Preek van ds. J.W.Tunderman

Gehouden te Vrouwenpolder en Gapinge

Op 26 Maart 1937

22 : 11

Schriftlezing:

Openb.5:6-14

Het Lam opent de boekrol
6 En ik zag, en zie: te midden van de troon en van de vier dieren en te midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht, met zeven horens en zeven ogen. Dat zijn de zeven Geesten van God, die uitgezonden zijn over heel de aarde.
7 En Het kwam, en heeft de boekrol genomen uit de rechterhand van Hem Die op de troon zat.
8 En toen Het de boekrol genomen had, wierpen de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen zich vóór het Lam neer. Zij hadden elk een citer en gouden schalen vol reukwerk. Dit zijn de gebeden van de heiligen.
9 En zij zongen een nieuw lied en zeiden: U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie.
10 En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen regeren over de aarde.
11 En ik zag, en hoorde een geluid van vele engelen rondom de troon, van de dieren en van de ouderlingen. En hun aantal bedroeg tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen.
12 En zij zeiden met luide stem: Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging.
13 En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.
14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid. (Herziene Statenvertaling 2010)


Tekstlezing:

Joh. 19:31-42

Geen been gebroken
31 Opdat de lichamen niet aan het kruis zouden blijven op de sabbat, omdat het de voorbereiding was (want de dag van die sabbat was een grote dag), vroegen de Joden dan aan Pilatus of hun benen gebroken en zij weggenomen mochten worden.
32 De soldaten dan kwamen en braken wel de benen van de eerste en van de ander die met Hem gekruisigd was,
33 maar toen zij bij Jezus kwamen en zagen dat Hij al gestorven was, braken zij Zijn benen niet.
34 Maar een van de soldaten stak met een speer in Zijn zij en meteen kwam er bloed en water uit.
35 En die het gezien heeft, die getuigt ervan, en zijn getuigenis is waar, en hij weet dat hij de waarheid spreekt, opdat ook u gelooft.
36 Want deze dingen zijn geschied, opdat het Schriftwoord vervuld wordt: Geen been van Hem zal gebroken worden.
37 En verder zegt een ander Schriftwoord: Zij zullen zien op Hem Die zij doorstoken hebben.

De begrafenis van Jezus
38 En daarna vroeg Jozef van Arimathea, die een discipel van Jezus was (maar in het geheim, uit vrees voor de Joden) aan Pilatus het lichaam van Jezus te mogen wegnemen; en Pilatus stond het toe. Hij dan ging en nam het lichaam van Jezus weg.
39 En Nicodemus (die eerst 's nachts naar Jezus toe gekomen was) kwam ook en bracht een mengsel van mirre en aloë mee, ongeveer honderd pond.
40 Zij namen dan het lichaam van Jezus en wikkelden het in linnen doeken, met de specerijen, zoals het de gewoonte van de Joden is bij het begraven.
41 En er was bij de plaats waar Hij gekruisigd was, een hof en in de hof een nieuw graf, waarin nog nooit iemand gelegd was.
42 Daar nu legden zij Jezus vanwege de voorbereiding van de Joden, omdat het graf dichtbij was. (Herziene Statenvertaling 2010)

16 : 5 en 6
96: 6
Gez.29: 17
Joh. 19 : 31-42
Vrouwenpolder
Gapinge
26-3-37

GOEDE VRIJDAG 1 9 3 7

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Een van de moderne theologische richtingen van onze dagen heeft de tijd van het leven van onze Heere Jezus Christus het midden van de geschiedenis genoemd. Het hoeft ons nu niet bezig te houden wat men nu precies met dit woord bedoelt. Ik wil dat woord gebruiken: het was het midden van de geschiedenis.

In het bijzonder zal dit gezegd mogen worden van die Vrijdagavond toen onze Heer gestorven is. Dat was het midden van de geschiedenis. Dat was de grote omkeer. Alle lijnen van het verleden en de toekomst ontmoeten hier elkaar. Het is net grote knooppunt in de werken van God. De hele tijd van het Oude Testament met al zijn beloften en schaduwen wordt op die ene dag vervuld. Daarom scheurt het voorhangsel van de tempel van boven naar beneden middendoor.

En nu is de tijd van de nieuwe bedeling aangebroken. De tweede wereldtijd gaat nu beginnen. Het moet nu naar het einde heen. Het is het midden van de geschiedenis en in dat midden hangt op de avond van Goede Vrijdag de dode Jezus aan het kruis. Het Oude Testament is nu vervuld, want een van de soldaten doorstak zijn zijde met een speer en terstond kwam er bloed en water uit. En toch gaat nu al beginnen de heerlijke tijd van het Nieuwe Testament, want geen been van Hem werd gebroken en Hij werd gelegd in een nieuw graf in de specerijen.

Het gaat nu naar de verheerlijking van Christus en van Zijn volk. Het gaat nu naar het einde heen. Daarom hebben wij van dat einde gelezen. Want als het einde van alle dingen komen gaat, dan zingen de vier dieren - dat is de schepping - en de vierentwintig ouderlingen - dat is de kerk - een nieuw lied. Maar dan wordt in dat nieuwe lied gezongen van dat midden van de geschiedenis, van de groten Verzoendag van hemel en aarde, van die Heer Die daar doorstoken hing en weggedragen werd in het vallen van de avond.

Want we horen dat Johannes in zijn openbaring ziet het Lam, staande als geslacht. Hij herkent Hem die doorstoken werd. En dan zingen ze van het bloed dat op die Vrijdagavond heeft gevloeid, de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen, van het bloed van het Lam; U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed.

En dan hoort Johannes aan het slot van de geschiedenis de hulde van de aarde opgaan tot Hem die in haar middenuur dood heeft gehangen aan het kruis, een stem van vele engelen rondom de troon en de dieren en de ouderlingen en hun getal van tienduizendmaal tienduizenden en duizendmaal duizenden, die zeggen met luide stem:

Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging. En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.

Wij horen nu op deze Goedevrijdagavond van het slachten van het Lam, nu ik u spreek over de dode Christus en we horen

hoe Hij is geslacht en
hoe Hij waardig is eer en heerlijkheid te ontvangen.

De Joden dan, opdat de lichamen niet aan het kruis zouden blijven op de sabbat, omdat het de voorbereiding was (want die dag van de sabbat was heel belangrijk) baden Pilatus dat hun benen zouden gebroken en zij weggenomen worden.

Hoewel het land vol was van de ongerechtigheden, namen de Joden het toch precies met de wet van Mozes. Ze waren slaven van de letter, maar de wet zelf treden ze met de voeten. Heel hun drijven tegen Jezus was een grote gruwel tegen de wet van Mozes geweest, maar nu namen ze het toch in eens heel nauw. De lichamen mochten op de Sabbat niet blijven hangen, vooral niet nu het de Paassabbat was.

In de wet van Mozes stond geschreven dat een gehangene moest worden weggenomen voor de avond was gedaald. Want als een terechtgestelde langer dan een dag aan het hout hing dan was het hele land verontreinigd. De doden wilden zich de verontreiniging door het dode lichaam van de Nazirener besparen. En daarom gingen ze naar Pilatus toe. Het was in Joodse ogen een gruwel die lijken aan die palen.

Voor het Romeinse besef was dat wat anders. Bij de Romeinen was het de gewoonte om gekruisigde misdadigers aan het kruis te laten hangen tot ze van zelf in ontbinding overgingen: een gruwelijk vertoon, een schandelijk toneel van langzaam vergaan. De Joden hadden met opzet om deze Romeinse kruisstraf geroepen. Zij hadden Jezus mogen ombrengen. Daartoe hadden zij het recht. Later weten zij Stefanus wel zonder de Stadhouder om te brengen.

Maar met Jezus waren ze naar de stadhouder gegaan. Ze begeerden het kruis voor Hem, de Romeinse martelstraf. En Pilatus had geantwoord: neemt u Hem en oordeelt Hem naar uw wet. Pilatus was geschrokken van zoveel bloeddorst. De Joden hadden toen geantwoord: het is ons niet geoorloofd iemand te doden, dat wil zeggen: te doden op Romeinse manier. En toen hadden ze gebedeld om het kruis voor Jezus, ze hebben het kruis Pilatus afgedwongen.

Maar nu, nu raken ze verlegen met hun eigen zucht naar de bloedige marteling. Volgens de wet van Mozes, dat is volgens de verdraaide letter van de wet van Mozes, hadden ze Jezus moeten stenigen. Nu denken ze er met schrik aan, dat de Romeinen de kruiselingen lieten hangen. En dan zou de onreinheid van die Nazarener komen over het ganse land.

Daarom trokken ze naar Pilatus. Ze begeren van hem een nieuwe marteling: het crurifragium. Dat was eigenlijk een andere soort van doodstraf. In het crurifragium werden de ter dood veroordeelden met mokerslagen de benen gebroken. Maar een enkele maal werd dit crurifragium toegepast om gekruisigden spoediger te doen sterven. Het duurde soms twee of drie dagen voor de gekruisigden gestorven waren.

Zo komen ze bij Pilatus en ze vragen eigenlijk een tweede doodstraf voor Jezus. Niet dat het hun bedoeling was om Jezus nog meer te martelen. Het schijnt haast dat ze er genoeg van hadden. Maar het ging hen om de verdraaide letters van de Mozaïsche wet.

Pilatus geeft bevel. En dan komen de soldaten en ze beuken met hun hamers bij de moordenaars het leven eruit. Van onder tot boven worden alle beenderen gebroken. Een paar stuiptrekkingen en de adem schokt uit de gemartelde lichamen weg.

Maar als ze bij Jezus komen om ook Hem te breken zien ze dan Hij al gestorven is. Toch willen ze zekerheid hebben en daarom doorsteekt een van de soldaten de zijde van Jezus met een speer en terstond kwam er bloed en water uit.

We moeten hier niet aan een wonder denken. Men heeft wel eens gemeend dat we hier moeten zien het teken van het doopwater en van de Avondmaalswijn. Gods weldaden voor de kerk zouden dan uit de zijde van Jezus gevloeid zijn. De schilders van de Middeleeuwer hebben het zo afgebeeld. Maar we hebben hier met een heel gewoon verschijnsel te doen. Als een dode doorstoken wordt dan komt er bloed en water uit de wond, indien tenminste het lichaam niet bewogen is en door de verwonding de milt is geraakt.

Johannes vertelt ons deze kleine bijzonderheid uitvoerig. Waarom? Wil hij ons de gedachte bijbrengen dat hier een wonder plaats vond? Nee, u moet Johannes hier zien als de Apostel die een zware strijd te voeren had met de ketters van zijn tijd. Er waren in zijn latere jaren zoveel verleiders die leerden dat Jezus geen echt lichaam gehad heeft en dus ook niet waarachtig was gestorven. Daarom is Johannes de Apostel en de Evangelist de man, die er telkens de nadruk op legt, dat hij het met zijn ogen heeft gezien en met zijn handen heeft getast. Hier ook: en die het gezien heeft die heeft het getuigd en zijn getuigenis is waar en hij weet wat hij zegt, wat waar is, opdat u geloven mag.

U mag geloven, gemeenten in Klein-Azië en u, alle gemeenten van God over alle landen en door alle tijden. U mag geloven, dat Hij waarachtig gestorven is. En zo mag ik u prediken de dode Christus in het midden van de geschiedenis. Niet om u het sterven van de Christus fel te doen beleven, niet om bij u op te wekken een stemming van rust zacht, niet om Goedevrijdagavond-ontroering in u te wekken, maar om u te bewegen tot het geloof.

U mag geloven. Alle offerlammeren van het Oude Testament hebben naar dat offer heen gewezen. Zij werden doorstoken met een grote wond. En nu was Christus wel gekruisigd, maar dat doorsteken van Zijn lichaam zo dat het leven er met een snee uitgesneden had tot nu toe niet plaats gevonden.

Zij hadden Zijn handen en Zijn voeten doorboord met wrede spijkers. Zij hadden Hem geraakt met vlammende smartwonden. Zijn rug was opengeploegd met de scheurende gesels. En de doornenkroon zat Hem op het hoofd gepend. Maar zo had Hij moeten lijden de helse smarten van het kruis om langzaam de vergaan in de brandende pijn om ook in dat schreeuwend-smartelijke van die open wonden te proeven de toorn van God over onze zonden.

En het bloed was Hem aan alle kanten uit het lichaam gedreven. Het stroomde langs zijn hele lichaam. Maar het was toch niet gekomen tot het doorsteken met een dodelijke speer, het was nog niet gekomen tot het uitgolven van het bloed. En nu gaat dat met onze Heere Jezus gebeuren. Ze raken Hem met de speer in het lijf en ze rijten Hem open en dan gutst er een golf bloed uit en water. Allen zien het dat Hij echt is gestorven.

Johannes de Apostel ziet Zijn heer daar hangen in de dood, onloochenbaar. Het kon in de kronieken van het stadhouderlijk paleis worden aangetekend, dat deze gekruisigde gestorven was. Het werd officieel aan Pilatus gerapporteerd. Jezus is echt gestorven.

Hij hangt daar dood in het midden van de geschiedenis. En heel de wet en de profeten wijzen Hem nu aan als het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. Hij hangt daar en Hij is ten einde toe geslacht, zoals een Lam hangt uit te bloeden in het slachthuis. En dit wordt u gemeld, opdat u gelooft. Geloven is niet een toestand waarin u voor eens en voor altijd gekomen bent. Geloven kunt u alleen maar door een levend geloof. Geloven dat is het aangrijpen van Jezus en het vasthouden van Hem.

En zo wordt het u vanavond weer gepredikt, opdat u het ook vanavond weer gelooft, opdat ge nu niet ongelovig bent en ongelovig hoort het Evangelie van de dode Christus. Het wordt u gepredikt opdat u, verslagen in uw zonden en beschaamd omdat u Christus deze dood hebt aangedaan en deze smarten hebt gekost, met een waar geloof belijden zult: U hebt ons voor God gekocht met Uw bloed.

Ach, vanavond is het voor velen weer een avond van een bijzondere stemming. Ik werp dat niet weg en ik doe er niet negatief over. Maar zie toe, dat ge niet valt in de strikken en de verzoekingen van de wereldse Goedevrijdagstemming.

Het hoort nog bij de goede toon in vele kringen om deze week voor Pasen als de stille week te vieren. En dan worden er geen vergaderingen gehouden en houden de mensen zich stil, zoals ze in een sterfhuis zich stil houden. En dan voelen ze op de grond van de Goede Vrijdag iets van een begrafenis-gedachte over zich komen en dan zijn ze onder de indruk.

Waakt en bidt, dat u niet in verzoeking valt. Het vlees is wel gewillig om zo in te slapen. God vraagt van u niet een ernstige stemming. Hij vraagt geloof. Gelooft, dat Christus gestorven is voor de zondaren, gelooft dat God in dat offer de goddelozen rechtvaardigt, gelooft, dat Hij doorstoken is en Zijn bloed is uitgegolfd om uw zonden.

Wij zijn vanavond niet in een sterfhuis, maar we spreken en luisteren in de wereld, waarin de levende Christus getriomfeerd heeft. Hij is nu al lang weer opgestaan en Zijn begrafenis is al lang voorbij. Wend u dan op deze avond niet met uw gedachten terug en tracht niet dat van toen terug te halen in het heden, want dan doet u tekort aan de heerlijkheid die Christus ontvangen heeft als beloning voor Zijn vernedering.

Gelooft het Evangelie: Hij is voor ons doorstoken, zoals al de lammeren van het, Oude Testament doorstoken zijn met een brede, lange wond. En die volle stroom van bloed is uit Zijn lijf gebroken, opdat u gelooft in verslagenheid om uw zonden, gelooft, dat Hij nu waard is te ontvangen de kracht en de rijkdom en de wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en dankzegging.

Want we zijn in het midden van de geschiedenis met dit verhaal van deze dode Jezus. Hij is voor ons tot zonden gemaakt. Hij is ondergegaan onder het geweld van de brandende toorn van God. Hij heeft alles geleden tot het laatste toe. Hij is geslacht. Hij heeft in gehoorzaamheid de wil van Zijn Vaders gedaan om ons te kopen met Zijn bloed. En in die uiterste verdoemenis heeft Hij in de vreugde van de uitgeleden smart geroepen dat het alles was volbracht.

Maar nu Hij ten einde toe gehoorzaam is geweest, nu gaat de Vader Hem eren. Het is het midden van de geschiedenis, omdat het is het midden en het keerpunt in het leven van onze Heere Jezus. Hij hangt daar dood, maar de Vader zal Hem eren. Het gaat nu naar het einde, naar het glorierijke einde van Jezus Christus.

Voor dat einde moet Hij nu worden bewaard. Straks moeten alle geslachten van de aarde voor Hem zingen. En dan moet Hij zo zitten op de troon, zoals Hij daar nu dood hangt aan het kruis. Zo moet Hij in eeuwigheid worden bewaard. Zo moet Hij worden geconserveerd. En zo zullen ze Hem zien straks op de troon, de vriend en de vijand en de discipel en de hater. Zo zal Hij triomferen en zo zullen ze Hem zien tot in eeuwigheid: het Lam staande als geslacht. Daarom gaat de Vader Hem nu eren.

Gods toorn is uitgewoed. De verheerlijking gaat beginnen. De liefde van God wordt nu wakker over dezen dode Jezus. De Vader denkt aan Zijn lieve Zoon. En Hij denkt aan het einde. Straks moet Hij zoo getoond worden aan alle volken. Straks moeten ze voor Hem zingen de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen. En daarom gaat de Vader nu dat lichaam van Zijn doodgemartelde Zoon beschermen en bewaren. Van het midden van de geschiedenis gaat het van nu af aan naar het slot.

Zie nu God in Zijn zorgen. God heeft Zijn instrumenten al klaar op Golgotha; Romeinse soldaten en zorgende vrouwen en Jozef van Arimathea met Nicodemus en hun helpers. Zo hebben daar de soldaten een taak om de Heere Jezus van nu af aan ongeschonden te bewaren voor de dag van de heerlijkheid.

De soldaten dan kwamen en braken wel de benen van de eerste en van de ander die met Hem gekruisigd was, maar toen zij bij Jezus kwamen en zagen dat Hij al gestorven was, braken zij Zijn benen niet. Want deze dingen zijn geschied, opdat het Schriftwoord vervuld wordt: Geen been van Hem zal gebroken worden.

Men denkt hier dikwijls aan de mededeling die we in de wet van Mozes lezen, dat het lam voor het offer moest worden onderzocht. En dan lezen we dat het moest zijn een volkomen lam. Israël mocht niet met het uitschot voor Zijn God verschijnen.

Wanneer we hier nu lezen, dat de Schrift vervuld werd toen geen been van Hem gebroken werd, dan moeten we niet denken aan de voorschriften over de lammeren. Want we horen slechts dat de lammeren voor het offer geen gebreken mochten hebben. Maar we horen niet dat de benen na het offer nog bewaard moesten worden.

Wij moeten hier denken aan het woord van Psalm 34: Daar lezen we van de zorg van de Heere voor de rechtvaardige. En dan staat er: Hij bewaart al zijn beenderen, niet één ervan wordt gebroken. Dit psalmwoord is nu vervuld aan de Heere Jezus.

Christus roept: het is volbracht. En dan is het volbracht. God rechtvaardigt Zijn Zoon. Het is nu uit met de toorn van de Vader over Zijn kind. Dan moet Jezus nog wel sterven, ja, Hij moet zelfs, nog doorstoken worden met een lange wond. Maar dat is dan het laatste.

Ze zullen niet spelen met het lijk van Jezus. Ze zullen nu niets meer aan Hem vernielen. Dit is het grote keerpunt. De Vader toornt niet meer en nu keert de geschiedenis zich om. Nu is het midden en het dieptepunt bereikt. Nu gaat het omhoog. Nu moet het naar het slot, naar de groten dag van het nieuwe lied. Nu moet Hij bewaard worden.

En daarom mogen ze met hun mokers Zijn benen niet meer vernielen. Het lijkt willekeur van de soldaten en het is voorzienigheid van God. Het schijnt een toeval, een gril van de beneden, ach waarom slaan ze toch niet toe? waarom raken ze Hem niet?

Aanbidt God, want Hij maakt dat ze niet losgaan met hun hamers. Gods Raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. Het is alles volbracht. Nu dan geen slag meer en geen breuk. God wil het Lam bewaren, zo als het daar nu hangt om Hem zo straks te vertonen als de koning over de hele aarde: het Lam, ja, staande als geslacht, maar niet vernield en tot een ruïne geslagen door het blinde spel van soldatenmokers.

De Vader is verzoend. De Vader zegt: het is genoeg. En nu zal geen mens Jezus meer mogen raken. Nu zal geen been van Hem gebroken worden. En zo wordt de Heere Jezus bewaard. Want Hij was wel bestemd om voor u geofferd te worden in de bloedige dood aan het kruis, maar Hij is ook bestemd om eeuwig uw God en Heer te zijn, gemeente.

Hij is bestemd en voorverordineerd om eeuwig te heersen. Zo moet Hij blijven: wel doorstoken terwille van de toorn van God, maar niet gebroken door de wilde woede van mensen. Zo wordt Hij bewaard: wel het Lam, staande als geslacht, maar niet een ruïne.

Want de Raad van God en niet een spel van mensen wordt vandaag vervuld. Ja, zo zullen ze Hem zien. Straks moet Thomas komen en dan mag hij de vinger leggen in de tekenen van de spijkers en de vinger leggen in Zijn zijde. En dan zullen de Apostelen moeten prediken: wat wij met onze handen getast hebben ook van de littekens van de Heere Jezus, dat verkondigen wij u.

En aan het slot van de geschiedenis, dan zullen ze allen tot Hem opzien: alle volken en alle naties en dan zullen ze zien het Lam staande als geslacht. Dan zal de kerk juichen. De vier en twintig ouderlingen zullen zingen het nieuwe lied.

Maar ook Zijn vijanden zullen Hem zien, ze zullen zien in Wie zij gestoken hebben. Dat woord van de Schrift moet nog worden vervuld. Het is een woord uit de profetieën van Zacharia.

Zacharia stelt daar de Heere voor als een trouwe herder van Israël. Maar Israël heeft tegen Rem gerebelleerd. Ze hebben met hun boosheid Hem doorstoken. En deze zonde van de vaders heeft zich in de zonde van de kinderen vermenigvuldigd.

Want de vaders uit Zacharia's dagen hebben boos gedaan tegen de Heere, maar de Joden van de dagen uit het midden van de geschiedenis hebben met een speer de Zoon doorstoken.

En zo zullen ze Hem straks zien, in Wie zij gestoken hebben, de soldaten van Pilatus, maar meer nog de mannen van het Sanhedrin, die de eigenlijke aanstichters van deze doodsteek zijn geweest. Maar straks zullen niet slechts wat Farizeeën en Schriftgeleerden met ontzetting Hem zien in Wie zij gestoken hebben. Alle geslachten van de aarde zullen rouw bedrijven.

Want in de brief aan de Hebreeën wordt gesproken van mensen die zelf de Zoon van God opnieuw kruisigen en openlijk te schande maken. U verstaat wel wie dat zijn: het zijn allen die de Zooon van God ongehoorzaam zijn en onrein achten het bloed van het Nieuwe Testament. Dat wil zeggen: dat zijn alle mensen, die de dood van de Heere Jezus weer voor hun rekening nemen.

Ach, velen zijn er in de wereld die de verantwoordelijkheid daarvan op zich nemen. In Rusland juichen ze als ze aan de dood van Christus denken. Denk niet dat u dat alleen maar heel in de verte vinden kunt. Ieder die onbekeerd in de kerk blijft, die neemt met zijn zondige leven de dood van de Heere Jezus mee voor Zijn verantwoording, die doorsteken vandaag nog hun God en Heer, die kruisigen zelf de Zoon van God opnieuw.

Straks zullen ze staan voor de troon, misschien wel die Romeinse soldaat die de speerstoot op zijn geweten heeft - ik weet niet hoe het met die man gegaan is - maar zeker alle Farizeeërs en Schriftgeleerden, die ook straks op de Pinksterdag de Zoon niet kussen en allen die met de Farizeeërs en Schriftgeleerden op de genade van de Zoon geen acht geven. En dan zullen ze zien in Wie ze gestoken hebben: duizenden bij duizenden zullen dan zien Jezus met eer en heerlijkheid gekroond en ze zullen zich tot hun schrik moeten herinneren, dat ze met hun onbekeerde leven, met hun werelds spreken en hun werelds handelen, met heel hun wereldse begeerlijkheid de dood van Jezus voor hun rekening genomen hebben.

En dan zullen er daar ook velen uit de Christelijke gemeente zijn, die kinderen van het Verbond, die in Verbondsbreuk de Zoon van God opnieuw gekruisigd hebben. Want het gaat naar het slot van de geschiedenis. En dan zullen al de kinderen van God juichen als ze staan zullen voor Zijn troon en als ze voor hun ogen zullen zien de littekens van de Heere Jezus, het Lam staande als geslacht.

En dan zullen ze zingen het nieuwe lied, waarvan wij hier op aarde de voorzang al zingen; ook voor het oor van hen, die de Zoon van God opnieuw kruisigen:

Aanbidt Hem nederig al uw leven,
Hem Die in 't heiligdom verheven
een godd'lijk licht van Zich verspreidt.
Leer, aarde, voor Zijn majesteit,
leer voor Zijn aangezicht te beven.
Ps. 96:6

God heeft nog meer instrumenten om het lichaam van Zijn Zoon te sparen. Jozef van Arimathea gaat naar Pilatus en vraagt het lichaam van Jezus. Pilatus verwondert zich, dat Hij al gestorven is. Hij had blijkbaar enige ogenblikken te voren bevel gegeven voor het crurifragium. Pilatus geeft aan Jozef het lichaam van Jezus. Dat was niet een bijzondere vriendelijkheid van Pilatus, want volgens de Romeinse wet was hij daartoe verplicht.

Misschien zal hij dat wel met een vriendelijk hart gedaan hebben. Hij had heel wat goed te maken tegenover die gestorven gekruisigde. Jozef neemt met sterke mannenhulp Jezus van het kruis. De beste schilders van de wereld hebben dat in beeld gebracht: Rembrandt en Rubens.

En dan wassen ze de doodgemartelde leden van de Heer, ze reinigen het lichaam van al dat bloed en dat zweet. En ze balsemen Hem en leggen Hem in de specerijen. En dan dragen ze Hem weg. Het is al aan het donker worden. Ze maken haast want met zonsondergang gaat de Sabbat in. Maar Jozef heeft daar een graf in de buurt, waarin nog nooit iemand gelegen had. Het is een kleine begrafenisstoet: Jozef en Nicodemus met hun helpers en een paar vrouwen, die Hem van Galilea gevolgd waren.

En dan wordt Jezus begraven. Ze leggen Hem in de rots. En ze wentelen een steen voor de deur. Maria Magdalena en de andere Maria zetten zich aan de ingang tegenover het graf. Dat is de begrafenis van Jezus. Het is een kleine optocht. Eén van smalle gemeente wordt er begraven. Er zijn zelfs geen klaagvrouwen. Het is een zwijgende stoet.

Die begrafenis van Jezus was voor Hem nog een ongeweten vernedering. Zo wordt ze ook door onze Catechismus aangeduid. Vernederend was het, dat Jezus in het graf gelegd moest worden. Nu moet de Nazarener uit de bewoonde wereld weg. Nu mag Hij niet onder de mensen blijven. Nu is Hij nog minder dan de melaatsen die door Hem gereinigd zijn. Hij is onrein. Hij is een dode. De mensen willen Hem niet zien. Hij wekt bet weerzin op. Hij mag het heilige land niet meer besmetten.

De afschuw van alles wat dood was, was onder de Joden zo sterk. In een lijk zat de vloek. Zo moest Jezus weg en was Zijn begrafenis een vernedering. Maar ook de wijze waarop Hij begraven is was vernederend. Het was maar een kleine groep, bleke gezichten van mannen en vrouwen, verslagen en overweldigd door de dood van deze mens.

En niemand heeft toen de begrafenisgang van de Heere Jezus gewandeld in het geloof, dat de opstanding komen zal. De Schriftgeleerden hebben er aan gedacht en zeggen tot Pilatus: deze verleider heeft gezegd dat Hij zal opstaan.

Maar geen van de discipelen staat daar klaar om bij het toewentelen van de steen de eerste paasprediking te houden in het geloof. Ze leggen Hem zwijgend weg. Van de mensen ontvangt Hij nog geen eer. De mensen, zelfs de discipelen, zelfs die trouwe Jozef, zelfs die wenende vrouwen, ze vernederen Hem allen door hun ongeloof. Ze geloven Zijn opstanding niet.

Maar al zien de mensen niet dat het midden van de geschiedenis zoëven is gepasseerd, God eert van nu af aan Zijn Zoon. Het gaat nu naar het slot van de dagen. Daarom heeft God gezorgd, dat er een Jozef van Arimathea was. God heeft gezorgd voor de specerijen. Het was een fabelachtige som, die daar aan dat dode lichaam werd besteed, een vermogen.

En dan zorgt God ook voor een graf, waarin nog nooit een mens was neergelegd. Jezus' lichaam wordt daar niet neergelegd in de verontreinigde lucht van andere lijken. Maar Zijn lichaam rust in een reine spelonk in de zachte geur van de specerijen. Het was een nieuw graf, uitgehouwen in de rotsen, veel geld heeft het gekost.

Zo heeft men Zijn graf wel bij de goddelozen gesteld. Als Gods voorzienigheid niet had gewaakt over het lichaam van de dode Jezus, dan hadden ze Hem aan het kruis laten hangen of dan hadden ze Hem weggeworpen in het grote massagraf van de misdadigers, ze hadden Hem weggesmeten in de grote kuil.

Maar God heeft Zijn Zoon bewaard. En zo is Hij bij de rijken in Zijn dood geweest. En daarom zorgt God nu al voor een kleine gemeente die de begrafenis aan Hem verricht. Het is alles bleke verslagenheid wat er te zien is in de ogen.

Ach, dat is nu het overblijfsel van Israël en dan nog een paar weggevluchte discipelen, ook al bleek en verslagen. Dat is nu het vrouwenzaad. Ze zijn in de begrafenissmarten. Ze hebben geen Paaspsalmen gezongen in geloof. Ze hebben Hem weggelegd en gezegd: het is met Hem gedaan. Maar God ziet die kleine begrafenisgemeente in genade aan. Ze zijn nu bedroefd en ze stikken in de tranen als ze zeggen: rust zacht, geliefde Dode.

Maar God zal al hun tranen van ongeloof van de ogen afwissen. En Hij zal aan deze gemeente velen toedoen die zalig worden. Straks zal het zijn de hele Pinksterkerk, niet bedroefd om een dode Jezus, maar juichend in de levende Overwinnaar. En eenmaal komt het slot van de geschiedenis. God nu al bezig ervoor te zorgen.

Hij bewaart Zijn Zoon ongedeerd. Zo zal Hij eenmaal zitten op de troon, zoals ze Hem van het kruis hebben afgenomen. Maar Hij bewaart ook de kruisgemeente. Straks zullen ze zingen tienduizend maal tienduizenden en duizendmaal duizenden. Ze zullen zingen het nieuwe lied: U hebt ons voor God gekocht met Uw bloed uit alle geslacht en taal en volk en natie.

En U hebt ons voor God gemaakt tot koningen en priesters en wij zullen als koningen heersen op de aarde. Het Lam dat geslacht is, is waard te ontvangen de kracht en de rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en dankzegging. Hem Die op de troon zit en het Lam zij de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.

Gemeente, zo eert de Vader de Zoon. Wee Hem, wie nu de Zoon onteert. Het zal duidelijk worden dat hij tegen God strijdt. God bewaart Zijn Zoon en Zijn gemeente. God bereidt Hem eer en heerlijkheid, daar reeds in die sobere begrafenis en alle eeuwen door en straks in de voleinding aan het slot.

Geeft u dan met de Vader eer aan de Zoon. Dan zult u ook bewaard worden tot de grote dag aan het einde.

Zegt dan met de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen: Amen, eer en heerlijkheid zij de Zoon die in het midden van de wereld dood gehangen heeft om onze zonden om nu verhoogd te worden tot in eeuwigheid.

Amen, Zoon van de Vader, want U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid.

Amen.