Referaat door ds. J.W.Tunderman

gehouden te Sliedrecht

op 4 november 1937


HET VASTERE WOORD

Klachten over de achteruitgang van het Geref. leven.


Dr.Bouma: Calv WB. Geestelijk weerloos. vader: wat is een verbondskind? Christus alleen voor uitverkorenen gestorven wekte verbazing. Toenemende onwetendheid ten aanzien van de eenvoudigste en fundamenteelste zaken van ons geloof.

Prof Grosheide NHKB spreken over het leven in Christus bij velen totaal uitgebannen uit het gesprek. Niet slechts bij afzwervende gemeenteleden, ook bij hen die voorlichting moeten geven. Karl Barth Prof Haitjema, hoogkerkelijk Protestantisme NSB weatherhead andere slap-christelijke boeken, soms boeken die onze vaderen zonder aarzelen Pelagiaans zouden hebben genoemd. Buchmannbeweging en Möttlingenbeweging Kritiek gelaakt.

Ontzien van personen en daarom onschriftuurlijke beginselen vergoelijkt. Voorbeeld: W.Laatsman Waarheid of leugen bleek achteraf enkel leugen te bevatten. Maar eerst goed ontvangen en gunstig beoordeeld. Het NT op de tafel van Hitler deed wonderen.

Rudolf van Reest Geref Mannenblad Nov 1937 Tekenend voor de mentaliteit in onze kringen is dat dit alles geslikt wordt in verband waarmee de schrijver het gebracht heeft: de heidense levensbeschouwing van het Duitse Nationaal-Socialisme. Immers, niet waar, een man die zo kinderlijk teer en vroom is, kan toch onmogelijk een vervolger van de kerk zijn. De predikanten die op dit ogenblik opgesloten zitten, moeten toch wel iets meer op hun kerfstok hebben, dan dat zij getrouw aan hun Zender. En de heer Laatsman krijgt een gunstige pers. Dat is bedroevend. Bedroevend omdat het een symptoom is van de geestesgesteldheid in onze kringen. Men weet de geesten niet meer te beproeven. Men onderkent in hetgeen zich afspeelt in het wereldleven niet meer de Geest uit de afgrond. Dat komt, omdat men geen beginselen ziet, maar mensen.

We hebben het een poos geleden beleefd, dat de schrijfster Mary Pos in de Standaard schreef over een bezoek aan Mussolini, dat ongeveer op hetzelfde neerkwam. Ook deze mens had een NieuwTestamentje op zijn bureau liggen en was heel lief.

Anderen gegriefd als iemand van Plato durft zeggen dat hij een dwalende heiden was en dat we de waarheid van het Woord van God niet met zijn dwalingen mogen vermengen. Wordt er terecht van humanisme gesproken, dan zien we eveneens zeer gegriefde gezichten. Huizinga te hulp geroepen: teken van cultuurverval. Padvinderij met haar onchristelijke Tien Geboden en haar door en door Pelagiaanse beschouwingen in bescherming gekomen.

Onze mensen dikwijls weerloos tegenover sectarisme: Sabbatisme, Adventisme, Zoeklichtbeweging enz. Kerk gaan bij Ethische predikanten in de Herv.Kerk. Al meer die zeggen: ik moet van dat principieelGereformeerde niets hebben. Zij die ernstig waarschuwen tegen de gevaarlijke beginselen voorgesteld als mannen van de Nachtschool. Wie opwekt om de Belijdenis en de beginselen te onderzoeken heet een intellectualist. Ernstig werk op de J.V. onder de verdenking van zelfhandhaving.

Zo verwarring al jaren lang. Verwarring toegeschreven aan de polemiek. Alsof de professoren Vollenhoven, Dooyeweerd, Schilder en de heer Janse verwarring hebben gesticht. Niet: de polemiek oorzaak van de verwarring, maar de verwarring oorzaak van de polemiek. Verwarring juist duidelijk door de strijd tegen de polemiek. Velen willen niet meer scherpe beginselen, geesten beproeven, oordelen naar het Woord. Anderen verdedigen de woorden en uitdrukkingen van Kuyper terwijl ze niet zien dat de geest van Kuyper verloochend wordt.

Valse vredesstemming, vrede met allerlei wind van leer, vrede met allerlei soorten van geesten, maar geen vrede met hen die de geesten willen beproeven, geen vrede met hen, die het werk van Kuyper willen bewaren en uitbouwen, ook al menen ze dat een bepaalde uitdrukking of beschouwing van Kuyper met zijn grondgedachten in strijd was, zodat we moeten trachten die door een meer schriftuurlijke te vervangen.

Zij die uit de geest van Kuyper leven worden voorgesteld als verloochenaars van Kuyper. Zij die de strijd van Kuyper willen voortzetten en opnieuw aanvangen, worden in de pers openlijk aangewezen als brekers en niet als bouwers. Niet om te klagen, maar om te bidden tot de Heere. Ook niet om droef gestemd te worden, straks spreken: over de verblijdende gunst van God over ons. Klagen dus algemeen, maar uiteengaan ten aanzien van de vraag waarover geklaagd moet worden. Eveneens over de oorzaken en over de weg waarin verandering moet worden gezocht.

De een: we zijn vooruitwendigd, te veel beginselmensen. De ander: wij zijn van het Woord afgeweken, wij hebben de HEERE verlaten. Zo ook ten aanzien van de weg waarin verandering moet worden gezocht: de een: we moeten tot onszelf inkeren, concentratie in onze persoonlijkheid. De ander: komt en laat ons wederkeren tot de HEERE, want Hij heeft verscheurd en Hij zal ons genezen, Hij heeft verscheurd en Hij zal ons verbinden. Niet dat we uiteengaan in twee partijen waarvan de een het zoekt in zelfinkeer en de ander in wederkeer tot den HEERE.

Het gaat niet over personen, meer over drijvende krachten. Er zijn personen die van tweeën worden gedrongen. Dit zelfs misschien bij de meesten. Onbeslistheid. Maar die drijvende krachten wel vierkant tegenover elkander. Moeten we het dan zo vierkant tegenover elkaar stellen? Ja, wij moeten weten hoe ziek we zijn. Geen zachte heelmeesters tegenover onszelf.

In deze situatie wil ik u wijzen op het vastere moord. 2 Petr. 1:19: en wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de morgenster opgaat in uw harten. Petrus op de berg der verheerlijking: wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit Aansluiting aan de OT profetie: en wij hebben het profetische woord.

Vaster (namelijk vaster dan het getuigenis van Petrus) te vaster (n.l. te vaster nu de OT profetie door het apostolisch getuigenis bevestigd wordt) In elk geval: het Woord is vaster dan alles wat enige vastheid op aarde heeft. Het is een licht schijnend in een duistere plaats. De gemeenten waaraan Petrus deze brief richtte leefden niet in het volle licht van het Woord van God. Een duistere plaats eig.: een dorre plaats d.w.z.: een weg die met struiken en takken is overgroeid, verwaarloosd en verwilderd, telkens struikelen over boomtakken en wortelknoesten. De gelovigen hebben de lamp van het Woord niet omhoog gehouden, wel bij het Woord geleefd, maar twijfelachtige verlichting voor hun voeten, daarom bleven ze zich stoten. Daarom zegt Petrus: heft de lamp omhoog, dan wordt het een licht schijnend over de weg.

Zo moeten de gelovigen wandelen bij het licht van het Woord. Laten we de lamp zakken, dan wordt het donker om ons heen, struikelen we over een tak of raken we verward in een struik. Omhoog weer de lamp, gebruik het Woord van God, hef het op en het zal licht worden om u heen. Zo ook in de situatie waarin wij leven. Omhoog moet de lamp van het Woord, dan zien we waarover we struikelen, dan zal de verwarring ophouden. Dat mogen onze kerken geloven: als we de lamp opheffen, dan zal de onderlinge verwarring straks ontward worden.

Dat mogen wij voor onszelf geloven, zelfs zou de verwarring in onze kerken blijven of nog toenemen dan zien we tussen de takken en struiken duidelijk hoe de weg loopt. Dan zijn we wel bedroefd om de verwarring om ons heen, maar dan worden wij al meer verlicht door het Woord en de Geest, dan houdt de verwarring op en dan weten wij hoe we moeten lopen, dan kunnen wij de weg aan anderen wijzen, door altijd maar te wijzen op die lamp van het Woord die weer omhoog moet. Ik laat nu dat beeld varen.

Het vastere Woord, vaster dan allerlei waarop wij ons vertrouwen stellen. Dat moet voorop: het Woord is vast. Het schijnt onnodig dat in Geref.kring te zeggen. Altijd voor het Woord geijverd, 1926 de autoriteit van het Woord gehandhaafd, velen ons verlaten omdat wij alle kritiek op het Woord hebben afgewezen. En toch dreigt de vastheid van het Woord vergeten te worden.

Velen: tegenstelling.tussen OT en NT. Strijd in de 19e eeuw, eerst de Afgescheidenen, later Kuyper in zijn strijd tegen de Ethischen, Irenischen, ten slotte tegen degenen die zijn beste vrienden waren, maar die zich toen het er op aan kwam zich toch keerden tegen de reformatie der kerk. OT eigenlijk maar de wet in stenen tafelen. NT het Evangelie, het eigenlijke Woord van God.

Onze vaderen zagen terecht, dat de Schriftkritiek in deze gedachte reeds in beweging gekomen is. Afgewezen. Nu weer bij ons, aansluiting bij de Ethischen in de Herv.Kerk. Niet klaar uitgesproken, maar 't komt om de hoek gluren. Sommigen spraken van het Verbond van God.

Tegenargumenten: u spreekt Oud-Testamentisch. In het OT komt het woord Verbond bijna niet voor. Onjuist: brief aan de Hebreeën, bovendien testament en verbond hetzelfde. Vervolgens: wat in het OT is geopenbaard wordt in het Nieuwe Testament niet opnieuw geopenbaard. Spreken van het verbond niet Oud-Testamentisch, maar schriftuurlijk. Dat dus voorop: al de Schrift is van God ingegeven, daarom moet heel de Schrift gezien worden als Woord van God, niet als een uitdrukking van het Woord van God in het verleden, niet als een oorkonde van het Woord van God aan Israël, maar heel de Schrift is vandaag nog van God ingegeven en daarom vandaag nog nuttig tot lering, tot weerlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is. De Apostelen houden niet op om er sterke nadruk op te leggen, dat ze de gemeenten willen binden aan het OT.

Laten wij dan oppassen dat we de Schrift niet breken en haar uiteenrukken in een kern en een omtrek, hoofdzaak en bijzaken. Zodra onder ons gehoord wordt de gedachte dat het verbond maar OT zou zijn hebben we de Schrift al gebroken. En is de Schrift eenmaal gebroken dan is er geen houden aan. Natuurlijk betekent dit niet een uitwissen van het onderscheid tussen OT en NT. Ceremoniële wet. Van het afdoen der ceremoniële wet Art. 25 NG: dat alle schaduwen een einde genomen hebben. OT-NT niet: wet-evangelie, maar: belofte-vervulling.

In de tweede plaats: Objectivisme of voorwerpelijkheid. niet wetenschappelijk. neem het als aanduiding van bekende zaken weinig voorkomend objectivisme: ik behoor tot het verbond, dus is het met mij vanzelf in orde. Dit kind is gedoopt, dus is het wedergeboren. Dit een leven bij een redenering meer voorkomend: leven bij theologische begrippen voorbeelden: Onze belijdenis zegt, dat God onveranderlijk is. Dit: onveranderlijk in Zichzelf, onveranderlijk in Zijn trouw. God doet, wat Hij zegt. Dit niet: God starre onbewegelijkheid. God verandert Zich telkens tegenover ons. Hij wordt in gunst bewogen. Hij kan in toorn ontsteken. Toen ontstak de toorn des HEEREN. Dit strijdt niet met elkander, wanneer wij bij de Schriften leven, dan verstaan we dit. Wanneer we echter leven bij een begrip onveranderlijkheid, dan wordt ons dit een raadsel. Dan zeggen we: dit is mensvormig uitgedrukt. Anthropomorphisme. Dan toch heel dicht in de buurt van de moderne dwaling: toorn van God een denkvorm van de mens. Objectivisme leeft bij redeneringen of begrippen. Objectivisme leeft bv bij een verbondsleer of een verbondsbeschouwing. Objectivisme zegt bv: wij moeten onze kinderen beschouwen als wedergeboren Het draait alles om onze beschouwing.

In de derde plaats: subjectivisme of onderwerpelijkheid: ook deze term niet wetenschappelijk bedoeld. Weer: aanduiding van bekende zaken. subjectivisme leeft niet bij een beschouwing, maar bij een beleving zoekt het in het overbewuste. Zelfbewustzijn basis der zekerheid. Descartes: ik denk dus ben ik. Twijfel aan alles, behalve aan het zelfbewustzijn. Dit steunen op het zelfbewustzijn reeds vroeger in de kerk gevonden. Na Descartes versterkt in de Geref.Kerk. Met Descartes gaat men dan uit van de tegenstelling ik-buitenwereld. Een deel van het ik tot de buitenwereld gerekend bv het lichaam. Eigenlijk dus: zelfbewustzijn tegenover alles wat buiten mij is. Zondige (Nl dwaze zelfoverschatting. Zelfbewustzijn te vergelijken met een cirkel, alles wat buiten die cirkel ligt is niet van mij, is voor mij maar uitwendig. Wat er nu buiten die cirkel plaats heeft, gaat buiten mij om en heeft voor mij geen betekenis tenzij het nu ook binnen die cirkel herhaald wordt. De geboorte van Christus in Bethlehem een zaak van geen betekenis voor mij, vraag daarom: is Hij ook al in uw hart geboren? Woord van God ook een zaak van de buitenwereld. Wanneer de beloften van Christus aan de gemeente worden verkondigd, wordt soms gevraagd: hebt u daar deel aan? Dit een subjectivistische vraag. In deze gedachtenwereld gaat men ervan uit, dat de Schrift behoort tot de buitenwereld, tot de andere wereld, tot het objectieve. Dit onschriftuurlijk. Wel juist dat de Schrift buiten mijn bewustzijn bestaat, maar onwaar dat het Woord van God een uitwendige zaak van de buitenwereld, is, dat aan mij niets doet, tenzij het nu in mijn bewustzijn nog eens herhaald moet worden. Het Woord van God nooit uitwendig, doet altijd wat aan mij, vertedering of verharding. Zo zegt de Schrift zelf het.

Ons bewustzijn is zeer beperkt: kinderjaren, tijden van slaap, in wakende uren niet altijd scherp. Daarom leeft het subjectivisme altijd van bepaalde ogenblikken van felle beleving, jaagt naar bewogenheid, wil in de prediking geroerd worden, bewogen niet tot geloof, maar bewogen tot een traan. Een traan wordt dan in de herinnering bewaard, toen gebeurde er wat binnen de cirkel van het zelfbewustzijn. Voor echte subjectivisten een grond om op te steunen. Van deze mensen geldt even goed als van hen die bij een redenering of een beschouwing leven: wee de gerusten in Sion. Andere minder consequente subjectivisten maken er geen vaste grond van, maar laten de vastheid van hun vertrouwen wel afhangen van de mate van beleving. Daarom jaagt de subjectivist altijd naar het over-bewuste, naar het hevige, het geëxalteerde. Daarom een subjectivist altijd in onzekerheid.: heb ik mij niet vergist? was het wel echt bij mij? is het wel genoeg? Daarom altijd verlangen naar nieuwe ogenblikken leven tussen heerlijke ogenblikjes en donkere tijden voor de ziel. Twijfel hier natuurlijk geen zonde. Twijfel de meest passende levenshouding. Subjectivisme ook bij hen die spreken van de getrooste vertwijfeling. Heel sterk bij Thomas a Kempis: wij moeten komen tot de volkomen zelfopoffering, alles opgeven, familie, huwelijk, gezin, vriendschap, gezelligheid, omgang, gesprek. De HEERE geeft ons leven en overvloed. Alleen omgang met Jezus zoeken. Dit slechts ogenblikken, vandaar vertwijfeling. Maar het is een getrooste vertwijfeling, deze vertwijfeling is onze troost, het is een zalig-ongetroostzijn. Thomas: wij mogen van de omgang met Jezus niet te veel genieten, liever ongetroost in tranen onze dagen doorbrengen. Wasdom van het geestelijk leven bestaat niet in het smaken van vertroosting, maar veeleer in het ontberen van alle vertroosting.

Ongetroost voor Jezus staan is de weg om zalig te worden. Cat. wat is uw enige troost? Hier: mijn enige troost is dat ik ongetroost ben. De subjectiviteit leeft dan van de bewuste momenten. Is het dor in zijn ziel dan is hij alles kwijt, dan staat het Woord van God weer helemaal buiten de cirkel van het zelfbewustzijn, dan kunnen de ogenblikken van vroeger ook geen troost geven. Paulus: als ik zwak ben, dan ben ik machtig, omdat Paulus weet: als ik zwak ben, dan staat de genade toch vast. Deze mensen: als ik zwak ben, dan ben ik zwak. Zo dus grote overeenstemming tussen objectivisme en subjectivisme, voorwerpelijkheid en onderwerpelijkheid. Subjectivisten en objectivisten staan dikwijls zeer vijandig tegenover elkaar, ze denken dat ze uitersten zijn, maar zijn het niet. Beide zoeken de vastheid binnen de cirkel: de objectivist zoekt het in zijn beschouwingen en redeneringen en de subjectivist in zijn belevingen en bewustzijnsbewegingen.

De objectivist slaat zijn handen in elkaar als je aan zijn begrippen durft te komen. Hij zegt: waar blijven we nu met het begrip van de onveranderlijkheid van God als God werkelijk toornig op Zijn volk zou kunnen worden? Waar gaan we heen? En de subjectivist voelt alles onder de voeten wegzinken als iemand de echtheid van zijn belevingen betwijfelt of als hij zelf er het klare bewustzijn van verliest. Wij zullen altijd zwak staan in ons verweer tegen het subjectivisme en het objectivisme als we menen dat het uitersten zijn, dat ze elkaars antipoden zijn. Het zijn geen antipoden, ze staan niet tegenover elkander, maar ze staan samen tegen het echte vertrouwen op de waarheid, die God heeft geopenbaard. Ze komen dan ook telkens bij een en dezelfde mens voor.

Hiermee zijn we gekomen aan een vierde punt van verwarring: het zoeken van de gulden middenweg. Telkens de middenweg geprezen. Waarschuwingen tegen eenzijdigheden. Dat brengt ons in een nieuwe wereld van verwarring. De mens van de middenweg wil balanceren tussen twee zaken, die hij als eenzijdigheden moet zien, zodra ze uit die balans worden losgemaakt. Van dat balanceren tussen twee eenzijdigheden bij de profeten en apostelen niets te merken. Ook onze vaderen wisten daar niets van, toen ze hun belijdenissen opstelden en de formulieren. Iemand die in de gevangenis zit voor zijn geloof zit daar niet als de man die de gulden middenweg wil bewandelen. Onze vaderen waren radicaal. Ze beleden niet dat ze tussen twee eenzijdigheden balanceerden, maar ze beleden tot op de pijnbanken toe, dat ze in de waarheid stonden. De gulden middenweg is de uitvinding van een verslapt geslacht, dat scherpe beslistheden vreest, het vraagt geen heldenmoed. natuurlijk leidt dit balanceren telkens tot moeiten. Wie tussen twee eenzijdigheden het midden wil houden, durft geen stap meer te doen en zodra hij een stap gedaan heeft moet hij tot zijn schrik ontdekken dat hij al eenzijdig werd. Het leidt dus altijd tot een haastig terugtrekken van de voet. Niet drie wegen: een eenzijdigheid links en een eenzijdigheid rechts en dan daartussen de middenweg. Maar: twee wegen: waarheid en leugen en die weg der waarheid kunnen we nooit te ver opgaan, wij kunnen bv nooit het te veel zoeken bij Christus, nooit te veel vertrouwen op de waarheid.

Dit balanceren tussen twee eenzijdigheden reeds in vroeger eeuwen in de kerk. Voetius bracht de scholastische leer, maar erkende tegenover de aanklachten van zijn subjectivistische tegenstanders dat het op zo'n manier een koude leer werd. Daarom wilde hij de ene eenzijdigheid met een ander aanvullen: aan die koude leer bond hij de warme mystiek. Dit bron van talloze conflicten. Aan twee kanten stond de deur van de kerk open: niet voor eenzijdigheden, maar voor dwalingen.

Johannes zegt: gij weet de waarheid. De Schrift waarschuwt ons op geen enkele bladzijde tegen eenzijdigheden, wel horen we telkens de ernstigste waarschuwingen tegen de dwalingen. De Schrift houdt ons niet drie wegen voor, maar twee wegen. Zij die willen wandelen op een middenweg tussen twee eenzijdigheden zullen niet alleen voor zichzelf in voortdurende moeiten verkeren, maar missen ook de gelegenheid om de waarheid te verstaan. Iemand die het punt van de balans zoekt tussen subjectivisme en objectivisme, zal alles wat hij ontmoet òf onder de subjectivistische òf onder de objectivistische eenzijdigheid een plaats moeten geven.

Voorbeeld.: huidige polemiek over het verbond. Zij die belijden dat ze al hun vastheid vinden in het verbond van Gods genade worden overal als objectivisten aangewezen. Dat wil dus zeggen, dat deze mensen zouden willen steunen op een verbondsbeschouwing. Ze zouden bv volgens deze gedachtengang alle gedoopten willen beschouwen als uitverkorenen of alle avondmaalgangers willen beschouwen als gelovigen. Deze leer is inderdaad wel eens in onze kerk verkondigd. Als deze leer nu werd vernieuwd dan zou inderdaad gewaarschuwd moeten worden, alleen: niet tegen een eenzijdigheid, maar tegen een dwaling, tegen een ketterij. Deze mensen zouden dan door de kerkelijke tucht moeten worden vermaand.

Niet verwonderen dat sommigen van objectivisme spreken, want ze leven bij een denkschema, waarbij ze beurtelings tegen het objectivisme en tegen het subjectivisme moeten oppassen. Is er nu sprake van objectivisme bij hen die van verbondseenzijdigheid beschuldigd worden? Objectivisme is leven bij een redenering of een beschouwing. Hebben deze menschen dan soms een nieuwe verbondsbeschouwing die ze nu onze kerken willen opdringen? Wanneer we de kerkelijke pers lezen zouden we 't heusch gaan denken. Maar nu is dit beslist onjuist. Overal horen we van subjectivisme en objectivisme. De een heeft het altijd over belevingen en ontroeringen, de ander over zijn beschouwingen, de een leeft bij wat er omging in zijn zelfbewustzijn, de ander bij begrippen die hij in zijn rede heeft gevat. En nu willen wij spreken - precies als onze vaderen over den HEERE en Zijn werk, wij willen de grote werken van God in de redding van Zijn volk roemen. Gods grote werken roemen - dat wensen wij overal, ook laat ik zeggen tegen alle persoonlijkheidsidealen bij het onderwijs, ook tegen alle mensenroem in de wetenschap, de techniek, de geschiedenis, het ganse culturele leven.

Onze tijd verdrinkt zich in den mens. Het humanum - het menselijke - is de moderne afgod. Wij hebben bezwaren tegen de geest der eeuw en die geest der eeuw zien we overal om ons heen, we vinden die geest der eeuw ook dikwijls in ons eigen hart, zodat het een zware bekeringsstrijd is. Maar de HEERE wil op het gebed Zijn volk verlossen, verlossen uit die afgodische cirkel van het humanum, ons Zijn grote werken doen zien en in Zijn grote werken doen roemen. Juist, zal iemand zeggen, u wilt altijd spreken over God en over Christus over Zijn werk en Zijn genade, u bent objectivistisch.

Maar wie dit zegt toont slechts dat hijzelf niet verder komen kan dan zijn eigen subjectivistische cirkeltje, toont dat hijzelf leeft bij die tegenstelling tussen ik en buitenwereld, zelfbewustzijn en alle wat daarbuiten is en hij geeft God en Christus een plaatsje in die wereld buiten het ik, die op zichzelf van geen betekenis voor het ik heeft. Is dat de leer van de Heilige Schrift? In dit geschil staat het dus niet zo, dat er aan de ene kant mensen zijn die een bepaalde verbondsbeschouwing leren en aan de andere kant mensen die deze verbondsbeschouwing afwijzen, nee, het is zo: aan de ene kant mensen die altijd willen spreken over de grote werken Gods in de redding van de kerk, maar ook bv in de natuur, in de wereldorde, in het maatschappelijk bestel, in de getallenwereld of wat ge maar opnoemt en aan de andere kant staan objectivisten die de grote werken Gods willen versmallen tot wat ze zelf in hun beschouwingen en begrippen in een zekere overzichtelijkheid hebben gerangschikt en subjectivisten die ze willen versmallen tot wat ze zelf in hun bewustzijn hebben beleefd. Het is bij objectivisme en subjectivisme beide het humanum dat zijn alles opeisende rechten kenbaar wil maken.

Daartegenover moeten wij, zoals de Schrift ons geleerd heeft, getuigen van de grootheid van onze God en als wij dan buigen voor Zijn hoge majesteit in bevende blijdschap, dan belijden wij dat al ons subjectivisme en objectivisme zonden zijn, geen eenzijdigheden, maar zonden. Dan houden we er geen beschouwing op na, volgens welke bv alle gedoopten wel uitverkoren zullen zijn of ieder kind van het verbond wel zalig zal worden. Integendeel, dan horen we de woorden van Mozes en Jozua, de grote profeten en dienstknechten Gods, dan horen we God Zelf in Zijn Woord zeggen, dat Hij wel met Zijn zegen komt tot Zijn volk, maar ons ook bedreigt met Zijn zware vloek als wij de Heilige Geest tegenstaan zoals het bondsvolk Israël dat gedaan heeft in de woestijn en in de tijd van de profeten.

Er is niet de minste sprake van enige redenering op grond waarvan wij het zus of zo zouden beschouwen. Wij menen juist dat een zeer belangrijk stuk van het Woord van God onder ons vergeten wordt n.l. dat stuk dat ons verkondigt de vloek van het verbond. Dat is niet een objectivistisch begrip, noch een subjectivistische indruk, dat is volle werkelijkheid als wij de HEERE verlaten, dan zal Hij ons ook verlaten. En daarom, nu wij tekenen zien dat de HEERE ons verlaat, zeggen we niet: wij willen een andere verbondsbeschouwing brengen, maar we zouden alle leden van onze kerken wel willen toeroepen: komt en laat ons wederkeren tot de HEERE, want Hij heeft verscheurd en Hij zal ons genezen, Hij heeft geslagen en Hij zal ons verbinden.

Ten slotte wil ik nog even wijzen op het opdringend negativisme in onze kring bij hen die willen wandelen op de gulden middenweg. Wie dat wil, moet telkens haastig zijn voet terug trekken Nu dat kunnen we telkens om ons heen zien. De beslistheid van onze vaderen wordt al minder gevonden, velen blijven maar bij een wikken en wegen, anderen willen dat de mannen van de wetenschap die zaak maar eens moeten uitzoeken en beslissen. N.B. let op deze overschatting van de wetenschap, deze mensen spreken alsof de kerk het profeteren van de wetenschap zou moeten leren, alsof de wetenschap zou moeten uitmaken wat waarheid is. In elk geval ontmoeten we telkens het negativisme. We kunnen bv elk ogenblik horen wat de doop niet betekent. U denkt misschien uw doop te verstaan, maar pas op hoort ge dan, trek uw voet toch gauw terug, want zo wordt ge eenzijdig. Het is uitnemend dat we het negativisme bij de Chr.Gereformeerden zo goed opmerken. In de leidende kringen van de Chr.Geref.Kerk wordt ook zo herhaaldelijk gezegd dat we niet moeten denken van de waarheden van de Schrift.

Men zegt daar dat men beslist niet te doen wil hebben met de veronderstelde wedergeboorte van de Neo-Calvinisten, alsof die in onze kerken officieel geleerd werd. De heer I. Stap, kroniekschrijver in het Geref Mannenblad vertelt nu het volgende: Maar als de Geref. kerken het niet bij het rechte eind hebben, wat is dan wel de positieve inhoud van het Verbond. Zie, met die vraag richtte zich Ds.Meijnhout van Amsterdam tot Prof. de Bruin van de Theol.School te Apeldoorn, naar aanleiding van diens boekje over het Doopsformulier. Hij klaagde er over - en we kunnen dit bijna woord voor woord. toepassen -op onze Geref.Kerken en op de huidige polemiek dat er onder hen zoveel vaagheid en onbelijndheid heerst in dezen. Wat het niet is en waartoe het niet brengen mag, - aldus ds.M - dat is langzamerhand wel bekend genoeg.

Maar nu de vraag wat het wel is. Ds.M. had daartoe vragen gesteld in het Kerkblad van Amsterdam. Wat is de betekenis van de woorden: Ik ben uw God en de God van uw zaad. Wanneer wij deze en de gelijke teksten en confessionele en liturgische uitdrukkingen in ons spraakgebruik veranderen in Ik wil uw God zijn en de God van uw zaad, geven wij dan geen voedsel aan de beschuldiging van andere zijde, dat wij het Genadeverbond te relatief (betrekkelijk) stellen? Laten we ons bij de beantwoording van die vraag toch niet leiden door de vrees, dat wij dan misschien dichter zouden naderen tot het standpunt van de neo-Gereformeerden. Wat was het antwoord van Prof. de Bruin? Bedenk toch wel, broeder, dat er tweeërlei kinderen van het Verbond zijn. Daar waren ook kinderen van Abraham die de Moloch offerden. Daar zijn kinderen van het Koninkrijk die zullen buitengeworpen worden. Daar zijn ranken die afgesneden en in het vuur geworpen worden. Pas toch op en kom niet terecht bij de Neo-Gereformeerde Doopsleer. De heer Stap voegt er dan aan toe: Zal Ds.Meijnhout bevredigd zijn door dit antwoord? Wij vrezen van niet. Met waarheden als koeien komen we niet verder. Ik behoef daar weinig aan toe te voegen.

Het lijkt me toe, dat de situatie in de Geref.Kerk niet zo heel veel verschilt van dit polemiekje tussen Ds Meijnhout en prof.de Bruin. Als het zo doorgaat onder ons, dan zullen straks onze vaders en moeders niet meer aan hun kinderen kunnen vertellen wat hun doop betekent. Als hun kinderen dan vragen: maar wat betekent het dan dat ik gedoopt ben? dan zullen ze moeten antwoorden: Ja, kind, dat is zo'n ingewikkelde zaak, daar zijn de geleerden het nog niet over eens. Dat kan vader je niet vertellen. Het vorig geslacht, de vaders van de Afscheiding en de Doleantie hebben daar zo'n moeite niet mee. Die lazen hun kinderen Zondag 26 en 27 van de Cat voor. En dan zeiden ze: kijk, daar staat het: de kinderen zijn zowel als de volwassenen in het Verbond van God en zijn gemeente begrepen.

En dan sloegen ze het Doopsformulier op en ze legden hun vinger bij de eerste doopvraag: of u niet bekent, dat zij in Christus geheiligd zijn en daarmee als lidmaten van zijn gemeente behoren gedoopt te wezen? Er zou nog veel meer te zeggen zijn, maar ik moet eindigen. Ik hoop dat ge het ziet: wij zijn traag geworden en lieten de lamp van het Woord zakken. Toen konden we de weg niet meer zien en vielen we over boomstronken en takken die in grote verwarring zich over onze weg gestrengeld hadden. We raakten toen verstrikt in objectivisme en subjectivisme, we probeerden het evenwicht te vinden, we wilden niet eenzijdig worden. Het gevolg is een al groter wordende verwarring zo dat we de eenvoudigste zaken niet meer aan onze kinderen kunnen duidelijk maken. Voor menigeen onder ons is het een wankelen op allerlei losse gronden. Daartegenover heb ik u gewezen op het vastere Woord. Hef de lamp van het Woord des HEEREN omhoog en dan zal ook in de verwarring van het jaar 1937 de dag aanlichten en de morgenster opgaan in uw harten.