Preek van ds. J.W.Tunderman

gehouden te Helpman

op 25 December 1939

150 : 1
Gez. 23 : 4

Schriftlezing

Luc. 2 : 1 - 7

2:1 En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden.
2 Deze eerste inschrijving vond plaats toen Cyrenius over Syrië stadhouder was.
3 En ze gingen allen op weg om ingeschreven te worden, ieder naar zijn eigen stad.
4 Ook Jozef ging op weg, van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea, naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was,
5 om ingeschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, die zwanger was.
6 En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou,
7 en zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in de kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. (Herziene Statenvertaling 2010)


Tekstlezing

Joh. 1 : 14a

En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. (Herziene Statenvertaling 2010)


Gez. l8
118 : 11
89 : 15

Joh. 1 : 14a Helpman
25-12-39
KERSTMIS 1 9 3 9


Gemeente ven onze Heere Jezus Christus,

Wij zijn hier bijeengekomen om feestelijk te gedenken, dat de wereld gered werd door de geboorte van Jezus Christus in Bethlehem. Het leven om ons heen is van alle feestelijkheid ontdaan. En de drift van ons eigen hart richt zich niet vanzelf op de blijdschap, die ons deze dag bereid is.

Alleen in het geloof kunnen we vrolijk zijn voor het aangezicht van de HEERE. Want in het geloof is het ons een volkomen zekerheid, dat de wereld door de geboorte van de Christus werd gered. Want het Woord is vlees geworden.

Een woord is voor ons besef vaak niet meer dan een klank. Indien wij begrijpen, dat ook de taal door God geschapen is en wij niet uit eigen beweging onze woorden vormen en uitspreken, dan verstaan wij, dat door het woord een zaak wordt aangeduid. Maar zelfs in dat geval is het woord van tweede rang. Eerst zijn er de zaken en dan komen de woorden om die zaken aan te duiden. Eerst is er de schepping door God en dan de sprekende mens.

Wie wil verstaan, dat Christus het Woord van God is door Wie de wereld werd gered, dan moeten we deze denkgewoonte radicaal loslaten. In de Schrift staan ten opzichte van het Woord van God de zaken anders. Voor de Hebreeër is de wortelbetekenis van het woord de rugzijde of de achtergrond. Zo had de tempel een achtergrond. Dat was het allerheiligste, waar God woonde. De Statenvertalers hebben dit weergegeven met aanspraakplaats. Vanuit dat allerheiligste ging de zegen van God over Israëls land en leven uit. Daar was de plaats van de gemeenschap met God.

Wij willen dat nu even vasthouden. De wereld is niet eerst en daarna het Woord van God over die wereld. De wereld gaat wel aan alle mensenwoorden vooraf, maar zelf is zij een schepping van het Woord van God. God heeft sprekende de wereld gemaakt. En het Woord dat Hij sprak was de eeuwige Zoon. Het Woord van God is daarom de achtergrond van al wat leeft en bestaat.

En zoals Israël vanuit het allerheiligste werd gezegend en toegesproken, zo komt de zegen van God over de wereld vanuit die achtergrond van het Woord van God, Dat reeds voor de wereld was.

En nu werd de wereld door de zonde verwoest. Er bleef geen steen op de andere, die niet werd afgebroken. Heel het gebouw van de schepping werd door de zonde en de dood aangetast. Het werd alles van de grondvesten afgeslagen en aan de vernieling prijsgegeven.

Maar dit is het behoud van de wereld: de achtergrond bleef ongerept. Aan het Woord van God kon met geen vinger worden geroerd. Alle vlees is nu als gras en zijn heerlijkheid als een bloem van het veld, het gras verdort, de bloem valt af, als de wind van de HEERE daarover gaat. Maar het Woord van onze God blijft in eeuwigheid.

Het allerheiligste werd niet verwoest, kon niet verwoest worden, omdat het Woord God was. De achtergrond van alle dingen is gebleven. En nu is dit de redding van de wereld: het Woord van God is vlees geworden. De redding kwam van die achtergrond. Het Woord Zelf kwam nu naar voren, ging in de schepping in door de vleeswording en zo heeft het Woord, dat vlees werd, onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.

Daarom vieren wij vandaag het feest van de verlossing van de wereld, omdat de vastheid van het Woord van God, eenmaal de achtergrond van heel de schepping, nu in ons geslacht is ingegaan, zodat deze wereld een hoeksteen ontving in Jezus Christus, God en mens in een Persoon.

Ik bedien u het Woord van God over de vleeswording van het Woord en ik spreek u van drie punten:

dat het Woord van God weersproken werd door het vlees,
dat het Woord vlees werd en
dat het vleesgeworden Woord de tegenspraak van het vlees overwon.

Wij horen dus eerst, dat het Woord van God weersproken werd door het vlees. Ik zei reeds, dat het Woord van God de achtergrond is van alle dingen. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. De Zoon als het eeuwige Woord heeft de wereld geschapen. Want de Vader schiep hemel en aarde door Hem.

Wij belijden, dat de Vader de Schepper van hemel en aarde is. Zo zeggen wij het ook in ons Apostolicum. En wanneer wij het in navolging van de Schrift zo zeggen, dan belijden wij de soevereiniteit van God en onze grenzeloze afhankelijkheid van Hem.

Wij zien dan de afstand die ons van de Schepper scheidt. Hij is de hoge en verheven God, onbegrijpelijk in Zijn geweldige majesteit en wij zijn Zijn schepselen, voor Hem minder dan een druppel aan de emmer en een stofje aan de weegschaal. Dat is het ene wat wij van de schepping belijden: Gods verheven soevereiniteit en onze diepe afhankelijkheid.

Maar wij belijden eveneens in navolging van de Schrift, dat de wereld gemaakt is door de Zoon als het Woord van God. En als wij het zo belijden, dan zien wij God en de wereld onder een ander aspect. Want het Woord betekent gemeenschap. Wie spreekt heeft gemeenschap met hem die hoort. Wij kunnen een Chinees of een Javaan niet verstaan. Hij is een vreemde voor ons. Maar wie in het buitenland zijn eigen taal hoort spreken, kijkt onmiddellijk op. Die spreker is geen vreemde.

Zo is God in Zijn soevereiniteit onzegbaar hoog boven ons verheven, maar Hij bleef geen vreemde voor ons, want Hij sprak een voor ons verstaanbare taal. Wij hoorden Zijn Woord. En daarin ontsloot God de gemeenschap met ons. Wij horen het Woord van de HEERE en Hij verwacht van ons een antwoord.

Onze gemeenschap met God is die van een gesprek. God blijft de Hoge en Verhevene, de onbeperkte Soeverein, maar Hij buigt tot ons af en Hij laat ons Zijn Woord horen. Hij spreekt tot ons en wij spreken tot God. Dat is het wonder van de gemeenschap met God. Dat is ons tot een klimmende verbazing: wij hebben een gesprek met de Allerhoogste God.

Het gesprek tussen God en mens is de bekroning van het scheppingswerk. Daarin komt de wereld tot de vervulling van haar zin. Zonder de gemeenschap van het gesprek heeft de wereld geen zin en is ieder ding onzinnig geworden.

Omdat alles op die gemeenschap met God is gericht, heeft God de wereld geschapen door het Woord van God. De schepping is door de Zoon gemaakt, opdat zij van de eerste beginselen af aan op die gemeenschap met God zou worden aangelegd.

Vanaf de grondslagen van de wereld is alles op het gesprek met God gericht. In Gen. 1:1 wordt ons van de grondslagen van de wereld gesproken. Daar horen we dat de Geest van God op de wateren zweefde. Daar gaat het reeds op de gemeenschap aan. Zo is het Woord van God de achtergrond van alle dingen.

En als dan de schepping voleindigd is, dan wordt de gemeenschap van God ontsloten, dan neemt het gesprek een aanvang. God had alles gezien wat Hij gemaakt had en zie, het was zeer goed. De HEERE spreekt Zijn Amen uit over de werken van Zijn handen. Hij doet Zijn Woord uitgaan over de wereld. Vanuit de achtergrond van het Woord van God gaat de zegen over de wereld uit.

Daarom lezen we, dat God de mens zegende. Door de Zoon sprak God het Amen uit over de wereld, in voor de mens hoorbare en verstaanbare woorden.

Dat alles was het werk van de Zoon van God. Want in het boek van de Openbaring staat van Jezus Christus geschreven, dat Hij is de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin van de schepping van God.

De Zoon heeft hoorbaar voor de mensen het Amen uitgesproken. Heel het gebouw van de schepping stond vast in het Woord van de zegen. Want vanuit de achtergrond van het Woord werd de schepping bewaard bij de gemeenschap met God.

Op het Amen van de Zoon werd het antwoord van de mens verwacht. God legde dat vast in het verbond. De mens werd geroepen om te erkennen, dat de wereld alleen gedragen werd door het Woord van God en dat dit Woord van God ook de enige vastheid in zijn leven was.

Adam werd geroepen te belijden, te belijden, dat de gemeenschap met God en het antwoord geven op het Amen van de Zoon de enige zin van zijn leven was. Zo werd het proefgebod gesteld, opdat wij tegenover de duivel het Woord van God zouden hooghouden en belijden, dat de eeuwige vastheid van het Woord een zegen was over alle vlees.

Dit is de zondeval, dat het vlees het Amen van de Zoon tegenspreekt. U zult als God zijn, dat was de betovering, waarin het vlees gevangen werd. De mens stelde zich aan alsof zijn leven de achtergrond van alle dingen was en hij aan alle schepselen de zin en de betekenis van het leven schonk.

Het vlees heeft de Zoon weersproken. En als dan geloochend wordt, dat het Woord van de Zoon de achtergrond van heel het leven van de wereld is, dan is de gemeenschap met God gebroken, dan wordt de Zoon verloochend en dan krijgt de mens te doen met een God van enkel soevereiniteit en majesteit.

De brug is weggeslagen. Wie bent u, o mens, die tegen God antwoordt buiten Jezus Christus en buiten de onderwerping aan het Woord. Dit is de werkelijke nood van het leven, dat wij met God in het reine willen komen buiten Jezus Christus om.

Hier ziet u onze verlorenheid. Daarin is het leven van de wereld verduisterd en hangen de schaduwen van de dood over de aarde. Daardoor is het vlees verdorven geworden, heel de totaliteit van ons menselijk leven ijdel geworden. Want dit vlees staat nu in brutale weerspraak tegen het Amen van de Zoon, het staat nu in armelijke ellendigheid tegenover de soevereine God.

Wat zal het met Zijn Maker twisten? Alle vlees is nu gras en alle krachten zijn vergaan. En zoals het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt. En dat oordeel draagt de eeuwige straf over ons uit. Het vlees verderft zichzelf en het wordt verdorven. Zo is er een verloren wereld, omdat het Amen van de Zoon over Gods werk en Gods gemeenschap werd tegengesproken. En wat nu ook in de wereld wordt uitgedacht, opgebouwd, tot stand gebracht, geïdealiseerd of gerealiseerd, daar is de verlorenheid van het vlees geen haarbreedte teruggedrongen.

De Schrift zegt, dat het leven van alle volkeren met al hun gaven, macht, krachtsontplooiing, talenten, cultuur, wetenschap, kunst en pracht toch niets anders is dan een land van schaduw van de dood. En dat er geen mens in de wereld is van wie het licht niet verduisterd werd en van wie de ster niet onderging.

Dit alleen is onze redding, dat het Woord van God blijft tot in eeuwigheid. Want wij zijn met houwelen opgeklommen in de tempel van het leven om te breken en te schenden, om alle pilaren en kroonlijsten te vergruizelen, maar het allerheiligste is onschendbaar. De achtergrond van het Woord van God werd door ons niet geraakt. Hierin is de weg van het heil ontsloten, hierin wordt ons leven gered: het Woord is vlees geworden.

Hij, Die de achtergrond van alle dingen was, is Zelf naar voren gekomen, om Zelf vlees te worden, om Zelf te treden in een verwoeste en vermorzelde en van God vervreemde en verloren wereld, om Zelf Zich te begeven in de bloedgemeenschap van het opstandige vlees, om Zelf zoon van Adam te worden.

Het Woord is vlees geworden. Het is de Apostel Johannes die ons dit doet verstaan in het begin van Zijn Evangelie. Mattheüs laat ons de Christus zien als de Zoon van David, want hij schreef zijn evangelie voor de Joden. Lucas tekent Hem als de Zoon van Adam, het kind van ons geslacht, want hij schreef voor de wereld van de heidenen.

Maar Johannes voert ons de Christus voor ogen als het Woord van God, Dat van de beginne was en Dat hemel en aarde geschapen heeft. De Zoon Zelf is mens geworden. Het eeuwige Woord is ingegaan in het vlees en bloed van de maagd Maria en Hij werd als volkomen mens geboren in Bethlehem. Hij was het eeuwige Woord en Hij werd schepsel. Hij was de Zoon van God en werd kind van Maria.

Hij heeft Zich zo volkomen verenigd met het vlees, dat Johannes in het vervolg van Zijn evangelie Hem op geen enkele plaats meer aanduidt als het Woord van God, maar steeds als Jezus, de Christus.

Het Woord is ook in dit Evangelie de achtergrond. Want het Woord werd vlees. Hij, Die de eeuwige Zoon van God is en blijft, is van nu en voortaan voor ons present in Jezus Christus, de zoon van Maria, onze broeder naar het vlees. Het Woord van God trad op de voorgrond. Hij werd de nieuwe hoeksteen van de tempel, die door Hem herbouwd zou worden.

Hij legde Gods gemeenschap nu vast in onze verloren en ten dode opgeschreven wereld. Hij neemt het verbond op Zich. Hij neemt het op Zich in zijn twee zijden. Als mens is Hij de Ambtsdrager, creatuurlijk, zwak, eindig, sterfelijk, vlees van ons vlees en bloed van ons bloed, staande aan onze zijde tegenover de hoge God van de soevereiniteit, staande aan de kant van het verderfelijke schepsel.

En dan gaat Hij het verbond volbrengen en Hij kan dat omdat Hij God is, het eeuwige Woord, Dat bij de Vader was. Hij verdraagt het om voor de soevereine God te staan. Hij slaat de ogen niet neer als de hemel voor Hem verduisterd wordt en de bliksem van Gods toorn uitgaat om Hem te vernielen. Dan roept Hij wel tot God in de angst van Zijn menselijke zwakheid, want het was ook voor de Christus vreselijk om te vallen in handen van de levende God.

En dan breekt Hem in de hof het zweet uit en aan het kruis bezwijkt Hij onder de brandende toorn van de soevereine God, maar door Zijn goddelijke kracht gedragen, doet Hij bij God wat gedaan moest worden en wordt door Hem alles volbracht.

Daarom is de wereld gered in Bethlehem. Maria baart haar Zoon en ze windt Hem in doeken. Ze legt God in de kribbe. Hij, Die het fundament van de wereld is en alle dingen droeg door het Woord van Zijn kracht. Hij ligt daar in bewusteloosheid onder de handen van Zijn moeder.

Hierin is het wonder, dat u met de handen God in het vlees tasten kunt. Hier is nu het Woord van God, vanuit de achtergrond van alle dingen in goddelijke kracht en in menselijke zwakheid Zich gevend op de voorgrond van ons leven, midden in het leven van de schepselen, ergens in een dorpje van Judea, een verdwijnende stip op de kaart.

Hierin is het wonder, dat u niet omvatten kunt, zelfs niet met uw verbazing. Dit is zo groot, dat er geen woorden voor te vinden zijn. Dit is ons tot een eeuwige verwondering. Straks op de nieuwe aarde, dan zullen wij het eeuwige Woord betasten met de handen, dan zullen wij in onze Broeder Jezus Christus God voor onze ogen zien en dan zullen wij de verbazing niet aankunnen en dan zal slechts een antwoord gegeven kunnen worden: de lof en de dankzegging en de aanbidding zij U tot in eeuwigheid.

Daarom vieren wij vandaag ons feest van de vleeswording van het Woord. Het is niet te peilen, wat we zeggen. Wij zijn te zwak om er nu woorden voor te vinden. Maar daarin is juist Kerstmis voor ons een feest: want we staan hier voor de overvloed van de genade, voor een weelde, die geen mens op kan, voor de openbaring van een liefde, die u niet vertellen kunt, waarvan u altijd zult moeten belijden: en nu heb ik nog minder dan de helft u aangezegd.

De wereld is gered, want de hoeksteen werd gelegd. God kwam in het vlees. Christus kwam voor ons met God spreken. Hij kwam aan onze kant om het verbond te volbrengen, om met menselijke mond en met menselijke hand te volbrengen de gehoorzaamheid, die van ons geëist werd.

Daarom vieren we feest. Want geen noodtoestand van de wereld kan het feest van de gemeente ongedaan maken, omdat geen macht en geen dreiging en geen verwoesting de geboorte van Christus ongedaan kan maken. Dit is voor eeuwig geschied.

En wie Hem ziet als de Redder van de wereld kan zich niet verbazen over de nood, die nu teistert het vlees, dat Hem verwierp. Hij kwam niet de vrede brengen, maar het zwaard, om door de weg van het zwaard en de neerwerping van alle machten van het vlees Zijn vrede te doen triomferen.

Daarom zingen wij vandaag onze psalmen van de verlossing. Wie waarachtig gelooft, kan van verlossing zingen, al stond de wereld in brand en al brandde het dak ons boven het hoofd weg.

De hoeksteen is gelegd en dit wat wij beleven is de afbraak van de ruïnes van onze zonden, de vernietiging van alle vleselijke machten in ons hart en in de wereld. Want Hij is het Woord van God, dat overwinnend uitgaat en opdat Het overwint. De wereld faalt in haar kracht om herstel en vernieuwing te werken, opdat straks geopenbaard wordt voor aller ogen, dat het herstel en de vernieuwing een feit is door de geboorte van Jezus Christus in Bethlehem.

De zonde is veroordeeld in het vlees van de Heere Jezus Christus en daarom is alle vlees veroordeeld, dat buiten de Christus nog het leven zoekt. Maar de zegen van het Woord van God is nu over alle vlees, dat voor Hem buigt. De zegen wordt door het oordeel niet weggenomen. Want de barmhartigheid van God over de Zijnen roemt tegen het oordeel over het vlees dat de Christus verwierp.

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op Zijn schouder. In Hem is het fundament vastgelegd, zodat we in alle nood de hoeksteen van ons vertrouwen vinden in Hem, Die ons een Broeder werd naar het vlees: Jezus Christus, het eeuwige Woord, Dat vlees werd.

En dan is het Woord van God vlees geworden om de tegenspraak van het vlees te overwinnen. Dat horen we in de derde plaats.
Alle dingen zijn door het Woord geschapen en gericht op de gemeenschap met de Vader. Van de grondslag van de schepping af tot in de top van de dingen is alles gericht op de Woordgemeenschap tussen God en de mensen. De mens was geroepen om te horen en te spreken. Hij was geroepen om zijn Amen uit te spreken op het Amen van de Zoon.

De mens heeft gesproken en het was een vloek. Dit is onze val en dat kan van hieruit niet meer hersteld worden: ik heb het Woord van God verworpen en ik heb het Amen van de Zoon over de wereld durven tegenspreken. In mijn hoogste roeping ben ik tot de diepste val gekomen.

Onherstelbaar is deze zonde. Wat we nu ook bijschuiven en opzetten of uitdenken, al is het het hoogste en het fijnste en het schoonste, het is alles in de wortel verdorven: ik heb God en de wereld gevloekt, ik heb Zijn Woord weersproken, de gemeenschap verscheurd en wat er nu overgebleven is, dat is vlees tegenover God, dat is een ellendig menselijk wezentje tegenover de Almachtige in Zijn onmetelijke verhevenheid.

Het Woord is vlees geworden. Het Woord Zelf kwam op de voorgrond, kwam naar onze zijde en in onze verbroken wereld. Jezus Christus is in de wereld gekomen om plaatsvervangend te volbrengen al wat God van ons vroeg. De Zoon heeft in het vlees gesproken. Hij heeft antwoord gegeven op het Woord van God. Hij heeft als Middelaar het verbond op Zich genomen, Hij is ambtelijk gaan staan in mijn plaats.

En Hij heeft als mens Amen gezegd op al Gods werken en de heerlijkheid en heiligheid van God beleden toen die majesteit voor Hem werd als een brandend vuur en toen Hij voor God op de aarde kroop als een worm en toen Gods geweldige toorn Hem verschrikte.

Wat Hij in Bethlehem op Zich nam, is door Hem volbracht: Hij is de getrouwe en waarachtige Getuige geworden. Datgene wat Hij als het eeuwige Woord heeft volbracht toen hemel en aarde geschapen waren, dat heeft Hij als Middelaar herhaald in de zwakheid van ons vlees.

Hier wordt mijn ongerechtigheid hersteld. Ik heb mijn God en de wereld gevloekt. Maar Jezus Christus heeft met menselijke lippen het Amen uitgesproken en Hij heeft God en de wereld gezegend. Hij heeft het woord gesproken dat van mij werd geëist.

Hierin word ik met mijn zwakheid behouden. Nu kan ik weer zegenen en Amen zeggen. Want nu wordt door mij niet het beslissende woord in de wereld gesproken: en nu zeg ik niet na het Woord, dat vanuit de achtergrond van de wereld gesproken werd door het eeuwige Woord. Jezus Christus heeft het beslissende Amen uitgesproken en Hij zendt Zijn Geest uit in onze harten zodat wij Hem nu leren naspreken en door Zijn kracht het eeuwige Woord belijden en ons woord weer een Amen wordt en de zegen van onze lippen uitgaat.

Hij overwint de tegenspraak van ons vlees. Wie nu vuil is, die zal nog vuiler worden. En wie bij de vloek volhardt, die zal in de vloek nog dieper zinken. En wie zichzelf ziet als de achtergrond van de dingen, die zal zijn als het vlees dat zonder Christus voor Gods majesteit vergaat en door het vuur van Zijn heiligheid verbrand wordt.

Maar wie voor het Woord van de Christus buigt, die zegt Amen op al Gods werken en zoekt zijn vastheid uitsluitend in het vleesgeworden Woord. Het verbond is nu door de Middelaar volbracht. Het is voor ons enkel genade geworden. Hij heeft aan Gods eis voldaan. Wat wij verbroken hebben is door Hem hersteld. Hij is de tweede Adam, die ambtelijk gestaan heeft op de plaats van de eerste.

En nu zie ik naar Jezus Christus op. In Hem is het Woord van God voor de tweede keer tot ons gekomen. En nu moet ik weer spreken. Nu spreek ik Hem na, Die in ons vlees alles heeft volbracht.

Nu wordt ons spreken tot aanbidding: U, Christus, U werd mens. U hebt het Woord van Uw Vader bezegeld door het Uwe. U hebt gezegd, wat ik moest zeggen en nu zeg ik het U na: U, Heere, bent waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht want U hebt alle dingen geschapen en door Uw wil zijn ze en zijn ze geschapen. En daarom is aan U de overwinning, want de koninkrijken van de wereld zijn geworden van onze Heere en van Zijn Christus en Hij zal als Koning heersen tot in eeuwigheid.

Amen, Jezus Christus, Amen, Ja, U zult in het groot heelal het rijk van de duisternis beschamen, tot het niet meer wezen zal.

Amen