Preek van ds.J.W.Tunderman

Gehouden te Aduard

17 Maart 1940

89 : 12
17 : 3a

Schriftlezing:
Zephanja 3 : 1 - 12

Het oordeel over Jeruzalem

3:1 Wee de rebelse, de besmette,
de stad die onderdrukt!
2 Zij luistert niet naar de roepstem,
geen vermaning aanvaardt zij.
Op de HEERE vertrouwt zij niet,
tot haar God nadert zij niet.
3 Haar vorsten zijn in haar midden
brullende leeuwen.
Haar rechters zijn avondwolven,
die tegen de morgen niets meer te knagen hebben.
4 Haar profeten zijn lichtzinnig,
mannen vol trouweloosheid.
Haar priesters ontheiligen het heilige,
zij doen de wet geweld aan.
5 De rechtvaardige HEERE is in haar midden,
Hij doet geen onrecht.
Elke morgen brengt Hij Zijn recht aan het licht,
er ontbreekt niets aan.
Maar wie onrecht doet, kent geen schaamte.
6 Ik heb heidenvolken uitgeroeid,
hun hoektorens zijn verwoest.
Ik heb hun straten leeggemaakt,
niemand trekt er nog doorheen.
Hun steden liggen in puin;
er is niemand meer,
geen enkele inwoner.
7 Ik zei: Nu zult u Mij zeker vrezen,
u zult de vermaning aanvaarden,
opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden,
hoe Ik haar ook gestraft zou hebben.
Toch waren zij er vroeg bij,
zij hebben totaal verderfelijk gehandeld.
8 Daarom, verwacht Mij, spreekt de HEERE,
op de dag dat Ik opsta om buit te halen,
want Mijn oordeel is de heidenvolken te verzamelen,
de koninkrijken bijeen te brengen,
om over hen Mijn gramschap uit te storten,
heel Mijn brandende toorn.
Want door het vuur van Mijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden.

Heil na het oordeel

9 Voorzeker, dan zal Ik bij de volken
de lippen veranderen in reine lippen,
zodat zij allen de Naam van de HEERE zullen aanroepen,
om Hem schouder aan schouder te dienen.
10 Van over de rivieren van Cusj
zullen zij die vurig tot Mij bidden,
het volk, overal door Mij verspreid,
Mijn offer brengen.
11 Op die dag
zult u niet beschaamd zijn over al uw daden
waarmee u tegen Mij in opstand kwam,
want dan zal Ik hen uit uw midden wegdoen
die uitgelaten zijn over uw hoogmoed.
Voortaan zult u zich niet meer verheffen
omwille van Mijn heilige berg.
12 Maar Ik zal in uw midden doen overblijven
een ellendig en arm volk.
Zij zullen op de Naam van de HEERE vertrouwen.
(Herziene Satenvertaling, 2010)

Tekstlezing:
Luc. 23 : 39 -43

39 En een van de misdadigers die daar hingen, lasterde Hem en zei: Als U de Christus bent, verlos dan Uzelf en ons.
40 Maar de andere antwoordde en bestrafte hem: Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis ondergaat?
41 En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig wat wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.
42 En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent.
43 En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. (Herziene Statenvertaling, 2010)

22 : 12, 13 en 16
68 : 2
Luc. 23. : 39-43
Aduard
17-3-'40

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Telkens als het lijden van Christus ons gepredikt wordt, zien we hoe Gods koninklijke genade verborgen wordt in schande en machteloosheid. Christus is als de Ongeboeide verschenen in de wereld. Maar in de hof worden Hem de boeien aangelegd. Hij is gekomen om het recht van God te doen triomferen. Maar in de toeleg van het Sanhedrin zegeviert het onrecht over Hem.

Hij is bestemd om de wereld vrij te maken en te beheersen, maar tussen Pilatus en Herodes, die dienstknechten van de zonde, komt het tot een spel met Jezus Christus en zij werpen Hem elkaar toe als een speelbal van hun willekeur. Hij is de Koning van Gods genade, maar aan het kruis wordt al het koninklijke in Hem bedekt en verduisterd.

Die verberging van Christus' koninklijke heerlijkheid is zo moeilijk te verstaan voor ieder, die haar waarachtig gelooft. Wanneer we de kracht van de genade door ons ongeloof verkleinen, dan zijn we spoedig met de antwoorden gereed. De Christus moest immers door lijden tot heerlijkheid doorgaan. En dan is het waar wat we zeggen. Maar dan blijft toch de spanning van die vraag, hoe het kon, dat niemand Christus' heerlijkheid gezien heeft.

Als u groot denkt van de majesteit van God in Christus Jezus, dan kan u dit met verbazing vervullen. Wanneer we de majesteit en de soevereiniteit van Gods genade in de komst van Jezus Christus hebben geloofd en aangebeden, dan verstaan wij niet, hoe die heerlijkheid dan zo restloos verborgen kon gaan. Hoe was het toch mogelijk, dat geen mens het zag, geen Jood en geen priester, maar ook geen discipel en discipelin.

Voor Christus is deze verberging van Gods heerlijkheid in Zijn vernedering een bitter lijden geweest. Hij heeft voor Zichzelf gedorst naar het zien van Gods heerlijkheid in Zijn werken en lijden. En Hij was gekomen om de heerlijkheid van Gods genade te openbaren voor de mensen, om het Koninkrijk van God te ontsluiten, om de deuren te openen, opdat de wereld in Hem Gods heerlijkheid zou zien.

U verstaat de diepte van dit lijden, wanneer u ook verstaat de gemeenschap, die wij met dit lijden van Christus hebben. Want nu wordt weer dat Koninkrijk van Gods genade in Zijn heerlijkheid bedekt en verduisterd en door de mensen ontkend en geloochend. De Christus is nu gezeten aan de rechterhand van de Vader. Hij ging door lijden tot heerlijkheid. Voor Hem is er nu geen lijden onder de verberging van Gods heerlijkheid meer.

Maar dat lijden is voor de Zijnen gebleven. Want de Christus is toch naar de hemel gevaren, opdat Hij hier op aarde toch zou openbaren het Koninkrijk van Gods genade en het leven zou worden vrijgemaakt van de vloek van de zonde en Gods liefde zou zegevieren in de redding van de wereld. En dat triomferen van de liefde en de genade van God wordt nu niet gezien in deze tijd.

U geeft misschien een haastig antwoord: zo moet het toch naar de Schriften. U zegt daarin de waarheid. Als u zich dan maar aan deze woorden houdt. Het moet zo naar de Schriften. Maar het is voor de gelovigen moeilijk om te dragen.

Gods koninkrijk moet openbaar worden. En het wordt bedekt door duisternis. Het wordt niet gezien door de mensen. Daarin hebben wij deelgenootschap met het lijden van Christus en worden in ons vlees vervuld de overblijfselen van dat lijden, opdat wij met Hem zullen triomferen als Hij verschijnen zal in heerlijkheid.

Ik bedien u het Woord Gods over
Gods koninklijke genade in het kruis verborgen en geopenbaard

en ik spreek u van drieërlei:
eerst, hoe die koninklijke genade verborgen was,
daarna hoe ze in die verborgenheid geloof vond
en ten slotte, hoe ze werd geopenbaard.

Wij horen dan eerst, hoe die koninklijke genade in het kruis verborgen was.

Op Golgotha zijn de kruisen opgericht. Daar hangen twee moordenaars aan het hout en in het midden de Koning van Gods genade. Het spotten is niet verstomd. Het zien van het bloed heeft de haat niet geblust. In dit uur van de Satan schijnt ook alle natuurlijk menselijk gevoel te worden uitgedelgd. De Satan is gekomen om de werken van God te verbreken, om alles wat nog aan de bedoelingen van God met de mens scheen te herinneren, te vernietigen. Hier op Golgotha behaalt hij zijn triomfen. Hier kneedt hij de mensen naar zijn believen, opdat het licht van Gods welbehagen in de wereld zal ondergaan.

En zo wordt hier dan die donkerste bladzijde in het geschiedenisboek geschreven: want die voorbij gingen lasterden Hem, schuddende hunne hoofden en zeggende: u, die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, verlos u zelf. Indien U de Zoon van God bent, zo kom af van het kruis.

En desgelijks ook de overpriesters met de schriftgeleerden en ouderlingen en farizeeën, Hem bespottende, zeiden: Anderen heeft Hij verlost. Hij kan Zichzelf niet verlossen. Indien Hij de Koning van Israël is, dat Hij nu afkomt van het kruis en wij zullen Hem geloven. Hij heeft op God betrouwd. Dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel wil, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.

En hetzelfde verweten Hem ook de moordenaars, die met Hem gekruisigd waren: Indien U de Christus zijt, zo verlos Uzelf en ons. Hier wordt de liefde van God bespot en Zijn recht getart. Hier wordt Gods koninklijke genade om haar machteloosheid gehoond.

Christus is in de wereld gekomen, opdat in Hem die genade openbaar zou worden als de kracht van de Koning in de verlossing van het leven. In Hem zou toch Gods liefde de wereld herscheppen. Wie zou die genade weerstaan? En wat zou Hem de heerschappij betwisten?

Dit is toch de openbaring van onweerstaanbare genade. God openbaart in dit kruis en dit lijden toch het geweld van Zijn liefde. Christus heeft toch in dat lijden Zijn goddelijke kracht bekend gemaakt. Hoe is Hij dan toch te weerstaan?

Heel Zijn arbeid komt nu in het vuur. Hij heeft drie jaren lang Gods genade verkondigd. In Hem heeft Gods liefde de wereld opgezocht. Christus is gekomen tot de Zijnen, tot het volk, dat toch van Zijn genade had gehoord, dat opgegroeid was bij de wet en de profeten. In Israël was toch Gods ontferming eeuwenlang gepreekt. Die Joden daar rondom het kruis kenden toch Jesaja 53. Ze hadden toch het slachten van de lammeren gezien en waren bekend met de profetie van de lijdende Knecht des Heeren?

Christus heeft Zijn werk gedaan onder Zijn volk. Hij heeft ze verkondigd, dat in Hem de Vader gekomen was om de wereld te herscheppen, om de harten te vernieuwen en alle banden van de zonden los te maken, om de wereld te verlossen en om daarin de heerlijkheid van de liefde van God bekend te maken.

Hij is drie jaren bij dat volk geweest en Hij heeft dagelijks van Gods reddende genade gesproken. Daarin heeft bovenmenselijke kracht geworsteld om het behoud van dat volk. Zijn Woord en werk was herscheppend door Zijn goddelijke kracht.

Maar dat volk is grotendeels bedacht geweest op de zelfhandhaving van het vlees. Die zelfhandhaving is het werk van de Satan in de wereld. Het vlees balt zich samen tegen God, het zwelt op in zijn verzet tegen het recht en de liefde van de Vader, het is groot en geweldig geworden in zijn vijandschap tegen de herscheppende genade van God. Het is verbazend zoals het vlees zich sterk maakt tegen de woorden van Christus.

Het vlees in Israël heeft getriomfeerd tegen de Christus. Hij heeft aan de wortels gerukt, de harten aangeraakt door het blazen van de Geest uit Zijn mond. De storm van de genadeprediking heeft Israël en Jeruzalem geschud. Het machthebbende Woord van de Christus heeft de poorten beklopt en bressen in de muren gehouwen. De hele wereld liep Hem achterna en geheel Jeruzalem was vervuld van Zijn Naam. Het heeft ook gestormd in de harten van de overpriesters en ouderlingen. Wie kan Hem in Zijn Woord weerstaan en wie kan de macht van Zijn werk breken? Is deze Jezus van Nazareth niet onweerstaanbaar? Hoe dicht waren ze bij het Koninkrijk der hemelen?

Maar het vlees heeft tegen Hem toch getriomfeerd. Het leren van de Farizeeërs en Schriftgeleerden bleek toch machtiger dan het Woord van de Machthebbende. Het vlees heeft zich gehandhaafd. Het heeft het veld behouden tegenover Hem, Die gekomen was om de wereld te onderwerpen aan de heerschappij van de genade van God. De zelfhandhaving heeft het in Israël gewonnen van de liefde van God en al haar kracht en geweld in Jezus Christus.

En nu hangt Jezus aan het kruis. Hij openbaart daarin nog meer de liefde van God dan ooit in Zijn woorden. Hier vernedert Hij Zich tot in de allerdiepste versmaadheid. Hier neemt Hij niets voor Zichzelf, maar geeft Hij Zich opdat in dat offer Gods liefde de wereld herschept en Zijn genade onweerstaanbaar geopenbaard zou worden.

En in dit kruisoffer openbaart Hij de koninklijke kracht van de genade van God. Hier grijpt Hij de Satan aan om al Zijn werken te verbreken. Hier zinkt Hij door alle diepten van de zonde heen en tast Hij de duisternis af. Hij heeft de schuld van de wereld op Zich geladen en Hij schudt de last van onze zonden niet van Zich af. Hij bukt onder onze ongerechtigheid, opdat daarin Gods liefde onze zonden van ons afneemt en in Hem het schuldoffer verteert.

Hij geeft Zich als het Lam van God, opdat de genade van het kruis het verzet van ons vlees zou breken en door die liefde van God ook staalharde harten gebroken zouden worden en Zijn genade onweerstaanbaar openbaar zou worden.

Hier bij het kruis moet de wereld breken. Want hier moet ze overweldigd worden door Gods herscheppende genade. Wie zal Christus nu nog binden? En wat zal Hem nu nog in de weg treden? Is deze vernedering niet tegelijk de overwinning van de ganse wereld? Moet nu niet alle knie voor Hem buigen? En zal niet alle tong belijden, dat Jezus is de Christus tot heerlijkheid van God de Vader?

Wat kan op Golgotha Gods genade nog de weg afsnijden? Moet ze nu niet triomferend de ganse wereld vrijmaken en vervullen? En toch wordt die koninklijke genade verborgen voor de wereld. De zelfhandhaving van het vlees is zo sterk, dat ze de Christus in al Zijn liefde overwint. De Joden roepen: kom af van het kruis en wij zullen U geloven. En de moordenaars roepen mee met de schare: Verlos Uzelf en ons, indien U de Christus bent.

Gods liefde wordt niet gezien in dit kruis omdat de macht van de zelfhandhaving al het andere in de schaduw stelt. Die macht is zo geweldig, dat ze nu ook de Christus Zelf uitdagen Zichzelf te handhaven. Hij, Die Zichzelf gaf tot een offer ter verlossing van de wereld, wordt nu getart om eerst te denken aan de verlossing van Zichzelf.

Indien Hij afkomt van het kruis, dan zullen ze Hem geloven. Dat is: indien nu de Christus Zichzelf handhaaft, dan zullen ze Hem in die zelfhandhaving als hun meerdere erkennen. Het vlees wil altijd de meerderheid erkennen van die macht, die nog meer en nog krachtiger zichzelf weet te handhaven.

Indien Christus nu aan Zichzelf had gedacht, hoe zouden ze voor Hem gejuicht hebben. Alle kronen zouden Hem voor de voeten geworpen zijn en alle machten in Israël zouden Hem als de Machthebbende erkend hebben. Het totale onverloste leven zou Hem als Heer hebben begroet.

Dit is altijd de begeerte van het vlees: het wil niet verlost worden door de genade van God. Het wil zich de diepste vernederingen getroosten en zich alle machten aan de voeten werpen, indien het slechts zichzelf kan blijven in de verwerping van Gods genade.

Zo blijft Christus in Zijn koninklijke genade verborgen aan het kruis van Golgotha. Gods liefde wordt daar onthuld in het schuldoffer van onze zonden door Hem bereid ter verzoening. Maar er is geen mens die het ziet. God stelt in de overmacht van Zijn genade dat kruis in de wereld, maar er is niemand die buigt.

Daarin heeft Christus verzoenend geleden. Hij is de weg gegaan, die de Vader Hem wees. Hij heeft het verloren tegen de machten van het vlees, opdat toch Gods genade in dat kruis de wereld zou overwinnen.

Christus heeft daaronder zwaar geleden. Wie kan meten de smart, die in deze verberging door de Christus is geleden. Wat heeft Hem meer door de ziel gevlijmd dan juist die verwerping door de Zijnen. Daarin is Christus verlaten door de Vader. Gods sterkende kracht begeeft Hem. Hij hangt daar alleen aan het kruis. En de Vader werkt niet met Hem mee om de genade tot de overwinning te brengen. Hij moet in de verlatenheid worstelen, strijden in het loutere geloof, dat dit toch de weg is naar de overwinning van Gods genade in de wereld.

Voor het oog van Christus moest dan ook alles weggebroken worden, wat Hij tot nu toe had gebouwd. Dat was Zijn lijden onder het vluchten van de discipelen. En dan gaat Zijn heerlijkheid aan het kruis volkomen verborgen. Hier is nu geen mens, die iets verstaat van de genade van God in dit offer. Dat is Christus tot een verschrikking geweest. Dat was voor Zijn gelovig dienen van de Vader een bittere beproeving.

Gods genade moet toch openbaar worden in haar onweerstaanbare kracht. Zij moet alle weerstanden breken. En alle harten moeten toch door haar overwonnen worden en alle knie zich buigen en alle tong belijden, dat Jezus is de Christus tot heerlijkheid van God de Vader.

Aan ons worden nu de overblijfselen van dit lijden vervuld. Christus is in de heerlijkheid, maar op aarde wordt die heerlijkheid en de kracht van die genade niet gezien. Hoe wordt Gods genade weerstaan nu juist door die volken, die van die genade hebben gehoord. De wereld zinkt neer in de duisternis en de heerlijkheid van God wordt niet gezien.

Is die genade niet onweerstaanbaar? En moet ze niet alle verzet overwinnen? Nu groeit de kracht van de verwerping en nu neemt de haat toe. Nu zucht ook het leven van de volken in de donkerheid. Het is alsof God het recht van Zijn genade en liefde niet handhaaft in het leven van de wereld. Het is of Hij deze wereld prijsgeeft aan de werkingen van de boze. Dat is ons een bitterheid in de geest.

Want dit kan toch niet onze grootste pijn zijn, dat wij van de nood van deze tijd ook een houw en een stoot krijgen. Dit is onze smart, dat Gods genade wordt weerstaan en dat het leven vergaat buiten de kennis van Zijn liefde en ontferming in Jezus Christus, dat de heerschappij van Zijn genade ongedaan gemaakt wordt in het leven van ons werelddeel en dat de schatten van Zijn liefde worden vertreden.

Dit is een beproeving voor ons geloof. Want dit behoort bij de grote verdrukking van het laatst der dagen: dat wij Gods heerlijkheid niet zien triomferen in het leven, maar dat Zijn kerk wordt achteruit gezet en Zijn Woord geen geloof vindt, en dat de Satan het leven van de gedoopte volken voor zich wint.

Hier kunt u alleen overwinnen in het geloof, dat op Christus ziet. Hij is in Zijn verzoekingen onze Borg geweest voor God. Door Zijn standvastigheid is de schuld van onze zwakheid verzoend. Hij heeft toch overwonnen in Zijn lijden, ook al werd voor Zijn ogen Gods genade van alle kracht beroofd. Daarin bedekt Hij voor Gods oog ons wankelen in de strijd.

Hij is getrouw geweest, ook toen Gods heerlijkheid in Hem volkomen verborgen werd en de smaad Hem geheel overdekte. Daarin is de vergeving van al onze ontrouw. Hij heeft God vastgehouden, ook toen Hij in die nood verlaten werd. Daarmee verwierf Hij de gunst van God, opdat wij nimmermeer verlaten zouden worden.

Zo vond Christus in Zijn vernedering ook geloof in het hart van die ene gekruisigde. Wij moeten hier niet de merkwaardige bekering zien en bewonderen. Verbaas u toch hier over de kracht van de genade, die midden in de verberging toch nog geloof vindt.

Want dit staat niet in de Schriften geschreven, opdat u uw aandacht zult geven aan die moordenaar, maar opdat u Jezus Christus zult zien in de onweerstaanbaarheid van Zijn genade.

Die ene moordenaar heeft misschien eerst met de andere mee geroepen uit de kracht van de zelfhandhaving van het vlees. U moet niet gaan gissen hoe hij tot de aanbidding kwam. Ik weet er niets van hoe dit gegaan is. Ik weet alleen, dat de liefde van God in Jezus Christus hem in zijn zelfhandhaving heeft gebroken.

Deze ene gelooft de genade van God in Jezus Christus. Hij bestraft de andere moordenaar. Vreest ook u God niet, daar u in hetzelfde oordeel bent? Wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig hetgeen wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.

En dan gaat hij roepen tot Jezus: Heere, gedenk mij als U in uw koninkrijk zult gekomen zijn. In het Grieks wordt een werkwoordsvorm gebruikt, die op gedurige herhaling wijst. Hij heeft dit niet eenmaal gevraagd en onmiddellijk antwoord gekregen, maar hij is aan het roepen gegaan. Hij heeft aangehouden in zijn smeken. Hij hield niet op om Jezus te vragen: Heere, gedenk mij als U in uw koninkrijk zult gekomen zijn.

Het merkwaardige is hier niet de bekering, maar het bijzondere is de kracht van de genade van Christus, die hier het geloof heeft gewekt. Hier is in het geloof de heerlijkheid van God gezien in het offer aan het kruis. Hier werd de koninklijke genade van God in haar onweerstaanbare kracht aangebeden midden in die verberging van alle glans in de smaad van het kruis.

Alleen in dit geloof kan ons hart overwonnen worden en wordt alle verzet gebroken. Omdat er in het geloof altijd is de onderwerping aan de Schriften. Deze boosdoener is niet tot geloof gekomen door een woord van Jezus, dat hem in de ziel gevallen is. Het Woord van God aangaande de Christus heeft Hem overweldigd en hem gebonden om zich over te geven aan de gekruisigde koning van Gods genade. En daarom bidt hij nu om de heerlijkheid van de Vader te mogen zien in het Koninkrijk van Zijn genade.

Zie hier dan Jezus Christus, Die toch zelfs in Zijn vernedering de Held van Gods genade is, Die uitging opdat Hij de Satan overwon, en Die Zich liet kruisigen en smaden in Zijn machteloosheid, opdat Hij toch alle krachten van de zonde zou verbreken.

Hij is nu in Zijn heerlijkheid de Koning, Die overwon en Die nog dagelijks overwint in het leven van de Zijnen. Hij wil u vrijmaken van alle macht van de ongerechtigheid en u uitleiden uit de betovering van het ongeloof, waarin wij telkens weer gevangen zitten zodat we niet meer in onszelf rusten, maar door Zijn Geest leren staan in Hem en telkens als we in ons hart Hem losgelaten hebben weer opstaan uit de zonde om Hem te geloven.

En dan wordt daarin de kracht van de genade geopenbaard. Jezus Christus is toch onweerstaanbaar. En Zijn genade is toch een genade, die koninklijk overwint. Een is er die zich toch gewonnen moet geven aan het geweld van Gods liefde, in het kruis geopenbaard. Het is de uitverkiezende genade van God, die deze mens tot de onderwerping brengt.

Daar wordt heel zijn zelfhandhaving stuk gebroken. Als een bruut had hij zich door het leven geslagen als een man, die voor niets opzij ging. En nu is dat alles stuk geklopt onder de hamer van het Woord van God en eindigt hij zijn strijd tegen de vrijmakende heerschappij van de genade van God in de volle overgave van zijn verspeelde leven: Heere, gedenk mij als U in Uw koninkrijk zult gekomen zijn.

En dan neemt Christus dit leven aan. Hij werpt het niet van zich weg om de walgelijkheid van zulk een verzondigd leven. Hij schaamt Zich niet om die gekruisigde misdadiger een broeder te noemen: voorwaar zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.

Daarin handhaaft Christus niet Zichzelf, want Hij geeft Zich over in de dood om zondaren zalig te maken. Maar Hij handhaaft de soevereine liefde van God, Die overwint tegen alle geweld van de duivel. Hij leeft hier worstelend vanuit het welbehagen van de Vader: Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader Hem trekke. En: die tot Mij komt, zal Ik geenszins verwerpen. Want niemand uit degenen, die de Vader Mij gegeven heeft, zal verloren gaan.

Gods welbehagen triomfeert daar in de duisternis van Golgotha. En dat welbehagen zegeviert ook in de duisternis van de grote verdrukking en in de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal. Hier wordt de kracht van mijn ongeloof gebroken door de onweerstaanbare kracht van Gods koninklijke genade. Want Gods genade schijnt wel overwonnen te worden door de werken van de Satan. Het is alsof God deze wereld prijsgeeft aan het geweld van de zonde.

Maar Gods welbehagen zal ook van deze tijd de kroon ontvangen. Al wat de Vader Hem gegeven heeft wordt ook vandaag getrokken. En niemand uit de Zijnen zal verloren gaan in de stroom van het ongeloof ook in onze eigen harten.

Want het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand gelukkig voortgaan. Hij verbergt Zich nu in de openbaring van de kracht van Zijn genade. Het leven wordt al meer vrijgemaakt van de heerschappij van Zijn Woord. Het is benauwend als u ziet, hoe de liefde van God verworpen wordt.

Maar in deze verdrukking is Hij ons toch nabij om midden in de verberging Zijn genade in haar onweerstaanbaarheid te openbaren. En zo zullen wij door Zijn kracht volharden, totdat Hij verschijnen zal in heerlijkheid en wij met Hem verheerlijkt worden.

Dan zal aller oog Hem zien en in Hem de heerlijkheid van God, die overwon.

Amen.