Preek door ds. J.W.Tunderman

over 1 Petrus 4:7

7 En het einde van alle dingen is nabij; wees daarom bezonnen en nuchter in de gebeden. (Herziene Statenvertaling, 2010)

Vrouwenpolder/Gapinge

31-12-'36

Ps.102: 14

Schriftlezing
Openbaring 8: 1-13

1 En toen het Lam het zevende zegel geopend had, kwam er een stilte in de hemel van ongeveer een half uur.
2 En ik zag de zeven engelen die vóór God stonden en aan hen werden zeven bazuinen gegeven.
3 En er kwam een andere engel, die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan. Aan hem werd veel reukwerk gegeven, opdat hij dat samen met de gebeden van alle heiligen op het gouden altaar vóór de troon zou leggen.
4 En de rook van het reukwerk steeg, met de gebeden van de heiligen, uit de hand van de engel op tot vóór God.
5 En de engel nam het wierookvat en vulde dat met het vuur van het altaar en wierp het op de aarde, en er kwamen stemmen, donderslagen, bliksemstralen en een aardbeving.
6 En de zeven engelen die de zeven bazuinen hadden, gingen zich gereedmaken om op de bazuin te blazen.
7 En de eerste engel blies op de bazuin, en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en dat werd op de aarde geworpen. En het derdedeel van de bomen verbrandde, en al het groene gras verbrandde.
8 En de tweede engel blies op de bazuin, en er werd iets als een grote berg, die van vuur brandde, in de zee geworpen. En het derde deel van de zee werd bloed.
9 En het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf. En het derde deel van de schepen verging.
10 En toen de derde engel op de bazuin blies, viel er een grote ster uit de hemel, die brandde als een fakkel. Hij viel op het derde deel van de rivieren en op de waterbronnen.
11 En de naam van de ster was+ Alsem. En het derde deel van de wateren veranderde in alsem. En veel mensen stierven van dat water, omdat het bitter was geworden.
12 De vierde engel blies op de bazuin, en het derde deel van de zon werd getroffen, en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde deel daarvan verduisterd werd, en zodat de dag voor een derde deel niet licht werd, en de nacht evenmin.
13 En ik zag en hoorde één engel, die hoog aan de hemel vloog en met een luide stem riep: Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen, vanwege de overige bazuinstoten van de drie engelen die nog op de bazuin zullen blazen. (Herziene Statenvertaling, 2010)


90: 4
119 : 45 en 46
Gez. 9 : 4
68 : 2

Tekst 1 Petrus 4:7

7 En het einde van alle dingen is nabij; wees daarom bezonnen en nuchter in de gebeden. (Herziene Statenvertaling 2010)

OUDEJAARSAVOND 1 9 3 6

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De Oudejaarsavond vraagt om een vast punt. We staan nu aan het einde van het jaar. Het is een zwaarbeladen jaar geweest. Het was een jaar, dat geteld zal worden in de boeken der geschiedenis. Er zijn maanden vol spanning voorbijgegaan.

Maar het is nu toch voorbij. Het wordt vanavond weggeblazen met al zijn gewicht, het wordt weggedragen door de voortjagende stroom van de tijd. Het houdt niet op: morgen en avond, Nieuwe Jaar en Oude Jaar, geboren worden en sterven, komen en heengaan.

De mensen vragen nu: waar is het vaste punt in al die verandering? Wat blijft er nu overeind in al dat vergaan? Zelfs het vrolijkste radio-programma wordt vanavond toch even onderbroken om die vraag door te laten. Even moet er tijd zijn - voor vijf minuten ernst. Even moet er gezongen worden van

Niets bestendigs hier benéen.

Maar dan gaat het weer verder en wordt het Nieuwe Jaar gevierd. Want dit is dan voor velen het vaste punt: we gaan weer verder, want we hebben de tijd. Morgen komt er weer een dag, een jaar, een eeuw, een toekomst. En zo gaat het door: morgen en avond, Nieuwjaar en Oudjaar. Het leven gaat door, de wereld blijft. Dat is de troost van de troostelozen: de wereld blijft een eindeloze jarenreeks.

Ach, dat is nu het vaste punt, dat ze gevonden menen te hebben: wij hebben de tijd, roepen ze, en de tijd houdt niet op. Maar ze zien niet, dat de tijd hen heeft. Hier in de kerk vragen wij ook naar dat vaste punt. Wij zoeken rust voor ons bewogen hart.

Daarin hebben wij de vastheid niet, dat de wereld doorgaat en volgend jaar weer, al maar verder in een eindeloze reeks van jaren en eeuwen. Wij vragen hier: waar is nu onze vastheid in de tijd? Waar vinden wij toch onze rust? Waar is een plaats van behoud?

Gods Woord gaat nu over de wereld heen en over ons, mensen van de tijd. Het rad zal niet eindeloos voort gewenteld worden, dag na dag en eeuw na eeuw. De stroom zal niet altijd blijven jagen. Want het einde aller dingen is nabij.

Daar hebben wij het vaste punt in de tijd, het vaste punt ook voor deze avond. Wij worden niet weggeslingerd in een nimmer eindigende jarenreeks, zoals een pijl wordt afgeschoten in een eindeloze ruimte. Het rad zal worden stilgezet en het jagen zal ophouden. Wij hebben wel de tijd niet, de tijd heeft ons, maar ook die allesbeheersende, alles voortjagende en alles verterende tijd is zelf onderworpen aan Hem aan Wie alle macht gegeven is in hemel en op aarde.

Het einde van alle dingen is nabij. Zo spreekt het Woord van God ons van een vast punt midden in de onvastheid. Maar als we zo dan van de vastheid weten, dan mogen we niet leven alsof er geen einde komt aan de tijd, dan mogen we niet leven in een roes: weest dan nuchter en waakt in de gebeden.

Wij willen nu deze avond niet luisteren naar de klokken der vergankelijkheid, wij willen ons niet bezondigen aan ongelovig heimwee-hebben naar alles wat voorbijging, maar we willen vol geloof luisteren naar het Woord van onze God.

Dat Woord spreekt ons deze avond van het eind van alle dingen en het gebed van de gemeente

en we horen van

1.de betekenis van het wereldeind voor ons gebed en
2.de betekenis van ons gebed voor het wereldeinde.

1. Er is nu weer een jaar voorbij. Een jaar van arbeid, van zoeken, van rusteloos drijven. We hebben ons verdriet daarin gehad en onze vreugde daarin beleefd. We hebben onze levenslasten gedragen en onze levenslusten genoten. We zijn allen daarin bezig geweest, we hebben ons werk gedaan of misschien verwaarloosd, maar we hebben toch allen ons leven geleefd.

De Prediker heeft ook dat woelende mensenleven gezien en hij heeft er zijn boek over geschreven. Hij heeft het gewogen in de weegschalen en heeft er zijn oordeel over gegeven. Ach, het is alles ijdelheid. Al die moeite en al dat zorgen, al dat worstelen en hopen, al dat rusteloos bewegen en jagen is als de omwentelingen van de zon. Ze rijst op en hijgt naar haar ondergang.

Maar morgen is het weer hetzelfde opkomen en hetzelfde ondergaan. Het is een rusteloze beweging en het houdt niet op, het is een moeite zonder eind, maar het blijft toch altijd hetzelfde. De zon heeft geen baat bij al haar omwentelingen.

Zo rusteloos is ook de wind. Hij loopt naar het Zuiden, keert om naar het Noorden, het is al maar een lopen van de ene windstreek naar de andere en het houdt niet op, het is elke dag weer wat anders en het blijft toch weer hetzelfde. De wind draait en draait zonder ophouden. En zo vloeien alle beken naar de zee, het is een stromen dat niet ophoudt, dag en nacht vloeien de rivieren naar de zee toe, het is een rusteloos bewegen, toch wordt de zee niet vol.

Zo is er onrust in het leven van de natuur, het is een al-maar-in-beweging-zijn, het al maar waaien van de winden en het al maar omwentelen van de zon en het al maar stromen van de beken. Al deze dingen worden zo moe, dat niemand het zou kunnen uitspreken. Het oog wordt niet verzadigd van het zien en het oor niet van het horen.

In al die bewegelijkheid staat daar de mens. Hij kan het niet overzien en verstaan. Duizend klanken en duizend beelden komen hem tegemoet. Het is te veel voor het oog en het is te veel voor het oor. Nooit kan de mens zeggen: ik heb het nu alles overzien of: ik heb nu alle klanken gehoord.

De bewegelijkheid is overstelpend. Het is als een stem van vele wateren. En omdat het te veel is voor het oog en te veel is voor het oor, is het nu ook te veel voor de taal. Woorden schieten hier te kort. De mens kan niet onder woorden brengen al die onrust en dat jagen, al dat geweld van de beweging. Het is overal een altijd maar doorgaan en toch nooit ergens komen. En het is te vol en te veel om het te omvatten. De mens staat zelf in die stroom en hij kan er niet bovenuit.

Het is een geweldig schouwspel van onrust en beweging. Het is telkens wat anders, maar het schouwspel blijft. De zon loopt en hijgt de ene dag na de andere, maar de zon zal nooit tot rust komen en de wind wordt nooit voor al zijn lopen beloond. Hij moet lopen, maar er is geen rust voor hem. En de zee wordt niet vol.

Dit is het enige wat blijft: de verandering en verwisseling, de onrust en de bewegelijkheid. Altijd wat anders en toch altijd hetzelfde. Zo is het nu ook met die mens zelf. Zo is het met zijn arbeid onder de zon. Zo is het met de moeiten en de zorgen, het streven en zoeken der mensen.

Het is al maar een jagen en dringen. Het is vandaag dezelfde bewegelijkheid die er gisteren was en morgen weer zijn zal. Maar nooit staat er een mens op die zeggen kan: ik ben er, ik heb mijn levensdoel bereikt, ik kan nu van de rust gaan genieten.

Er is niets nieuws onder de zon. Er is elke dag wel wat anders, maar het is toch hetzelfde. Het is die benauwende ijdelheid. En dat is het enige wat blijft: ijdelheid der ijdelheden, het is alles ijdelheid. Is er enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: zie, dat is nieuw? Het is allemaal al geweest in de eeuwen die voor ons geweest zijn.

U verstaat toch wel de taal van de Prediker? Het is niet de volle waarheid die hij zegt. Want wij mogen weten, dat er een rustpunt is en dat onze arbeid niet ijdel is in de Heere. Het wordt nu alles in de schuren bewaard en dan is er straks een overvloedige oogst in het Koninkrijk van God.

Ik weet niet of de Prediker dat ook gezien heeft, maar ik weet wel, dat hij daarover gezwegen heeft. Hij laat het leven zien, zoals het schijnt te zijn. Hij laat het zien zonder de verlossing. Hij laat ons alleen maar zien wat voor ogen is. Hij predikt ons het stuk van de ellende. Wat hij ons toont, dat is het ontluisterde en geschonden leven, een gehavende wereld en een ellendig mens.

Wat hij ons toont dat is het leven buiten de Christus. En daarin wil ook de Prediker ons de wet van de ellende prediken en een tuchtmeester tot Christus zijn. En daarom luidt ook zijn eindoordeel: ijdelheid der ijdelheden, het is alles ijdelheid. Daarom is het niet de volle waarheid, die ons in de twaalf eerste verzen van Prediker 1 gepredikt wordt. Maar het is toch de waarheid.

Er is een voortdurende strijd onder de mensen. De een heeft zijn zorgen in zijn gezin, moeiten van de arbeid en moeiten om rond te komen. En de ander heeft te kampen met ziekten en tegenslagen, met onoplosbare vragen en onontkoombare bezwaren, met scherpe conflicten en knagende pijn.

Er wordt gehoopt en gegrepen, gejaagd en geworsteld, geschreid en gebeden. Maar wat is de winst? Misschien eindigt u dit jaar en moet u het zeggen: wat ik gegrepen heb, kon ik niet bereiken, wat ik verlangde, heb ik niet gekregen. Er is niets nieuws onder de zon. Morgen jagen we weer verder. En nu hebt u uw kleine strijd gestreden, de strijd van één man, één vrouw, de moeiten en de pijnen van één hart en u mag blij zijn als u de moeite mocht delen met een ander hart.

Maar om ons heen brandt die felle strijd in het groot. Volk tegen volk, gedachte tegen gedachte, wereldbeschouwing tegen wereldbeschouwing. Dat is ook te veel om uit te spreken. Het oog wordt niet verzadigd van het zien en het oor niet van het horen. Er is een worsteling naar licht. Er is een gewoel zo groot dat het niet te zeggen is.

Toen we het nieuwe jaar ingingen, woedde er een zware oorlog van het ene volk tegen het andere. En nu we het jaar uitgaan, nu is er een andere oorlog: de ene burger tegen de andere. En we hoorden hoe om ons heen sterke legers werden georganiseerd en machtige vloten werden gebouwd voor het water en voor de lucht.

Ik zal het u niet verder opsommen. U weet er alles van. Het is alles om ons heen een zwaar geladen atmosfeer. Maar u weet ook: er is niets nieuws onder de zon. Boven al die moeite en die strijd staat toch dat woord van de Prediker geschreven: ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.

Er is geen mens die kan zeggen: ik ben er. Maar er is ook geen volk, dat zeggen kan: wij zijn er, wij hebben het gevonden. Het is elke dag wat anders: oorlogen en geruchten van oorlogen, revoluties en omkeringen, staatsgrepen en troonsafstand, zware rampen en ontstellende berichten. En het blijft toch alles hetzelfde.

Ik weet wel, dat onder dat alles veel zegen genoten is. Maar daar spreek ik nu niet over. Wij leven in een worstelende wereld, dagelijks verandert het toneel en toch is er niets nieuws onder de zon. Zo schijnt alles bij het oude te blijven en is de worsteling tevergeefs. Zo ziet de Prediker het mensenleven: wij schijnen niet verder te komen. Hij ziet het mensenleven van onderop. Hij predikt het stuk der ellende. En hij zegt: het is alles tevergeefs, alles ijdelheid en het zal alles wel ijdelheid blijven.

Maar Johannes op Patmos ziet het mensenleven van bovenaf. Hij ziet in dat alles de alles leidende God, Die de eeuwen draagt. En Die alles doet uitlopen, niet op de ijdelheid der ijdelheden, maar op Zijn heerlijk Koninkrijk. Hij ziet ook alles in beweging: de koningen en de volkeren, de kooplieden en de stuurlieden op de schepen.

Maar hij ziet alles uitlopen op de grote dag van Christus. Want Johannes ziet de aarde in beweging, maar hij ziet ook dat de hemel in beweging is. En de hemel stuurt de aarde door al die bewegingen heen naar het jongste gericht, naar het einde van alle dingen.

En dan ziet Johannes ook hoe vijandig de machthebbers van de aarde zich stellen tegen die krachten uit de hemel. Zo vijandig zijn ze dat ze de heiligen op aarde de oorlog verklaren om de hemel te treffen. En dan wil die beweging van de aarde die beweging uit de hemel overwinnen. Het rijk van de duisternis is alle dagen in onrust en beweging om te komen tot de overwinning. En om te komen tot de volkomen heerschappij.

En daarom is er ook in dat rijk van de duisternis geen stilstand, het is een al maar voortjagen en voortstrijden tegen de gemeente van de heiligen. Het is een machtige oorlog tegen de heiligen om de kerk op aarde uit te roeien en het Koninkrijk van God te verteren. Johannes ziet al dat woelen en werken van de koningen en volken. Maar hij ziet hoe tot troost van de gemeente de beweging uit de hemel niet ophoudt: hij hoort donderslagen en hij ziet bliksems uit de troon. En hij ziet hoe de engelen de zeven zegelen openen en hoe dan de werkingen van de hemel over de aarde gaan. Zo staan de Prediker en Johannes tegenover elkaar.

De Prediker zegt: er is niets nieuws onder de zon. En Johannes vertelt: er werden zeven zegels geopend. De Prediker oordeelt: alles is in beweging en toch komt alles niet verder. Er is schijn van stilstand. En Johannes laat ons zien: er is geen stilstand, alles wordt rijp voor het einde, er is een opklimming van dag tot dag. Elke dag is er wat nieuws, want elke dag is een stap naar het grote gericht.

En toch heeft Johannes gezien hoe er telkens de stilstand is. Hij houdt de hemel in het oog en hij ziet wat de hemel doet, hij meldt die altijd voortgaande beweging van de hemel, al maar meer bliksems en al maar meer donderslagen. Al maar meer zegels, die geopend werden. Johannes schijnt van geen stilstand te weten. En toch weet hij ervan. Want als het zevende zegel geopend moet worden, als het laatste zegel geopend wordt, dan moet het immers komen, dan moet de beweging van de hemel heel de aarde bewegen.

Dat zal het allergeweldigste zijn, nu komt de grote schok van boven af. Maar als het zevende zegel geopend wordt, dan gebeurt er niets. Want toen het zevende zegel geopend werd, was er in de hemel een stilzwijgen van ongeveer een half uur. Geen donderslagen en geen bliksems en geen engelen die uitgaan om oordelen uit te storten, geen beweging, die het einde brengt, maar een stilzwijgen in de hemel. Het schijnt uit te zijn met de beweging daar boven.

En zo reiken hier elkaar de hand: de Prediker die zei, dat er niets nieuws was onder de zon en Johannes die zag dat het maar niet ophield met het openen van de zegels. Want de Prediker zegt: in al die onrust van de wereld, is de aarde toch in rust. Er is niets nieuws onder de zon. Maar Johannes die op de hemel let, moet daar schrijven: de hemel is in schijn van stilstand gekomen. Er is daarboven nu een stilzwijgen. Er is niets nieuws boven de zon.

Dat van de Prediker is zwaar om te dragen. Al dat bewegen op de aarde brengt geen verandering. Alleen de ijdelheid blijft. Maar dat van Johannes is nog moeilijker te dragen. Als de hemel gaat zwijgen dan zijn we hier op aarde verloren. En nu is dat van Johannes geen diepzinnige gedachte zonder werkelijkheid. Christus heeft ook dat zevende zegel geopend en zo kwam telkens en telkens de hemel in schijn van stilstand. Het is barre werkelijkheid.

Ach, dat zwijgen van de hemel. De heiligen van alle eeuwen hebben het daar benauwd onder gehad. En als de strijd zwaar werd tegen de heilige stad en als heel de aarde in beweging kwam tegen het Koninkrijk van God, dan ging het geroep van de kerk omhoog: o God, houdt U niet doof. Waarom is de hemel niet in beweging? Dat hebben we ook weer in dit jaar beleefd: er was in de hemel een stilzwijgen. De aarde was in beroering, de ene golf na de andere sloeg over de wereld heen. Maar de hemel heeft gezwegen. De heiligen worden vervolgd en gemarteld. De strijd wordt zwaar tegen de heilige stad. God is dood, staat er te lezen op de straten. En de mensen zijn in beweging, want de hemel is in rust, de hemel zwijgt. God houdt Zich doof, zoals Hij Zich doof hield al die 120 jaar dat Noach heeft gepredikt.

We hebben nu 1936 gehad en we krijgen straks om 12 uur 1937 en zo zal het doorgaan zolang het stilzwijgen in de hemel aanhoudt. En dan hebben zij gelijk die zeggen: komt laat ons vrolijk zijn, want we hebben de tijd, er komt nog een eindeloze jarenreeks, de beweging gaat door. Ja, de beweging gaat door en het zal blijven doorgaan eeuw na eeuw, zolang de hemel zwijgt. Het zal doorgaan heel dat halve uur, heel die wereldtijd, totdat de tijd daar is en de hemel spreken gaat.

De Prediker heeft het gezien: stilstand op de aarde. En Johannes heeft het voorzegd: stilstand in de hemel. En zo leeft dan de kerk op aarde. Ach, zeggen sommigen, het zal altijd zo blijven. En ze riepen in Petrus' dagen: waar is de dag van zijn toekomst. Want van de dagen dat de vaderen ontslapen zijn, blijven de dingen zoals ze waren.

En dan wordt de strijd tegen de heilige stad al zwaarder en het zwijgen van de hemel al moeilijker te verduren. Het zuchten van de heiligen gaat omhoog: hoe lang nog, o Heere? Maar tot die benauwde gemeente komt dan dat woord: ja, de aarde is in stilstand. De beweging brengt niets nieuws onder de zon, behalve de ondergang van de heilige stad. En de hemel schijnt ook in stilstand gekomen te zijn. Want er is een stilzwijgen en het duurt nu al een half uur.

Maar het einde van alle dingen is nabij. Ik behoef u dat woord niet te verklaren. Het wil niet zeggen: het einde van alle dingen komt nog vandaag of anders morgen. Petrus wist ook niet de dag van de wederkomst.

Het betekent dit: alles is nu gebeurd, wat gebeuren moest. Christus is geboren en gestorven. Christus is nu opgestaan en opgevaren naar de hemel. Christus heeft Zijn Geest uitgestort en Hij doet Zijn Evangelie prediken tot aan het eind der aarde. De hemel zal nu niet meer spreken totdat het laatste woord gesproken zal worden en Christus Zijn engelen gebieden zal om uit te gaan naar de vier hoeken der wereld.

We zijn nu in het laatst der dagen en we hebben niets meer te wachten dan dat éne: de dag van de wederkomst. En die dag kan komen, want Hij zal komen als een dief in de nacht. Voor we het weten begint de hemel weer te spreken, voor we het weten is het half uur zwijgen ten einde.

Zo is het einde van alle dingen nabij. En zo mogen we het verstaan, ook dat zwijgen van de hemel. Zo weten we: we hebben niets meer te wachten dan het einde. En daarom: het einde van alle dingen is nabij. Het kan komen. Iedere eeuw kan de laatste zijn. Het duurt wel lang, maar het zal niet langer duren dan een half uur. Duizend jaren zijn voor de Heere als een dag, en een dag is voor Hem als duizend jaar.

Ik vraag u daarom te letten op de tekenen van de tijd. Want de Heere is geduldig. Noach moest 120 jaar preken. Het duurde lang. De hemel zweeg. Totdat Noach in de ark ging en het water kwam en verdierf ze allen. Zo is het nu nog het half uur van Gods geduld. De hemel zwijgt en het duurt lang. Maar het kan zo komen. Het einde van alle dingen is nabij.

Weest dan nuchter en waakt in de gebeden. Dat is het Woord van God in de tijd. Want ze zijn niet nuchter en ze waken niet. Ze leven in een roes. Ze leven alsof er nooit een eind aan komt. Even zeggen ze: niets bestendigs, hier beneden. Even horen ze de Oudejaarsavondklokken luiden en is er verstoring zelfs op het vrolijkste feest.

Maar dan valt de muziek weer in. Oudejaarsavondklokken hebben ze wel gehoord en ze denken allen even aan hun eigen dood, maar het Woord van God horen ze niet over de wereld gaan. Ze leven alsof er aan deze wereld geen einde komt. Ze leven in de roes, niets slechts in die letterlijke roes van het leven van plezier. Ach nee, menig zakenman leeft in de roes van het zakenleven. Hij leeft en hij handelt en hij maakt de rekeningen op, alsof er aan het zakenleven nooit een einde komt.

Zo is er overal om ons heen het leven in de roes. De een leeft zijn roes in zijn arbeid, de ander in zijn ontspanning, in zijn gezin, in de gezellige huiskamer, in de sport, in de techniek, in de wetenschap, in de kunst, overal zien we het leven alsof er nooit een eind komt, aan het huwelijk en aan de arbeid en aan de wetenschap en de kunst en de gezelligheid.

Maar het einde van alle dingen is nabij, het eind van uw arbeid, uw huwelijk, uw gezin, uw huiselijk leven, uw techniek, o machtige mens van vandaag, uw wetenschap, uw bedrijf, uw wereldbeheersing, uw kracht en uw schoonheid.

Het einde van alle dingen is nabij, weest dan nuchter, mijn broeder en mijn zuster, en waakt in de gebeden. Leeft niet in de roes, maar wees bereid. Blijft nuchter en wakker. En laat uw hele leven een nuchter leven zijn. En laat het geheel gedragen worden door het waken in de gebeden.

Leef niet alsof er geen eind aan komt, leef niet alsof er niet meer is dan de onrust en de bewegelijkheid van de aarde. Let op de hemel. Er is nu een stilzwijgen, maar straks gaat de hemel spreken en dan verschijnen er donderslagen en bliksems uit de troon, en een stem van vele wateren. En dan zal de hemel de aarde bewegen. Dan zal het van boven beginnen. Dan scheurt het hemeldak open en zullen alle ogen de Christus zien met zijn vele duizenden van engelen.

Weest dan nu nuchter en waakt in de gebeden. U kunt het éne als u ook het andere doet. Laat uw leven een nuchter leven zijn en laat er zijn een volharden in het gebed. Als het een vertraagt dan vertraagt ook het ander.

Het is vanavond weer een Oudejaarsavond. Misschien is er iets van de roes in uw leven geweest. Misschien was het een leven in de roes, een leven alsof er geen eind aan komt in uw bedrijf en arbeid, in uw geldzorgen en gezinsleven. Misschien was het een roes in uw verloving en uw huwelijk, misschien een roes, ik weet niet hoe, in uw verlangen en begeren, in uw jachtige leven, misschien zelfs een roes in uw traagheid en luiheid, in uw onverschilligheid en afkeer van de Heere.

Hoor dan nu het Woord van God door de Oudejaarsavondklanken heen: het einde van alle dingen is nabij, weest dan nuchter en waakt in de gebeden. Het einde van alle dingen is nabij, het duurt misschien wel lang, maar het zal toch komen als een dief in de nacht en wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.

Wie volharden zal in de gebeden en in de heiliging, wie niet zal leven in de roes, maar wie op het einde bedacht is, wie niet vertraagt in zijn gebed, maar wie tot de Heere roept dag aan dag, die zal behouden worden als het einde komt.

Houd ons gemoed voor u bereid
opdat het blij Uw komst verbeid',
daar 't in een stil vertrouwen leeft
dat Gij ons onze schuld vergeeft.

Gez. 9 : 4

Zo heeft het wereldeind betekenis voor ons gebed. Want het einde van alle dingen is nabij. Leef daarom niet in de roes, alsof er nooit een einde komt. En als uw leven dan niet is een leven in een roes, als u dan uw Heer verwacht, waakt dan in de gebeden opdat u toch niet valt in de verzoeking van de roes, opdat u biddend op uw Heer blijft wachten.

2. Maar ons gebed heeft ook betekenis voor het wereldeinde. Ik wil nog in het kort daarop wijzen.

Want het einde van alle dingen komt, als de gemeente waakt in de gebeden. Johannes laat ons dat zien in datzelfde visioen waarin hij vermelding maakt van dat stilzwijgen in de hemel van ongeveer een half uur. Het is benauwend als de hemel zwijgt en in schijn van stilstand is gekomen.

Maar aan het einde van dat halve uur, komt toch weer de hemel in beweging op het gebed van de gemeente. Want in de hemel is alles klaar voor de laatste bazuin, daar boven is het einde van alle dingen reeds nabij. Want Johannes ziet de zeven engelen, die voor God stonden en hun werden zeven bazuinen gegeven. Maar ze blazen niet op de bazuinen. Ze wachten nog.

Maar dan komt er een andere engel en staat aan het altaar, die heeft een gouden wierookvat en hem werd veel reukwerk gegeven. En dan staat er: opdat hij het met de gebeden van alle heiligen zou leggen op het gouden altaar dat voor de troon is.

En de rook van het reukwerk met de gebeden van de heiligen, ging op van de hand van de engel voor God. Het einde van alle dingen is nabij, maar het komt niet zonder het gebed van de heiligen. Op het gebed van de gemeente zal de Heere komen. Het gebed van de kerk is van betekenis voor de wereld. Door het gebed der kerk zal de Heere het einde van alle dingen doen aanbreken.

Ach, dat gebed is niet in tel. De grootvorsten van de wereld rekenen niet met het gebed van de kerk. Die rekenen met macht en kracht en wijsheid en wetenschap. Maar ze rekenen niet met die kleine gemeente die intussen aan het bidden is, misschien in een hoek achteraf. En in die gemeente zelf is ook de geloofskracht bij dat bidden dikwijls zo gering. Daar leeft telkens de gedachte, dat God op het gebed bijvoorbeeld wel een zieke geneest of op het gebed wel in moeilijke omstandigheden te hulp wil komen.

Maar daar leeft niet altijd sterk het geloof, dat God op ons gebed de wereld regeert en dat op ons gebed de zegels geopend worden. Zo wordt het ons in de Schriften geleerd. Op ons gebed beweegt God de wereld. Op ons gebed keert Hij de wereld om. Op ons gebed maakt Hij de geschiedenis.

Hij wil dat er uit Zijn gemeente een gedurig gebed opgaat voor Zijn troon, een gebed om de volkomen overwinning, een gebed voor de kerk, voor het Koninkrijk van God, een gebed om de glorie van onze God. Dat is het gebed dat door de gemeente gebeden wordt van de dagen van de Apostelen aan, nu sterk en dan weer zwak, nu eens aanbidding van de heerlijkheid des Heeren en lofzegging voor Zijn aangezicht en dan weer het benarde gebed uit de benauwdheid.

Dat is het gebed dat opgaat uit de worsteling van de kerk, het wordt gebeden overal waar een strijdende kerk haar strijd op aarde strijdt, haar strijd voor de waarheid in de wereld en soms ook in de kerk. Dat is het gebed waarin het Koninkrijk van God geweld wordt aangedaan. En op dat gebed komt het einde van alle dingen. Op dat gebed komt de hemel weer in beweging. We kunnen het lezen in dat hoofdstuk uit Openbaring.

De engel neemt dat wierookvat waarin de gebeden van de heiligen zijn en vult het met het vuur van het altaar en werpt het op de aarde. En dan staat er: er geschieden stemmen en donderslagen en aardbeving. En dan bereiden de zeven engelen die de zeven bazuinen hebben zich voor om te bazuinen. En dan gaan ze bazuinen omdat het reukwerk van de gebeden is opgegaan.

Ze bazuinen en op elke bazuinstoot wordt de beweging geweldiger; er komt hagel en vuur en een derde deel van de bomen verbrandt, een brandende berg wordt in de zee geworpen en een derde deel van de zee is bloed geworden en een derde deel van de schepen is vergaan. En dan valt er een brandende ster uit de hemel en een derde deel van de rivieren wordt geslagen, zodat het water bitter wordt. En een derde van de zon en maan en sterren wordt verduisterd.

En dan gaan de drie andere engelen bazuinen en dan komen de oordelen, het éne na het ander. En als dan de zevende engel gebazuind heeft, dan komt het einde, dan geschieden er grote stemmen in de hemel, zeggende: de koninkrijken van de wereld zijn geworden van onze Heere en van Zijn Christus en Hij zal als Koning heersen tot in eeuwigheid.

En dan zullen de vierentwintig ouderlingen (dat is de kerk) op hun aangezichten neervallen en God aanbidden. Zo komt het wereldeind op ons gebed. Het komt als de gebeden van de heiligen zijn opgeklommen tot God. En daarom zijn die heiligen getroost. Ze hebben de stem van het Woord gehoord: weest dan nuchter en waakt in de gebeden.

Maar nu weten ze het ook: er mag nu in de hemel zijn een stilzwijgen van omtrent een halve wereldtijd, het mag nu zwaar zijn onder die zwijgende hemel, maar op ons gebed zal toch die hemel weer in beweging komen, als op ons gebed de zeven engelen bazuinen zullen.

Gemeente, dat is nu onze troost: De beweging op aarde gaat weer verder. Er is weer een jaar voorbij. En wij staan nu midden in die bewegende aarde en straks gaat ook ons leven voorbij. En er is niets nieuws onder de zon. De beweging van de aarde brengt wel onrust in ons hart, maar kan geen verlossing brengen.

En zo gaan de oudejaarsavondklokken luiden over onze hoofden: ijdelheid der ijdelheden, het is alles ijdel. Maar we horen ook de stem als een stem van vele wateren, we horen het Woord van God uit de troon van het Lam: de hemel is nu in schijn van stilstand gekomen, maar de beweging van de hemel zal verlossing brengen.

Er komt straks wat nieuws onder de zon: Mijn Heere Jezus Christus met zijn vele duizenden van engelen. Daarom, u, die de strijd strijdt in al de bewegingen der aarde, vreest ook vanavond niet en laat uw hoofd niet hangen in droeve heimwee naar wat voorbij is, maar heft uw hoofden omhoog en zingt vrolijk in de Heere.

U zult niet ondergaan, het einde van alle dingen is nabij. Waakt dan in de gebeden en laat dit uw gebed zijn in de laatste uren van dit jaar:

Amen, ja kom, Heere Jezus.

Amen.