Ps. 33 : 10

Ps. 17 : 3a

Ps. 48 : 1 , 4 en 6

Ps. 65 : 5

Ps. 75 : 1

 

Jes. 65 : 1 - 10

1 Te raadplegen was Ik voor hen die naar Mij niet vroegen, te vinden voor hen die Mij niet zochten; Ik zeide tot een volk dat mijn naam niet aanriep: Hier ben Ik, hier ben Ik.

2 De ganse dag breidde Ik mijn armen uit naar een opstandig volk, dat volgens eigen overleggingen wandelde op een weg, die niet goed is;

3 een volk, dat Mij bestendig openlijk krenkt door te offeren in de hoven en offers te ontsteken op de tichelstenen;

4 die in de graven zitten en op verborgen plaatsen overnachten; die vlees van zwijnen eten en in wier vaatwerk verfoeilijk voedsel is;

5 die zeggen: Blijf daar, nader mij niet, want ik ben voor u ongenaakbaar. Dezen zijn een rook in mijn neus, een vuur dat de ganse dag brandt.

6 Zie, het staat voor Mij geschreven, Ik zal niet zwijgen, voordat Ik het vergolden heb; ja, Ik zal hun de vergelding in de schoot werpen

7 voor uw ongerechtigheden en de ongerechtigheden uwer vaderen tezamen, zegt de Here; omdat zij offers hebben ontstoken op de bergen, en op de heuvels Mij hebben gehoond, daarom zal Ik hun allereerst het loon in hun schoot toemeten.

8 Zo zegt de Here: Zoals men, wanneer er nog sap in een druiventros gevonden wordt, zegt: Verderf hem niet, want er ligt een zegen in; Zo zal Ik doen ter wille van mijn knechten, dat Ik niet alles verderve.

9 En Ik zal uit Jakob nakomelingschap doen voortkomen en uit Juda een erfgenaam voor mijn bergen; mijn uitverkorenen zullen ze bezitten en mijn knechten zullen daar wonen.

10 Saron zal tot een weide voor schapen worden en het dal Achor tot een ligplaats voor runderen, voor mijn volk dat Mij zoekt.

 

Jes. 65 : 8

Helpman

2-10-1938

 

(Behoud van de wereldvrede)

 

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

 

Daar is deze week een grote opluchting gekomen

in de zwaar-geladen atmosfeer van ons werelddeel.

Wij hebben herademd toen we hoorden, dat door onderling

overleg een weg gevonden was in de moeilijkheden

en dat de stem van het geschut niet zou gaan

spreken.

En er was grote blijdschap in ons vaderland, omdat

onze regering de voorlopige mobilisatie-maatregelen

grotendeels beëindigen kon.

De vreugde van de vrede werd uitgegoten over de

landen en de hoop op een tijd van minder geweldbedreigingen

is weer sterker geworden.

In de ganse wereld wordt genoemd de naam van

de man, die in dit overleg de eerste hand heeft

gehad. En wij mogen hem dankbaar zijn.

 Maar wij zullen zijn naam niet noemen, want hij is

niet meer geweest dan een instrument in de hand

van de Koning van de koningen.

Wij zijn geroepen om na dit alles groot te maken

de naam van onze Koning Jezus Christus, die sprak

en de storm bedaarde.

De wereld is bewaard voor een grenzeloze verwoesting,

voor een chaotische ineenstorting, waarvan

niemand de grenzen berekenen kon. Wij zijn bewaard

voor bloedgruwelen en hongerellende, bewaard

voor een leed, dat niet te peilen zou zijn, bewaard

voor een gericht van God, dat deze aarde bedreigde

En wij zeggen: dit is van de HERE geschied.

Waarom is dit gericht van God niet over ons gekomen?

Wij zullen niet indringen in Gods bijzondere bedoelingen

met deze uitredding. Wij zullen niet gaan

zitten in Gods Raad.

Maar nu we deze morgen als gemeente van Christus

zijn samengekomen, nu mogen wij belijden wat Gods

Woord ons zegt van het uitstellen van Gods gerichten,

opdat wij onze vreugde als een geheiligde offerande

van dankzegging mogen neerleggen aan de

voeten van Christus.

 

Waarom worden de gerichten uitgesteld en waarom

slaat God niet toe om deze aarde te verschrikken met

Zijn verwoestingen?

Omdat God op aarde een kerk heeft, omdat het werk

van Zijn verkiezing nog niet is volbracht, omdat Zijn

Koninkrijk moet komen, omdat Hij Zijn Naam en Zijn eer

verbonden heeft aan deze aarde en Hij hier een volk

vergadert, dat Hem toebrengt de lot en de dankzegging

De oordelen worden opgeschort, niet om bepaalde

mensen, niet om deze of gene persoon, niet omdat

er hier of daar nog een vrome ziel gevonden wordt.

Er is geen mens in de wereld, ook geen mens in

de ganse kerk, die niet waard is dat Gods gerichten

de aarde zouden slaan.

Maar God heeft Zijn Naam verbonden aan de zaak van

Zijn kerk en nu schort Hij de oordelen op, opdat

die kerk weer opnieuw belijden zal, dat alleen de

Naam van de Here een sterke toren is en een hoog vertrek. 1

Deze wereld blijft drijvende op het werk van Gods

bijzondere verkiezing.

Wij horen deze morgen uit de Schrift van

 

Gods bijzondere verkiezing in algemene gerichtsbedreiging

en we horen daarvan dan tweeërlei:

dat

 het overblijfsel van de verkiezing wordt bewaard in de algemene afval en

het algemene gericht wordt opgeschort om het overblijfsel van de verkiezing.

 

Wij horen dus eerst, dat een overblijfsel naar de

verkiezing van de genade bewaard wordt in de algemene afval.

Het beeld waarin onze tekst spreekt is duidelijk genoeg

en heeft geen uitvoerige verklaring nodig.

Er is een druivenwingerd, die reeds lang geen echte

vruchten heeft opgeleverd, De landman wordt het

moe en hij besluit de wingerd uit te roeien, opdat

ze haar plaats niet langer nutteloos zou beslaan.

Maar terwijl hij dan bezig is om de takken uit te

 

trekken ziet hij tot zijn grote verbazing, dat er toch

ergens op een verborgen plaatsje een tros echte

druiven hangt.

En dan houdt hij op om de druivenwingerd uit te

roeien. Verderf ze niet, zegt hij tot zichzelf, want

er zit een zegen in. De druivenwingerd was niets

meer waard en kon het best maar worden uitgetrokken,

om met vuur te worden verbrand.

Maar die plotselinge ontdekking maakt die druivenwingerd

in eens tot een waardevol bezit. Ze is nog

niet volkomen met onvruchtbaarheid geslagen, ze

draagt toch nog vruchten en daarom wordt ze in het

leven gehouden.

Ze schijnt niet veel meer waard te zijn en toch

zit er een zegen in.

Dit beeld nu past de HERE toe op Zijn handelingen

met Israël.

God was opgestaan om Zijn wijngaard uit te roeien.

Want God had jaar na jaar gewacht op vruchten van

Zijn arbeid in Israël. God had die wijnstok uit Egypte

overgebracht, zoals de HERE het zegt in Psalm 80.

En toen had Hij alles aan die wijnstok ten koste

gelegd.

God heeft de heidenen verdreven om plaats te maken

voor Zijn wijnstok Israël. Hij heeft plaats voor haar

bereid en zijn wortelen doen inwortelen, zodat hij

het land heeft vervuld.

De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest en

zijn ranken waren als cederbomen van God. Hij schoot

zijn ranken uit tot aan de zee en zijn scheuten tot

aan de rivier.

Zo heeft God gezorgd voor de wijnstok Israël.

Die wijnstok is wel groot geworden. Maar nu heeft

God al jaren op de vrucht gewacht en het was te vergeefs

geweest.

Israël was groot geworden, maar - ik laat het beeld

 nu varen - de vrucht van de bekering werd bij Israël

niet gevonden. Het was gekomen tot een algemene

afval.

Dat betekent niet dat Israël een ongodsdienstig

volk geworden was. Overal stonden de altaren opgericht

en werden de offers gebracht.

Het betekent ook niet, dat Israël zich volkomen

had overgegeven aan de dienst van de afgoden. Zij zeiden

juist, dat ze het volk van de God van Abraham

waren. Ze waren trots op het teken van de besnijding.

 

En de profeten, die uit hun hart profeteerden,

leerden dat Israël was het uitverkoren volk, het

volk, dat anders was dan andere volken, dat aanspraak

maken mocht op de wereldheerschappij.

Dat volk Israël hield niet op om te zeggen, dat

het het uitverkoren volk van God was.

Maar juist in dat spreken over uitverkiezing kwam

Israëls breuk met de HERE tot openbaring.

Want deze uitverkiezingsgedachte was bij Israël

volkomen verwereldlijkt.

Voor Israël was die uitverkiezing een zaak van

bloed en ras geworden.

Wij zijn Abrahams zaad, riepen ze vol zelfbewondering

uit. Wij zijn het volk, dat het teken van de besnijdenis

heeft. Wij zijn het prima-volk geworden, de elite

van de ganse wereld.

En omdat wij de elite van de ganse mensheid zijn,

daarom zal ons geen kwaad wedervaren en zijn wij

krachtens afstamming en geaardheid bestemd om over

alle volkeren te heersen.

Zo was het geloof in Gods verkiezende genade

verworden en ontaard tot een werelds elitebesef,

tot een gedachte van: ik ben heiliger dan u.

Zo was dat alles werelds geworden als ze roemde

in de besnijdenis, als ze groot er van opgaven,

dat ze de wet van God in bezit hadden en de stenen

van de tempel.

Maar die uitverkiezing van dat volk Israël was

niet een zaak van bloed en bodem, van een uitwendige

besnijdenis en van tempelgebouwen.

Israël was uitverkoren om de HERE te dienen

naar Zijn welbehagen. Er moest onder al de volken

één volk zijn, dat de HERE toebracht de eer van

Zijn Naam, één volk, dat bestemd was om Gods lof te

verkondigen en daarin de aanbidding van de ganse aarde

op te dragen voor Zijn troon.

En als Israël vergat, dat het uitverkoren was om

de HERE te dienen en naar Zijn welbehagen te vragen

 dan zou de wraak van het Verbond uitbreken over dit volk

En zo had Amos Israël al gewaarschuwd, dat die

uitverkiezing voor Israël ook betekende de mogelijkheid

van de wraak van het Verbond. Want zo spreekt

God door de dienst van Amos: Uit alle geslachten

van de aardbodem heb Ik u alleen gekend, daarom zal Ik

al uw ongerechtigheden over u bezoeken.

 

En als straks dan de hoogste Profeet de Farizeeën

verkondigt, dat zij met de besnijdenis in het lichaam

en de wetsrollen onder de arm toch voor God verwerpelijk

zijn, dan breekt weer datzelfde elitebesef

zich uit in de woorden: Wij hebben Abraham tot een

vader.

Waar zo het geloof in Gods verkiezende genade

verloochend wordt en een hoogmoedig elitebesef

zich heeft baangebroken, daar is de volkomen afval

van God een feit geworden.

Want daar komt een ongelovig-geworden volk

van God aan het Woord om niet de HERE te geven de

eer van Zijn Naam, maar daar wordt de vrome mens op

het schild geheven en daar worden grote woorden

gesproken: wij zijn de kurk waarop de wereld drijft,

wij zijn onschendbaar omdat wij de elite van de mensen

zijn.

En zo worden telkens hoge woorden gesproken,

waarin vrome mensen zichzelf als de hoop van de wereld

aanwijzen. Vandaag en gisteren zijn ook misschien

deze woorden door mensen gesproken.

God beware ons er voor, dat we daarin zouden meespreken

en dat wij ons zouden aandienen als de mensen

om wie de wereld nog wordt gespaard. Want

dan zouden we spreken de taal van de afvallige kerk,

die niet in genade roemt, maar zichzelf prijst.

En dan grijpt Gods hand die wijnstok aan om ze te

verwoesten. Daar is geen vrucht. Waartoe zou ze

langer bestaan?

Zo komt het gericht over Israël heen. God staat

op om het elitevolk, dat Zijn volk niet meer kan

zijn, te verdoen van de aarde en uit te roeien uit

zijn plaats.

Zo gaat het oordeel komen over die prima-mensen

die zich veilig waanden om eigen superioriteit.

God heeft het lang van te voren door zijn profeten

aangekondigd: uit alle geslachten van de aardbodems

heb ik u alleen gekend., daarom zal Ik al uw

ongerechtigheden over u bezoeken.

Maar als God dan is opgestaan om het algemene gericht

te doen uitbreken over een afvallig Israël, dan

 houdt God toch Zijn hand in en Hij rukt de wijnstok

niet ten volle uit. Hij spaart een onvruchtbare wijnstok,

want daar is in het verborgene nog vrucht.

God spaart Israël, want er is nog een overblijfsel

van de verkiezing.

 

In de algemene afval heeft Hij door Zijn genade

een overblijfsel van de verkiezing bewaard.

De ontrouwe priesters en de valse profeten hadden

 tot het volk veel van de verkiezing gesproken.

Dat was het centrale leerstuk van het afvallige Israël

geworden, dat Israël gesterkt had om zijn hart

te verheffen tegen de HERE.

De profeten die van de HERE gezonden waren,

hadden in de Naam van de levende God tegen dat

ontaarde elitebesef getoornd.

God kan ook uit stenen Abraham kinderen verwekken.

God is met Zijn werken niet afhankelijk van wat in Israël

groot en geweldig scheen. Hij is niet gebonden

aan de wet van bloed en ras.

Hij staat soeverein boven al de werken van Zijn handen.

En daarom wil Hij Zich daarin verheerlijken, dat

Hij het verachte van de wereld en het onedele van de wereld

en het dwaze, opdat Hij het sterke en het wijze zou

beschamen en hetgeen iets is te niet zou maken.

Daarom verwerpt Hij Saul, het sieraad van Israël,

een elitefiguur bij uitnemendheid en Hij haalt David

van achter de kudde, als de kleinste uit Juda.

Daarom stoot Hij machtigen van de tronen om de nederige

te verhogen.

De valse profeten hadden Israël het besef bijgebracht

van een uitnemend volk te zijn, maar de knecht

van de HERE hadden getuigd, dat God niet de uitnemende

helden verkiest, niet de elite, niet diegenen die

iets zijn.

Maar dan is dit Zijn verkiezing, dat Hij midden in

de algemene afval, midden in dat uitbreken van het

elitebesef, waarin Zijn genade wordt verworpen, doet

overblijven een ellendig en arm volk en die zullen

op de Naam van de HERE betrouwen.

Dit is vrijmachtige verkiezing, want dit is verkiezing

van zondaren.

En deze boodschap van Gods genadige verkiezing

staat vierkant tegenover het elitebesef van Gods

afvallig volk, waarin de hoogheid van Israël zich

samenspitst om te twisten met Zijn Maker.

God laat een overblijfsel over midden in de algemene

afval, opdat geen vlees zou roemen voor

Hem, een overblijfsel, dat verwerpelijk is in zichzelf

 opdat niemand zijn hand tegen de HERE zal kunnen

opheffen en allen moeten belijden, dat het alleen

het werk van Zijn genade is.

 

Het is alleen Gods bijzondere verkiezing, dat de afval

niet doorwerkt tot de laatste man, dat er toch

een overblijfsel is, dat onschendbaar is, niet door

eigen uitnemendheid, maar alleen door het welbehagen

van God.

Dit overblijfsel is het werk van God alleen.

Alleen wie Gods hand ziet in dat overblijfsel van de

verkiezing, die kan nu ook verstaan, wat dit overblijfsel

te betekenen heeft voor Gods regering van

de ganse wereld.

De wereld wordt niet gespaard omdat wij er zijn.

Want waarom zijn wij er nog als belijders van Christus?

Alleen omdat God alle vlees beschamen wil en

al wat wijs en edel en voornaam en vroom is in zichzelf.

Alleen omdat God daarin Zichzelf verheerlijken

wil, dat Hij een ellendig en arm volk uitverkoren

heeft om Zijn lof te verkondigen.

Alleen omdat Hij Zijn eer en Zijn Naam verbonden

heeft aan de redding van de wereld en Hij daarom Zijn

werk niet kan doen ondergaan.

Daar is geen mens, die zich kan stellen boven

de nood en de dreigingen in deze wereld en kan zeggen:

dat gaat mij niet aan, want ik heb daar geen

schuld aan.

Wij mogen midden in de afval door Gods genade

een overblijfsel zijn, dat Zijn Naam vreest, maar dan

alleen door Gods genade.

Want de werking van de zonde gaat door tot in de gemeente.

En dezelfde krachten die de wereld wegslepen

in de afval van God, werken ook in ons.

Wie kan zeggen, ziende op de ontplooiing van de

macht van de zonde: ik ben rein van handen en zuiver

van hart? Wie kan zeggen: ik ben geen kind van deze

tijd en in mijn hart leeft niet wat er in de wereld

leeft? Wie kan zeggen: ik sta buiten de stroom?

En als wij dan samengeroepen worden om in de uiterste

nood van de wereld, als de harten benauwd worden

van de dingen die komen zullen, in de kerk samen

komen om de HERE te bidden om behoud van de wereld

dan moeten wij daar komen, zoals dat overblijfsel in

Israël naar de wet van God altijd komen moest in de

tempel, als de roep door het land ging: blaast de

bazuin te Sion, heiligt een vasten, roept een verbondsdag

uit, verzamelt het volk, heiligt de gemeente,

 vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens en die

de borsten zuigen, de bruidegom ga uit zijn binnenkamer

en de bruid uit haar slaapkamer.

Laat de priesters, dienaren van de HERE, wenen

tussen het voorhuis en het altaar en laat hen

zeggen: Spaar Uw volk, o HERE, en geef Uw erfenis

niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over

hen zouden heersen; waarom zouden ze onder de volken

zeggen: waar is nu hun God?

Zo moeten we dan komen voor de HERE als een

volk, diep in schuld om voor Hem te belijden: o God,

het is alleen uw weerhoudende genade, dat wij niet

zijn meegezogen in de grote stroom van deze tijd.

Het is alleen Uw welbehagen, dat wij het overblijfsel

van Uw verkiezing mogen zijn.

En als wij dan zo tot God komen dan staat ons geloof

in Gods uitverkiezende liefde rechtstreeks tegenover

het wereldse elitebesef.

En zo brengt God de ganse wereld in de nood

om Zijn volk dat weer opnieuw te doen verstaan, om

ons te brengen tot verootmoediging: niet ons, o Heer

niet ons, maar om om wille van Uw Naam geef eer,

om wille van Uw goedertierenheid,

om wille van Uw waarheid. Waarom zouden de heidenen

zeggen: waar is nu hun God?

En zo wijzen we dan niet op ons zelf, maar wij heffen

onze handen omhoog: Gij zijt onze God, onze hoop en

verwachting.

Dat overblijfsel, dat door God bewaard is in de

algemene afval, heeft dan een roeping in de wereld.

niet om zich aan te dienen als verlossers van de mensheid,

niet om te roepen: wij kunnen de vragen en de

problemen wel aan, niet om ons met onze gedachten

aan te dienen als een elitegeslacht, dat de oplossing

van het wereldprobleem in de zak heeft.

Maar dan is dit de roeping van dat overblijfsel,

dat die mannen en vrouwen medearbeiders van God mogen

zijn in hun gebed voor de wereld en haar nood.

Zo is Abraham een medearbeider van God geweest, toen

hij sprak met de Rechter van de ganse aarde. Toen

had daar een onderhandeling plaats die van meer gewicht

was dan alle conferenties van de mensen.

Want toen sprak God tot Zijn vriend in de tent: zal

Ik voor Abraham verbergen wat Ik doe? Ik ga nu het

algemene gericht oefenen over de steden van de vlakte.

 

En toen heeft Abraham met de allerhoogste God

gesproken en gepleit, dat Hij de rechtvaardige niet

zou ombrengen met de goddeloze.

 Toen was daar in dat gebed de hoogste verbondsgemeenschap

met de HERE.

Zo gaat daar Abraham, die geen elitefiguur is

geweest, maar een kind van de verkiezing, geen Nimrod.

en geen man van naam, maar een vreemdeling in eigen

land, samen met de HERE arbeiden in het gericht

over Sodom.

En zo is daar een medearbeiden met de HERE in

ons gebed in de regering van de ganse wereld, een

medearbeiden ook in de algemene gerichten die Hij

over de wereld brengt.

Als de kerk bidt voor de wereld, dan is dat een

zaak van belang. Dan worden daar krachten bewogen,

waarop de wereld drijft.

En dan ligt die kracht niet in ons, dan welt dat

niet op uit de genadegestalten van de bidder,

maar dan worden daarin grote krachten in beweging

gebracht, dat daar op aarde is een gemeente die zegt

onze ogen zijn op u, gelijk de ogen

van de knechten zijn op de hand van hun

heer, gelijk de ogen van de dienstmaagd zijn op de

hand van haar vrouw, alzo zijn onze ogen op de HERE

onze God totdat Hij ons genadig zij.

En dan is daar in dat bidden van de gemeente een

medearbeiden met de HERE in oorlog en vrede, ramp

en welvaart, in gericht en in uitredding.

Dan komen de gerichten als de kerk het uitschreeuwt

waarom houdt gij U doof? Twist Gij mijn twistzaak.

En dan houden de gerichten op als daar het smeken

omhoog gaat: Spaar Uw volk, want waarom zouden de

heidenen zeggen: waar is hun God?

Zo hebben we deze weken tot God geroepen, als het

overblijfsel, dat geen kracht heeft in zichzelf,

maar grote krachten in beweging brengt, wanneer

het de ogen richt op zijn God.

Zo hebben we gebeden en zo mogen we nu ook danken

 

't Gebruis van de zee doet Gij bedaren

Daar Gij haar golven stilt,

't Rumoer van de volken als van de baren

betoomt Gij, waar Gij wilt.

Die d' einden van deze aard bewonen

aanschouwen dag aan dag

de teek'nen, die Uw almacht tonen

met vrees en diep ontzag. Ps.65 : 5

 

En dan wordt het algemene gericht opgeschort om

dat overblijfsel van de verkiezing.

U zult nu wel verstaan dat dit geen menselijke

 hoogmoed is, geen aanmatigende verbeelding, geen

overspanning van een zeker elitebesef.

De landman rukt de takken uit, want de wijnstok

draagt geen vruchten. Maar terwijl hij bezig is, ziet

hij dat er toch nog vruchten zijn.

God komt met het algemene gericht, maar hij schort

het op om het overblijfsel van de verkiezing; om Gods

werk, midden in een afvallige wereld, om Zijn Koninkrijk

dat Hij doet komen door Zijn kracht.

Want in het overblijfsel vindt God de vrucht, die

uit Hem is.

In deze zin mag ik zeggen, dat het algemene gericht

wordt uitgesteld en de wereld nog wordt bewaard,

omdat er een kerk op aarde is, opdat God Zijn

Raad met Zijn volk nog niet volvoerd heeft, omdat

het gebouw van Zijn gunstbewijzen nog niet is voltooid

omdat Zijn Kerk nog niet ten volle is geheiligd.

Om wille van mijn knechten, zal Ik hen niet allen verderven

spreekt de HERE.

En zo wordt dat ganse Israël gespaard, ondanks

dat Godtergende elitebesef, ondanks die zelfverheffing

op het teken van de besnijdenis midden in de

verbondsbreuk waarvan die besnijdenis het teken was

ondanks de trots op het eigen bloed, ondanks de afval

van de levende God.

Het algemene gericht, dat zeker komen zal, wordt

opgeschort om het overblijfsel van Gods bijzondere verkiezing.

De wereldgeschiedenis kan niet ten einde lopen

in het jongste gericht, omdat Gods werk in de wereld

nog niet ten einde is.

Daarom komen er wel gerichten, maar het gericht

werkt niet ten volle door. Er komen wel oorlogen,

maar God houdt de oorlogen ook nog tegen. Het verderf

werkt wel door, maar het wordt ook geremd.

God laat nog een spanne tijds, want de ongerechtigheid

moet nog vermenigvuldigd worden op de aarde en

de afval moet nog dieper doorwerken. Die vuil is moet

nog vuiler worden en die heilig is moet nog meer geheiligd

worden.

De antithese moet zich nog breder uitwerken in

een al scherper onderscheid. Kerk en wereld moeten

nog meer uit elkander gaan, opdat in de doorwerking

van dat onderscheid tussen hen, die God dienen en

 

hen, die Hem niet dienen nog meer dan voorheen de

kracht van Gods verkiezing geopenbaard worde.

De geschiedenis is nog niet uit. God heeft ingegrepen.

Hij heeft met Zijn hand de wereld vastgehouden

opdat ze niet met een schok zou wegzinken in het

 verderf.

De geschiedenis is nog niet uit. Maar God zet evenmin

de geschiedenis stil. Hij geeft het tempo aan

in Zijn goddelijke wijsheid. Straks zal het misschien

weer schoksgewijs gaan, maar nu schept Hij, Die de

Heer van de geschiedenis is, weer een lengte van dagen,

opdat Zijn volk worde toebereid om nog meer Hem geheiligd

te worden.

En dat is nu de spanning die blijft.

Het oorlogsgevaar is voorlopig geweken. Er is

ontspanning gekomen en we ademden er van op. De

wapens worden weer opgeborgen en de soldaten gaan

weer naar huis. Er komt misschien een nieuwe

periode in de onderlinge verhoudingen van de volkeren, een

periode van meer samenwerking en minder geweldbedreigingen.

Het bleek dat de volkeren de vrede

wilden en dat heeft bezinning gebracht bij degenen

die de wapens reeds getrokken hadden.

De dingen van het leven gaan straks weer de gewone

gang en de mensen zullen zich verheugen

de vrede al weet niemand voor hoe lang.

De ganse wereld mag zich nu verheugen.

Maar dit alles geschied, omdat God met Zijn kerk

nog niet klaar is. Er is gemene gratie, omdat er

particuliere genade is en omdat God in Zijn particuliere

genade het werk van Zijn verkiezing voltooien gaat.

Hij heeft met Zijn kerk nog wat voor.

En daarom mogen de spanningen in de wereld tot

ontspanning gekomen zijn, maar in het Koninkrijk van de

genade blijft de spanning van Gods werk met Zijn volk.

En dat werk van God in de gemeente geeft het tempo

van alle dingen in de wereld aan.

Daarom mogen we danken, omdat God de vrede heeft

bestendigd tegen alle mensenverwachtingen in. De

mensen wijzen elkander op de factoren, die tot dit

resultaat hebben geleid. Maar er blijft een onverklaarbare

rest. Omdat in al de handelingen van de leiders

verborgen zit het werk van die God, Die de harten

van de vorsten neigt.

En dat legt niemand in menselijke factoren uiteen

Daarvan zegt de gelovige: dit is van de HERE geschied.

 

Wij mogen danken omdat God uitkomst gegeven heeft,

toen niemand meer uitkomst zag.

Daarin wordt de HERE toegebracht de lof en de

aanbidding. Toen Noach uit de Ark kwam nam hij offerdieren

en hij bracht een offer voor de HERE. En

de HERE rook die liefelijke reuk.

Zo brengt de kerk vandeag het offer van de dankzegging

 voor de HERE en dan verheugt Hij Zich in de

lof die Hem wordt toegebracht.

Dat is Hem vandaag als een liefelijke reuk, als

Noachs offerande.

Maar als de kerk dan dank brengt aan haar God,

dan mag ze niet vergeten, dat Hij het algemene gericht

heeft uitgesteld, omdat Hij het werk van Zijn

bijzondere verkiezing wil voleindigen.

En dan komt tot ons, broeders en zusters, de roeping

om in die verdere toebereiding van de kerk medearbeiders

van God te zijn.

Er komt nu geen oorlog voorlopig, maar de strijd

in het Koninkrijk van God gaat voort.

Laat ons dan deze strijd strijden met een toebereid

hart om door Gods werk onder ons al meer toebereid

te worden tot Zijn gewillig volk.

Dan bent u vol van dank voor Gods uitreddende

verlossing in de nood van de tijd, maar dan

blijft toch uw ganse leven gespannen naar de grote

toekomst van Jezus Christus, naar de volmaking van de

gemeente, naar de komst van Gods Koninkrijk.

En dan mag u volharden tot het einde en blijmoedig

de tijd van het algemene gericht tegen te

gaan in het vast en rustig vertrouwen, dat God Zijn

werk met Zijn volk voleindigen zal.

 

Amen.