan om niet naar de kerk te gaan.

Die leugen zit in ons hele christenleven, want naar buiten vertonen we ons als de meest principiële christenen, die zich laten denken, trouw aan het woord en trouw aan de beginselen en de belijdenis en in werkelijkheid leven we niet zo nauw bij het Woord. Die leugen zit in heel ons leven, want we zijn naar buiten druk en levendig en ijverig en vol actie en als we naar binnen zien, dan is het soms alsof er een lijklucht omhoog stijgt.

Die leugen zit ook in onze verhouding, tot God. Want we willen niet buigen. We willen ons niet helemaal geven. We doen dikwijls als Ananias en Saffira. We houden tegenover God heel wat achter: dikwijls het beste, het voornaamste, het liefste, onszelf, ons hart, het centrum van ons leven.

En dat is geen wonder. Want de Satan is de overste dezer wereld, dat wil zeggen dat hij in onze wereld de toon aangeeft, de mode, de goede smaak, de geest van de tijd. En de Satan blaast al die leugens van ons aan. Want hij is de leugenaar van de beginne. Hij heeft gelogen van het Paradijs af aan, toen hij ons heeft wijsgemaakt, dat we goden zouden zijn, dat wil zeggen: vrijen, die konden doen wat ze wilden en door geen waarheid aan geen Woord van God gebonden waren. Dat is de leugen en de vrijheid, die hij belooft.

En nu komt Christus ons verzekeren: u zult, als u in Mijn Woord blijft, de waarheid verstaan en die waarheid zal u vrijmaken. De waarheid zal ons vrijmaken. De waarheid, die in deze wereld altijd verdrukt is geweest, de waarheid waarmee ieder een spelletje speelt en een loopje neemt, de waarheid, die men in het gezicht slaat, de waarheid, de waarheid van God, de Zoon, Die eenmaal mens werd en toen aan het kruis terecht kwam om te sterven, die waarheid die altijd gebonden en geslagen en getrapt is, die waarheid, die van alle zijden door de Leugen wordt besprongen, die waarheid moet ons vrijmaken.

En wat zegt die waarheid? Dit, dat wij gebonden zijn, wij, mensen, die immers vrij zijn door de leugen, die immers als God zouden zijn, vrij in het kennen en keuren van goed en van kwaad. Wij moeten vrij worden door de waarheid, die ons altijd heeft toe geschenen als een macht, die ons bindt en inperkt in wat we willen.

Wij zijn gebondenen, wij zijn knechten, dat zegt de waarheid, wij zijn slaven. En Christus moet ons komen loskopen, uit de slavernij voor de prijs van Zijn bloed. Die waarheid komt ons niet eens wat vleiende woorden in het oor fluisteren. Het zijn geen zachte, zoete klanken, die de waarheid ons doet horen. Haar stem is niet smeltend van liefelijkheid als van een zingende vogel.

De waarheid roept ons toe: U bent gebonden in slavenboeien. En u kunt alleen maar vrij worden door het bloed van Hem, die gezegd heeft: Ik ben de waarheid. En ja, als we dan luisteren en ons gevangen geven, dan blijft de roepstem van de waarheid niet zo striemend en vernederend.

Dan wordt het Woord van Christus ons een Evangelie, een blijde boodschap van de bevrijding, een stem, die ons uit het graf tot het leven roept, dan wordt ze ons lief, zoals het fluiten van de reddingsboot het wordt voor de bemanning van een brandend schip, in een stormnacht. Dan wordt Jezus Christus ons dierbaar, dan wordt Zijn Woord ons het allerduurste in de wereld, dan zien we, midden in de nood van onze zonden, de Koning in Zijn schoonheid, dan zien we de glans van Zijn licht in de donkerheid van ons graf.

Dan gaan we zien: Uw waarheid is tot de bovenste wolken toe.
Dan gaan we bidden: zend Heere uw licht en uw waarheid.
Dan gaan we belijden: Ik zal in Uw waarheid wandelen.

Zo leert Christus ons de waarheid verstaan, die hard is en toch liefelijk, die ons verkondigt onze gebondenheid en toch de vrijheid brengt, die ons neerslaat en ons opheft, die wonden slaat en en heelt. Indien wij in Christus Woord blijven zullen we de waarheid verstaan, zegt Jezus. Wij zullen die waarheid verstaan dat wil zeggen; we zullen altijd dieper doordringen in haar kennis. Wij zullen altijd toenemen in de waarheid, wij zullen de Heere Jezus, die de waarheid is, altijd meer liefhebben. Nee, van de waarheid krijgen we nooit genoeg.

Wij moeten en wij mogen altijd verder. In het geloof is er geen halt. Het geloof opent ons de eeuwigheid. Het geloof is de poort naar de eindeloosheid. Het geloof schenkt ons het grenzenloze. Och, we denken wel eens, dat we de waarheid onder de knie hebben en dat we nu wel verder door het leven kunnen met twee of drie teksten. Maar dan kennen we de waarheid niet, die ons altijd verder voert en ons altijd vaster bindt aan Christus, onze Bevrijder.

En we denken ook wel eens dat het verstaan van de waarheid dit betekent: dat we die waarheid zo langzamerhand wel gaan vatten, dat we God in Zijn eeuwige Raad zo wel wat kunnen narekenen, dat we van alles het waarom weten, dat we in Gods verzegelde boeken mogen lezen. Maar als we de waarheid verstaan, dan wordt het ons niet langzamerhand begrijpelijk, maar dan gaat het ons steeds wonderlijker worden, steeds groter, steeds geweldiger. Dan wordt God steeds meer, dan wordt jezus Christus steeds meer.

Het is als met de horizont, die wijkt steeds verder terug, die zullen we nooit bereiken. Zo is het met de waarheid in Christus. Daar vinden we nooit de grens van. daar zullen we nooit het eind in vinden. Die waarheid zal ons altijd verder brengen. En dat is nu het Paradijs, dat is nu de zaligheid: uw waarheid is tot de bovenste wolken toe.

Gemeente, verstaat u de waarheid van Christus? Verstaat u iets van die wonderlijke grootheid, die altijd groter wordt, verstaat u iets van het Koninkrijk van God, waar de grenzen altijd terugwijken? Waar we altijd verder kunnen en hoger, eeuwig verder en eeuwig hoger.

We bereiden ons weer voor tot des Heeren Avondmaal. En zal dit Avondmaal u nu weer verder brengen? Och, ook dat Avondmaal dat wordt door ons zo heel handig ingewerkt in de gewone sleur. We komen of we blijven weg en 't is dikwijls niet meer dan een dode gewoonte.

Maar God wil u in Zijn Avondmaal weer verder brengen, u meer van Christus doen zien, u vaster aan Hem verbinden. Die waarheid van Jezus Christus wordt ons in het Avondmaal zo duidelijk gepredikt: Wij zijn gebonden in banden van de dood en nu wil Hij ons vrij maken. nu wil Hij alle touwen doorbreken en alle koorden scheuren en de ketenen verbreken, ons verlossen van de leugen en ons doen wandelen in het licht.

U hebt die waarheid eenmaal beleden. Denk nu niet dat God halt houdt, dat Hij u niet meer wil schenken, dan wat u ontvangen hebt. Hij wil u doen voortgaan van kracht tot kracht. Maar dan moet u Zijn waarheid verstaan, dan moet u zich indringen in de kennis van Zijn Naam en Woord.

Dan moet u zien, dat God u in uw verlorenheid roept, dat God u ook weer zien wil aan Zijn tafel om u Zijn waarheid beter te doen verstaan. En dan mag u ook gaan in volle vrijmoedigheid.

Neen, het Avondmaal is niet voor de sterken alleen. Het is zeker niet voor degenen die sterk zijn in eigen oog. Maar het is voor de zwakken. Het is alleen voor de zwakken, want zwak zijn we allen. Het is voor degenen, die juist in de banden van de dood waarin ze zijn gevangen, begeren te verstaan de waarheid, die hen vrij maakt, die de banden breekt en brengt de verlossing door het bloed van de verzoening.

Die waarheid zal ons vrijmaken. Dat zegt Jezus in het slot van onze tekst. Dat is onze derde gedachte.

Jezus lokt de Joden tot het blijven in Zijn Woord door ze te wijzen op de vrucht. Nee, Jezus is nlet hooghartig. Hij zegt niet: als u niet gauw ja zegt dan krijgt u het niet. Jezus bedelt wel niet om de volksgunst en de bijval van de duizenden. Maar Jezus kan zo met aanhoudende drang bedelen om een enkele mensenziel, die zich voor Hem wil openen, om een enkel mensenhart, dat zich voor Hem wil openen.

Zo bedelt Christus ook nu weer in deze prediking. Niet om uw bijval, niet om uw applaus, niet om een woord van hulde, niet om uw geld, niet om iets van u, maar hij bedelt om uw hart, om uzelf.

Daarom stelt Hij ook nu weer u voor ogen de vrijheid, die de waarheid brengt. De waarheid zal u vrijmaken. Wij zijn slaven. En slavernij is het ergste wat een mens kan overkomen. We zijn slaven, hoewel we denken vrij te zijn. We werden getiranniseerd, hoewel we menen anderen te kunnen tiranniseren.

De tirannen in wier macht we gevangen zijn, zijn de Satan, de zonde en de dood, maar bovenal wijzelf. De Satan tiranniseert ons. Want Hij is de mensenmoorder. Hij heeft ons aan zijn zijde gekregen in het grote geding, dat hij met God te voeren heeft. De zonde tiranniseert ons. Want we kunnen niet laten de ongerechtigheid lief te hebben. De zonde is een vuur, dat in onze boezem brandt en telkens weer een nieuwe dag van ons leven aansteekt.

De dood tiranniseert ons. Wat een stille doodsvrees wordt er ook onder ons niet doorleden. En elke dag zendt de dood zijn boden uit om ons te herinneren, dat we in zijn macht zijn: sterfgevallen, ziekten en gebreken. Iedere haar van ons hoofd, die uitvalt of vergrijst is een heraut van de dood. Maar ook wijzelf zijn tirannen voor onszelf. Want we volgen onze eigen weg, hoewel we zien, dat het verderf dreigt. Wij zijn dikwijls als de man, die zich wierp in de open krater van een vuurspuwende berg om zo zijn naam te vereeuwigen.

En nu maakt de waarheid ons vrij van deze tirannie. Van Satans tirannie, want we hebben het Woord van de waarheid, het zwaard van de Geest, wat is Gods Woord. Van de tirannie van de zonde, want God stort Zijn genade overvloedig in ons uit, zodat we in nieuwheid van het leven mogen wandelen. Van de tirannie van de dood, want de dood heeft nu geen prikkel meer. En ook van de tirannie van onszelf, want de waarheid schenkt ons de kracht om tegen onszelf te strijden, om onze eigen doodswegen af te breken, om onszelf en onze doodsneigingen te verloochenen.

Calvijn zegt: Zolang we ons door eigen gedachten laten regeren, zijn we lijfeigenen van de zonde. Maar de waarheid maakt ons vrij. Want God maakt ons tot nieuwe mensen, die niet wandelen in de tirannie van het vlees, maar in de vrijheid van de Geest, in de gerechtigheid.. Onze eigen gedachte, onze eigen wil zit dikwijls op de troon. En die eigen wil is dan een tiran, die ons meedogenloos voort jaagt in de zonde. Maar de waarheid wil ons vrijmaken. Dan valt de tirannie van de eigen wil van de troon en dan gaat Jezus Christus heersen. Dan komen we onder Zijn heerschappij. Dan worden we Zijn slaven. Dan komt hij op de troon en wandelen we in de gerechtigheid.

Dan valt onze last ons van de schouders. Dan krijgen we een ander hart, een hart, dat onderworpen is aan de geboden van Christus en Zijn geboden zijn niet zwaar. Dan werkt dat door in heel ons leven. Dan wordt ons leven anders. Dan wordt de arbeid anders. Dan wordt ons gezin anders. Dan worden de moeiten van het leven anders. Dan wordt alles anders: ons leven en ons sterven. Dan zijn we vrij.

Dan strijden we ook tegen de leugen, tegen de valse goden van de leugen, die een schijn van vrijheid van bandeloosheid brengen, maar een werkelijkheid van de allerzwaarste tirannie.

Dan geven we ons in vertrouwen over:

'k Beveel mijn geest in uwe handen;
Gij God der waarheid, Gij,
o Heer, verlostet mij.
Ik haat hen, die het reukwerk branden
ter eer van valse goden.br> Op U steun ik in noden.
Ps. 31:4

De waarheid zal ons vrijmaken. Nee, de waarheid viert niet in een dag haar triomf over ons leven. Paulus was ook door de waarheid vrijgemaakt en toen moest hij zuchten; Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen?

Ais de waarheid. ons heeft vrijgemaakt, dan komt er niet een vrolijk leventje, dan komt er niet een leven dat gevuld wordt met gezelligheidjes en aardigheidjes en lekkere dingen. Maar dan komt er een leven, waarin gestreden en dikwijls gezucht moet worden. Maar een zucht van een mens, die vrijgemaakt is door de waarheid, door het offer van Jezus Christus, zo'n zucht is tegelijk een juichkreet naar God.

Dat gaat in het waarachtige christenleven samen: het zuchten en het juichen, het wenen en het lachen, de droefheid naar God om de zonde en de blijdschap in Christus om de verlossIng. Daarom is er niemand in de wereld zo diep-bedroefd als een christen, als een vrijgelatene van Jezus Christus, en toch tegelijk is er niemand zo blij, zo uitbundig-blij, zo grenzeloos-vrolijk.

Niemand die zo wenen kan en niemand, die zo lachen kan als een kind van God. Want de waarheid maakt ons vrij en weet ik pas wat het is om een mens te zijn, nu zijn de banden en de beletsels weg, nu zijn de lasten afgenomen, nu staan we in de vrijheid, waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft.

Nu gaat het omhoog, altijd omhoog. Nu komt er nooit een eind aan de opgang. Nu staat er aan het eind van mijn leven niet het vraagteken van de dood, maar ik zie de poort wijd open staan en het is een poort naar het licht en naar de volmaakte vrijheid.

En nu kan ik vandaag zingen, want wat het leven verder ook brengen mag, we mogen weten, dat onze verlossing nabij is. Dat is de vrijheid, die de waarheid ons brengt, die Jezus Christus ons brengt door Zijn offer, door Zijn bloed, door de slagen, waarmee Hij de waarheid in het gezicht geslagen is.

Dat is de vrijheid, die God ons weer toezegt in het Avondmaal. 0, ik weet al de bezwaren die tegen de Avondmaalsviering bij velen van ons weer opkomen. Ik weet ook de klachten, dat er door het Avondmaal meestal zo weinig zegen is, dat het Avondmaal zo weinig betekent in ons leven.

Maar toch wil God. u ook in het Avondmaal vrijmaken door de waarheid. Erken uw gebondenheid en staat dan in de vrijheid waarmee Christus u vrijgemaakt heeft. Sla die tiran van de troon, die eigen gedachte en die eigen wil en laat Jezus Christus koning zijn. Wordt Zijn slaaf, dan word je tegelijk Zijn vrijgelatene.

En dan ontvangt u in uw avondmaal weer opnieuw de verzegeling van uw vrijheid. Dat geldt in het bijzonder voor u, die straks belijdenis doet van uw geloof. Het is vandaag voor u een hoogtijdag. En wat verwacht u nu van de toekomst? Wat verwacht u nu van uw belijdenis?

U geeft u vandaag gevangen aan het Woord van Christus, indien u in Zijn Woord blijft, zo bent u werkelijk Zijn discipelen. Niet een enthousiaste belijdenis, niet een dag waarin wat meer ons hart spreekt dan op andere dagen maakt ons tot discipelen van Christus.

Maar blijven in het Woord dat wil zeggen: u moet u er met de nagels in vastklemmen. U moet bij dat Woord leven en u moet er bij sterven. Het moet uw dagelijks brood zijn en altijd meer worden. Dan blijft u in het Woord en dan bent u Jezus' discipelen.



En dan zal Christus u vrijmaken door de waarheid. Hij heeft bij u aangedrongen vanaf de dag van uw doop: Mijn zoon, mijn dochter, geef Mij uw hart. Hij heeft aangehouden. Hij heeft u getrokken. Hij liet niet los. Hij bedelde om uw hart. Hij wilde uw hart hebben. Dat is het wonder van Zijn genade. Want uit dat hart komen, naar het Woord van Jezus voort: kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen, dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, een boos oog, lastering, hovaardij, onverstand. Ons hart moet Hem wel smaken als vergif.

En toch wil Hij ons hart hebben. En Hij heeft bij u gebedeld om uw hart. En nu geeft u Hem dat onder vele getuigen. Nu belijdt u het in het openbaar: Ik geef mijn leven weg aan Christus. Ik geef het weg, omdat ik het al kwijt ben, omdat Christus mij dat boze hart heeft afgenomen, omdat ik nu van Hem begeerd heb een ander hart, een nieuw hart, een herboren hart, een hart, dat niet getiranniseerd wordt door de zonde, door de Satan, door de eigen wil. Maar dat zich gevangen geeft aan Christus, die vrijmaakt door de waarheid, dat een lust heeft in alle gerechtigheid, dat nu in de vrijheid mag wandelen.

U doet vandaag belijdenis van uw geloof, dat Christus u vrijmaakt. En nu gaat u straks weer het gewone leven in. Veler belijdenis heeft maar weinig kracht in de practijk van het leven, zo weinig kracht, dat u zou kunnen denken, dat ook uw belijdenis niet meer te betekenen heeft dan een vrome plechtigheid die nu eenmaal bij de kerk hoort.

Maar uw belijdenis kan meer zijn, moet meer zijn, moet altijd meer worden. In het geloof zijn geen grenzen. U vindt nooit het eind van de rijkdom van Christus. U wordt altijd vrijer, als u maar blijft in het Woord van de waarheid.

Laat ik het nog duidelijker mogen zeggen. U doet belijdenis in een kerk, waarin maar weinig zichtbaar en merkbaar is van de vrijheid, die Christus brengt, waarin maar weinig naar buiten breekt het licht van de waarheid, die ons verlost van de zonde.

En nu zou u kunnen denken, dat u zich nu maar hebt aan te passen aan het matte kerkelijke leven, zoals u dat om u heen ziet. Maar God vraagt niet van u dat u tot een vergelijk komt met de mensen, maar dat u zich gevangen geeft aan Jezus Christus, dat u in Zijn Woord blijft en nu altijd meer vraagt om de vrijheid, die de waarheid brengt.

God predikt het ook u vandaag weer, dat hij u wil vrijmaken, dat Hij u de last van uw eigen leven wil afnemen, dat Hij u verlossen wil van de tirannie van de Satan, van de zonde, van de dood, en vooral van de tirannie van de eigen gedachte en de eigen wil. Zo wordt u vrije mensen in Jezus Christus, Die de waarheid is. U komt onder hem, u wordt door Hem gebonden, dat wil zeggen: u wordt ontbonden van alle lasten. Want onder Zijn heerschappij zijn we zalig, zijn we vrij.

Zo zult u leven in het licht, zo zult u kennen het waarachtig-christelijke leven, dat altijd vol is van strijden en wenen, en toch tegelijk boordevol van de eindeloze blijdschap van de verlossing van Christus. Zo zult u de waarheid verstaan. Zo zult u Jezus Christus verstaan, altijd meer. En zo zult u ook in uw geloof en belijdenis, mogen mee arbeiden aan de opbouw van Gods kerk. Zo zult u als levende stenen worden ingemetseld in de tempel van God.

Want zegt Jezus: Die overwint, Ik zal Hem maken tot een pilaar in de tempel van Mijn God en hij zal niet meer daaruit gaan en Ik zal op hem schrijven de Naam van Mijn God en de Naam van de stad van Mijn God, namelijk van het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van Mijn God afdaalt en ook Mijn nieuwe Naam.

Amen.